maandag 15 november 2010

Dodenzondag (laatste zondag van het kerkelijk jaar)

Van Eyck (1390-1441): Aanbidding van het Lamgods
klik op de afbeelding voor een vergroting
bron: www.statenvertaling.net

De laatste zondag van november is ook de laatste zondag van het kerkelijk jaar, op de 1e advent begint het nieuwe. De novembermaand was in de agrarische maatschappij de slachtmaand, de oogst was in de herfst binnengehaald en de akkers waren omgeploegd. Een boer kon slechts zoveel stuks vee houden als hij met de opbrengst van zijn land kon voeden. De rest van de veestapel kon worden geslacht en het vlees kon gepekeld of gerookt worden en bewaard voor de wintermaanden. De zon is vanaf 14 november aangekomen in het sterrenbeeld van de Schorpioen, het dierenriemteken vanwaar de meest tot in het fysieke doordringende krachten stammen. De scherpe klank ‘S’, heeft in dit sterrenbeeld zijn thuis. De antroposofische weekspreuken spreken in deze tijd ook over de wereld, die zonder het medeleven van de ziel van de mens slechts een kil en leeg leven kan voeren en zonder de innerlijke scheppingskracht van de menselijke ziel in zichzelf de dood slechts zou vinden.
Traditioneel worden in november de overledenen herdacht. In de (Duitse) Protestante kerk op de Dodenzondag en in de Katholieke traditie op Allerheiligen en Allerzielen, 1 en 2 november. De maand waarin het zonlicht zo ver weg lijkt en er nog geen licht aan de horizon gloort, zoals in de Advent, is de wereld van de nacht, van de geest het meest dichtbij.

Als perikooplezing kan er op deze zondag gekozen worden uit twee teksten uit het boek Openbaringen, uit de hoofdstukken 7 of 21.

1.
Openbaring 7 : 9 – 17

De apostel Johannes heeft dit Bijbelboek Openbaring geschreven op het eiland Patmos. Rudolf Steiner heeft door zijn geesteswetenschappelijk onderzoek gevonden dat de discipel Johannes eerst onder de naam Lazarus in het evangelie voorkomt. Hij is de leerling die de Heer lief had. Deze leerling wordt door de Christus ingewijd op een nieuwe manier. Dat is het verhaal van de opwekking van Lazarus. Bij deze inwijding ervaart Lazarus dat het Christuswezen niet meer op de zon is maar op aarde. Johannes heeft het vermogen om in de geestelijke werelden te schouwen.
Het boek Openbaring -de Apocalyps- vertelt over het verleden van de aarde en over de toekomst ervan. Het gedeelte uit het zevende hoofdstuk, dat we deze zondag lezen, geeft al een toekomstbeeld.
Mensen uit alle volken, rassen en talen staan om de troon van het Lam (= Christus) en ze zijn gehuld in witte gewaden. Dat laatste wil zeggen dat zij hun wezensdelen hebben gereinigd van de sporen van de negatieve invloeden van de Zondeval. Zij hebben de schuld, die de mensheid op zich heeft genomen voor de ontwikkeling tot een Kosmos van de Liefde, kunnen inlossen. Het kan ons voorkomen dat in dit toekomstvisioen gerealiseerd is wat in het Onze Vader nog als bede klinkt: Uw naam worde geheiligd, Uw rijk kome tot ons, Uw wil geschiede…

Ook de engelen zullen om de troon van het Lam staan, evenals de Oudsten en de Vier Dieren, een beeld uit het 4e hoofdstuk. Rudolf Steiner verwijst bij het beeld van de 24 Oudsten naar het verleden, naar vroegere tijdperken waarin hogere hiërarchische wezens hun mensheidsstadium hebben doorgemaakt. De Oudsten zijn vierentwintig mensheidsleiders, die werken vanuit de geestelijke krachten achter de twaalf sterrenconstellaties van de dierenriem.
24 = 2 x 12 Elk van de twaalf dierenriemaspecten heeft een innerlijke en een uiterlijke kwaliteit. Zoals in zijn “Das wohltemperierte Klavier” Johann Sebastian Bach in elk van de twaalf toonsoorten zowel een deel in majeur (de uiterlijke wereld) als een deel in mineur (de binnenwereld van de ziel) componeerde. In het totaal dus ook 24 stukken. Frederik Chopin deed hem dat na in zijn “24 Etudes”.

Vier richtingen staan als het Jaarfeestenkruis in deze twaalf dierenriemtekens: Stier - Schorpioen (Adelaar) – Leeuw – Mens (Waterman). Het zijn beelden van de vier groepszielen waaruit de mensheid is voortgekomen.

Een van de vierentwintig Oudsten stelt aan Johannes een vraag. Het is eigenlijk een vraag die in Johannes’ eigen ziel leeft. Die vraag klinkt nu echter van buiten tot hem. Zo is dat in de geestelijke wereld, wat binnenin je leeft, is dan buiten je. Johannes kan dan ook geen ander antwoord geven dan: “Mijn Heer, gij weet het.” Dan krijgt hij ook het antwoord.

‘Alleen de mensen die door de school van het lijden gaan kunnen de goddelijke vonk in hun ziel opnemen. Deze vonk wordt in hen verzegeld als de kiem van een nieuwe kosmos, en zij laat hun wezen van binnenuit stralen als een bron van licht. (.....) Het bloed van Christus maakt de mens rein en helder.’ (citaat uit Emil Bock. zie voetnoot)

We kunnen ons afvragen of de woorden: 'Het Zegenende Woord' – het 'Geestlicht' – de 'Wijsheid' en de daaropvolgende woorden: 'Dank' – 'Eer' – 'Kracht' – 'Sterkte' misschien een relatie hebben met de drie eerste en de vier volgende regels van het Onze Vader, ofwel met de zeven wezensdelen van de mens, waarmee Rudolf Steiner de regels van dit gebed verbond.
Zoals al eerder opgemerkt, dan zouden deze regels uit de Apocalyps een vervulling kunnen zijn van dat gebed.
Naam: Het Zegenende Woord
Rijk: Geestlicht
Wil: Wijsheid
Brood: Dank
Vergeven: Eer
Geen Verzoeking: Kracht
Verlossing van Boze: Sterkte

Het zou ook kunnen vermoeden dat men het juist andersom moet zien, omdat dit gedeelte met Amen begint, zoals het macrokosmische Onze Vader. In het geestelijke heerst de wet van de omkering:
Amen
Naam: Sterkte
Rijk: Kracht
Wil: Eer
Brood: Dank
Vergeven: Wijsheid
Geen Verzoeking: Geestlicht
Verlossing van Boze: Het Zegenende Woord
-Nota bene: bij het Dagelijks Brood blijft “Dank” staan. Is dat de dankbaarheid naar de fysieke wereld die ons draagt en voedt? Het is een vraag voor nader onderzoek.

Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die uit de grote verschrikkingen gekomen zijn. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het lam.
Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in zijn tempel om hem te vereren. En hij die op de troon zit zal bij hen wonen.
Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen.
Want het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’


De witte gewaden zijn hierboven al genoemd. Lijden aan honger en dorst, het lijden onder de hitte van de zon, het is allemaal gebonden aan het astraallichaam, het wezensdeel waarmee kan worden waargenomen. Het Lam zal hen brengen naar bronnen van het levenswater – de levenbrengende bronnen van het gereinigde etherische (Uw Rijk kome tot ons).

Bronnen:
Emil Bock De Apocalypse - Christofoor, Zeist
Loek Dullaart: De Apokalypse - Nearchus, Assen

Aanbidding van het Lamgods (detail)

2.
Openbaring 21 : 1 – 8

Men kan ook Openbaring 21:1–8 als perikooptekst lezen. Deze tekst zou als een hoopgevende opmaat kunnen klinken op weg naar de Adventtijd.
Hierin wordt het beeld (imaginatie van Johannes) van het Nieuwe Jeruzalem geschetst. Het is een beeld van hoe het resultaat van alle aarde-ervaringen van mensen wordt meegenomen naar een volgende incarnatie van de aarde, naar een volgende aarderonde. Het boek Genesis aan het begin van de Bijbel begint met de beschrijving van de Tuin van Eden, het Paradijs, het meegenomen resultaat van de Oude Maan ontwikkeling en wat aan de aarde is vooraf gegaan. Aan het einde van de Bijbel staat de beschrijving van een stad: een kubus met twaalf poorten, beeld van de driedimensionale fysieke wereld waarin de mens zijn Ik-ontwikkeling heeft kunnen gaan. De Tronende die spreekt is natuurlijk de Christus, die zegt alle dingen nieuw te maken. Hij is de Alfa en de Omega, het begin en het einde.
Rudolf Steiner vertelt regelmatig over de toekomstige ontwikkelingsfase van de Aarde. In 1915 (3 juni 1915, Dornach - GA 162) spreekt hij erover dat in de mens nog steeds een herinnering aan Oude Saturnus, Oude Zon en Oude Maan voortleeft. Als aardemens is de mens wakker in zintuigen en voorstellingen. In zijn gevoelsleven (ziel, astraallichaam) droomt de mens. Daar heeft hij een bewustzijn als op de Oude Maan. In het etherlichaam slaapt de mens. Daar is hij een Oudezonnemens. In het fysieke lichaam is het bewustzijn nog in een diepe slaap, in een trancebewustzijn. Daar is de mens een Oudesaturnusmens. Wat in ons fysieke lichaam leeft als Oudesaturnusmens zal in de toekomst de mineralen (atomen) vormen van de nieuwe Jupiterfase van de Aarde. Wat nu in de mens slaapt (Oude Zon) zal het plantenrijk vormen, wat in de organisatie van de mens droomt zal dan het dierenrijk vormen. De huidige wereld van stenen, planten en dieren zal vergaan. De nieuwe wereld zal ontstaan vanuit het wezen van de mens, in samenwerking met de wezens van de derde hiërarchie. Zij verwerken onze halfslapende droombeelden, onze onbewuste beelden uit de slaap en onze diepslapende beelden gedurende de nacht om tot imaginaties, inspiraties en intuïties. “Hemel en aarde zullen vergaan maar mijn woorden zullen niet vergaan.”
Een van Rudolf Steiners Apocalyptische zegels heet een beeld van de Graal te zijn terwijl men er meteen de kubusvorm van het Nieuwe Jeruzalem in kan herkennen.

Rudolf Steiner: Apokalyptische Zegel