zaterdag 31 oktober 2009

22e zondag na Trinitatis

Caravaggio (1573–1610): De inspiratie van Matthëus -1602-
San Luigi dei Francesi, Rome



Mattheüs 18 : 21 – 35 De onbarmhartige knecht


In deze perikoop gaat het weer over het vergeven van schulden. (Zie ook de perikoop voor de 19e zondag na Trinitatis).
In het 17e hoofdstuk van het Mattheüs-evangelie vinden we eerst de Verheerlijking op de Berg en daarna begint Jezus zijn apostelen te onderrichten (vanaf 17:24). Hier en verderop in het 18e hoofdstuk vinden we bekende passages zoals:

‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.’ (18:3)

‘Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken?’ (18:12)

‘Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Ik verzeker het jullie nogmaals: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren.’ (18:18-19)

‘Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden.’ (18:20) (NBV)

Dan vraagt Petrus hoe vaak hij iemand moet vergeven. Een typische vraag die je misschien van een schriftgeleerde zou verwachten. Zeven maal betekent zoiets als: ‘veel’. 'Zeventig maal zeven maal' betekent ‘nog meer’. Het lijkt zelfs een oneindig getal. Het getal 7 staat voor de volmaaktheid in Gods wegen en handelen. Het getal 70 is dat van de verantwoordelijkheid gedurende het hele leven.
Rudolf Steiner: ‘Zeven is het getal van de perfectie. (…) Wanneer de mens alles wat hij nu nog als kiem in zich draagt zal hebben ontwikkeld, zal hij een zevenvoudig wezen zijn, in zijn soort perfect. De zeven heerst in de wereld van de kleuren, in de regenboog; in de wereld van de klank, de toonladder. Overal in de wereld van het leven kan de zeven worden gevonden als een getal van perfectie.'
Zeven maal zeventig maal zou misschien mogen worden opgevat als ‘zo vaak als het voorkomt’, of misschien ook wel als: ‘tot dat je perfect bent’. Is het niet zo dat we een medemens aan de ene kant moeten nemen zoals hij is, maar dat we aan de andere kant de medemens ook moeten nemen zoals hij eigenlijk zijn wil? (Het laatste is een uitspraak ooit gedaan door Wim Veltman)

Christus vertelt een gelijkenis waarin een knecht, van wie eerst zelf de schuld is kwijt gescholden, zelf zijn schuldenaren niet vergeeft.
Dit beeld kan in de RO-les met de leerlingen van de hogere klassen het best met concrete gegevens besproken worden. De knecht heeft bij zijn heer een schuld van 10.000 talenten. 1 talent was 6000 denaries. Een denarie was een dagloon. De schuld betekende 60.000.000 dagen (dat is meer dan 164.000 jaar) dag in dag uit werken zonder een enkele vrije dag! (60.000.000:365). Wanneer je leerlingen dit vertelt (laat uitrekenen) wordt het hen in ieder geval duidelijk dat het in deze gelijkenis om een forse schuld gaat. Er is sprake van een schuld, die in een leven niet is af te lossen. Deze schuld wordt de knecht echter kwijt gescholden.

Wat zou er gebeuren als jezelf om vergeving van je schulden vraagt, maar niet aan anderen hebt kunnen vergeven? 'Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren', luidt een regel van Het Onze Vader, het gebed dat Christus –de Logos, het scheppende Woordwezen zelf- ons heeft gegeven. Gemeenschappen vormen zich in het gebied van het gewoonteleven, van het etherische. Dat is het gebied waarin het vergeven van schulden zijn werking heeft. Zo moet in de toekomst ook een gemeenschap in Christus ontstaan, waartoe allen zullen behoren die de kracht van Christus in zich voelen. Het etherlichaam is de drager van het oude karma van de mens. De reine ethergestalte van de Christus zal de mens voorgaan in deze gemeenschap. Deze reine ethergestalte hebben drie leerlingen als eerste kunnen schouwen bij de ‘Verheerlijking op de Berg’, net even eerder in het Mattheüs-evangelie. Het evangelie volgens Mattheüs verhaalt het gesprek dat Christus en de drie leerlingen Jacobus, Petrus en Johannes voeren wanneer zij van de berg afdalen na de 'Verheerlijking':

‘De leerlingen vroegen hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden toch dat Elia eerst moet komen? Hij antwoordde: ‘Elia zou inderdaad komen en alles herstellen. Maar ik zeg jullie dat Elia al gekomen is, ze hebben hem alleen niet herkend, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ Toen begrepen de leerlingen dat hij op Johannes de Doper doelde.‘ Mattheüs 17:10-13 (NBV)

Vooral het laatste vers (17:13) toont aan dat deze woorden van Christus ook een onderricht in de wetten van karma en reïncarnatie zijn. Hij is namelijk de Heer van het Lot, de Heer van het Karma, van het door de verschillende levens zich ontwikkelende Ik. Het Ik van de mens is namelijk de gave van Christus, de Christuskracht in ons. Door in ons innerlijk de aansluiting te vinden bij de in het aardrijk binnen gevloeide krachten van het Mysterie van Golgotha is aan de mens de mogelijkheid gegeven om te leren te vergeven. Door inzicht in wetten van het karma en daardoor het vermogen tot het actieve vergeven bouwt de mens mee aan het komende Rijk van Christus.

Wanneer de mensenziel de Christuskracht in zich wil opnemen, zal hij successievelijk leren niet anders dan mild te oordelen over zijn medemensen. 'Ook ik veroordeel u niet. Ga heen. Zondig voortaan niet meer', is het enige wat Christus zelf zegt tegen de overspelige vrouw [= de mensenziel (Joh. 8:2-12)]. Dat kan een voorbeeld zijn. Wanneer wij anderen hun schuld kunnen vergeven dragen wij bij aan het stichten van het nieuwe Godsrijk, de nieuwe levensgemeenschap in Christus. Door Zijn daden op Golgotha heeft Hij de schuldenlast van de mensen op zich genomen, de schuld dat de mens zich heeft ingelaten met de luciferische krachten. Elk mens draagt in zijn organisatie de invloed van Lucifer. Dat werd de erfzonde genoemd. Daardoor is de mens ook toegankelijk voor de invloed van ahrimanische en nog andere demonische wezens. Wat weerhoudt de ene mens er dan eigenlijk van om de ander zijn schuld te vergeven?

Terugkomend op het getal 7. Zoals al vermeld, is zeven het getal van de perfectie, bijvoorbeeld het einde van de mensheidsontwikkeling, wanneer de mens alle zeven wezensdelen zal hebben geïndividualiseerd. Nu leeft de mens nog onder het getal 4. Het getal van perfectie 7 heerste in de scheppingsdagen, heerst nu in de kleurenwereld van de regenboog, de wereld van de tonen in de toonladder en elders in de wereld van de levenskrachten. Het priemgetal 7 staat voor het goddelijke in de natuur.
De mens kent de zeven soorten wil : het instinct is gebonden aan zijn fysieke organisatie. Hij kent de drift als wil werkend vanuit het etherlichaam, de begeerte uit het astraallichaam. Pas door het Ik ontstaat het bewuste motief, de motivatie. Hier zijn we pas bij het getal 4. Bij het ontwikkelen van de hogere wezensdelen Geestzelf, Levensgeest en Geestmens –die op dit moment in de ontwikkeling slechts in kiem in ons aanwezig zijn en nog onder de hoede van hogere geestelijke wezens- kent de mens ook wens, voornemen en besluit als hogere vormen van wil. Zijn die wezensdelen en daarmee alle vormen van wilskracht door de mens geïndividualiseerd dan is misschien de perfectie bereikt. In de duisternis van onze wil dragen wij ook onze schuld en de impuls om die schulden in te lossen -karma. Misschien moeten wij daarom 70 x 7 maal schulden vergeven. Totdat ook wijzelf perfect zijn, zonder schulden.

De zeven regels van het kindergebed in de Handeling hebben elk betrekking op een van deze zeven vormen van wil, beginnende bij het fysieke 'zich verheffen' en dan in zeven stappen opstijgend tot en met het toekomstige 'dan zal Hij met ons zijn' wat is gelieerd aan het besluit, dat samenhangt met de Geestmens in ons.
Rudolf Steiner vertelt in een voordracht over de betekenis van de liefde, dat het voor de mens heel moeilijk is om werkelijk iets uit mensenliefde te doen, omdat het handelen uit werkelijke liefde voor de mens zelf niets oplevert. De daden die uit liefde gedaan worden zijn slechts een afbetalen van het voorschot dat de Christus heeft gegeven door Zijn daden op Golgotha. In dit licht kan men zich voorstellen dat in de Handeling vlak voor het kindergebed niet voor niets de woorden klinken: 'Christus is de leraar van de mensenliefde.' De liefdedaad van de Christus is ons als voorbeeld gesteld voor het ontwikkelen van de wil.


Bronnen:
K.Weigand: De betekenis van getallen in de Bijbel
Rudolf Steiner: Occulte tekens en symbolen - voordracht Stuttgart 15 september 1907
Emil Bock: Rudolf Steiner - Studien zu seinem Lebensgang und Lebenswerk Stuttgart 1967, blz.221
Rudolf Steiner: Algemene Menskunde – 4e voordracht
Rudolf Steiner: De Liefde en haar betekenis voor de wereld voordracht 17-12-1912 - Uitgeverij Christofoor, Zeist