maandag 3 januari 2011

Epifanie (6 januari)

Dominico Ghirlandaio: De Doop in de Jordaan

Mattheüs 3 : 13 - 17
De Doop in de Jordaan
(klik hier voor de bijdrage uit 2009 en hier voor de bijdrage uit 2010)

In de tijd van de twaalf heilige nachten voeren de drie perikoopteksten voor 1e kerstdag, nieuwjaarsdag en 6 januari ons voor de geest dat de langverwachte komst van de Immanuel een complexe voorbereiding vergde. In Jesaja kan men lezen:

‘Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen. Boter en honing zal hij eten, totdat hij in staat is om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.’ (Jesaja 7:14-15)

Niet alleen het Joodse volk verwachtte de komst van het godswezen (het Hebreeuwse woord ‘El’ betekent ‘god’, ‘Immanu’ betekent ‘met ons’), in alle mysterieplaatsen werd uitgezien naar deze gebeurtenis.

Het is niet de bedoeling een exclusief dogma voor het christendom op te eisen. Dat zou een vergrijp zijn tegen het ware christendom, want iedereen die de feiten kent weet dat de christelijke leer ook in de oude mysteriën werd onderricht.
In de volgende door Augustinus gesproken woorden ligt dan ook een diepe waarheid besloten: 'Wat tegenwoordig de christelijke godsdienst wordt genoemd, bestond reeds bij de volkeren der oudheid en was ook reeds aanwezig in de begintijd van het mensengeslacht. Maar toen Christus als een lichamelijk wezen op aarde verscheen, kreeg de ware religie, die voordien reeds bestond, de naam christelijk.'
Waar het op aankomt is niet dat het zo genoemd wordt, maar dat we de ware betekenis van de Christusimpuls begrijpen.

uit: Rudolf Steiner Egyptische mythen en mysteriën
(GA106) – 10e voordracht, Leipzig 12 september 1908

We weten dat Christus voor het mysterie van Golgotha een kosmisch wezen was, dat buiten de aardesfeer leefde; dan hoe Christus bij de gebeurtenis van de doop door Johannes afdaalde in de daartoe voorbereide lichamelijkheid van Jezus van Nazareth en drie jaar daarin werkte; hoe dan uiteindelijk door het mysterie van Golgotha de Christusgeest zich verenigde met de aura van de aarde en sindsdien in de omgeving van de aarde is te vinden.

uit: Rudolf Steiner
Aus den Inhalten der esoterischen Stunden, III – 1913 – 1914 (GA 266c) - Esoterische Stunde, Berlijn, 17 november 1913

Dat was het geheim dat de mensen door de doop van Johannes in de Jordaan duidelijk begon te worden, dat nu de tijd was gekomen dat de rijken van de hemelen hun licht tot in het Ik gingen verspreiden, dat zij tot aan het Ik, het aardse Ik begonnen te komen.

uit: Rudolf Steiner Het evangelie naar Marcus esoterische achtergronden (GA 139)
7e voordracht, Basel 21 september 1912

In feite is de vereniging van Christus met de aarde pas door de doop van Johannes, of eigenlijk door het mysterie van Golgotha tot stand gekomen. Christus is dus de zonnegeest; we moeten Hem, voordat het mysterie van Golgotha op aarde plaats had, zien in samenhang met zijn rijk, de zon, waar Hij ook door de oude Zarathoestra werd gezocht.

uit: Rudolf Steiner Der Mensch im Lichte von Okkultismus, Theosophie und Philosophie (GA 137)
10e voordracht, Kristiania (Oslo), 12 juni 1912

Giotto di Bondone: Doop in de Jordaan

De afdaling van het zonnewezen naar de aarde zou de overwinning van de dood betekenen. Oude meesters beeldden de dood uit als de schedel onder het kruis, wat misschien ook als een verwijzing naar de Golgotha of `Schedelplaats’ kan worden begrepen. (zie afbeelding onderaan dit bericht) Rudolf Steiner heeft dit mysterie tot in detail onderzocht. Hieronder twee verdergaande citaten:

Bij deze Doop in de Jordaan, waarbij het betekenisvolle symbool van de duif verschijnt boven het hoofd van Jezus, niet slechts geïnspireerd door Christus maar door Hem direct op geestelijke wijze volbracht, doordringt iets het hele lichaam van Jezus van Nazareth tot in die delen die in de huidige mensheidsontwikkeling het meest aan de invloed van de mens onttrokken zijn: tot in de beenderen schiet iets naar binnen. Ik ga nu iets zeggen dat voor het materialistische bewustzijn van tegenwoordig waanzinnig lijkt, maar dat maakt niets uit. Tot in de botten strekt zich de werking uit. Het lichaam van Jezus van Nazareth wordt als 'doorgloeid' en 'doorvuurd' door de Christus-individualiteit, door de hoge zonnegeest. Wanneer u een bot verbrandt, dan verbrandt de kraakbeenmassa en de as van de botten blijft over. Het is, wat u zich zo kunt voorstellen, iets dat als het ware het tegenovergestelde van vuur is, maar tegelijk ook een daarmee verbonden macht, die de minerale massa van de botten en het kraakbeen bij elkaar houdt. Dat is tegenwoordig nog volkomen aan de wil van de mens onttrokken: het zou aan de wil onderhevig worden gesteld van degene die later de gebeurtenissen op Golgotha zou doormaken. De mens is tegenwoordig in staat zijn hand te bewegen, maar hij heeft niet de macht om invloed uit te oefenen op de chemische krachten binnenin zijn beenderen. Hij is in zijn beenderen gestold. Macht over de kracht om de kraakbeenmassa en de beender-as bij elkaar te houden, bezat alleen het unieke lichaam dat op aarde heeft bestaan, het lichaam van Jezus van Nazareth, door de werking van Christus. Daarmee wordt ons aangeduid, dat door het beheersen van de beenderen die kracht in de wereld kwam, die in staat is de dood van de fysieke materie werkelijk te overwinnen. Want de beenderen zijn schuld aan de dood van de mens; doordat de mens zo is gevormd en hij de vaste beendermassa in zich integreerde verstrikte hij zichzelf met het minerale van de aarde. Daardoor werd de dood hem aangeboren en daarom wordt de dood altijd afgebeeld als een skelet; zulke dingen vertegenwoordigen altijd iets rechtmatigs.

uit: Rudolf Steiner Welt, Erde und Mensch (GA 105)
10e voordracht – Stuttgart, 14 augustus 1908

Een maand later legt Rudolf Steiner het aan andere toehoorders uit:

De grote profeten waren reeds door het Christuswezen bezield. Het was een welbekend wezen in de oudere mysteriën, en overal en altijd had men gewezen op hem die zou komen.
En hij kwam! Maar hij kwam opnieuw, doordat hij zich voegde naar de historische noodzakelijkheden die ten grondslag liggen aan de evolutie. Zonder speciale voorbereiding kon hij niet incarneren in een fysiek lichaam. Hij kon slechts in een aardse gestalte incarneren wanneer een fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraallichaam een speciale voorbereiding hadden ondergaan. Er ging een zeer sterke impuls uit van de Christus, maar hij kon alleen maar incarneren wanneer een fysiek lichaam, etherlichaam en astraallichaam volkomen waren gelouterd en gepurificeerd door een ander wezen.

De incarnatie van de Christus kon dus alleen maar geschieden doordat een ander wezen verscheen dat zich zo ver had ontwikkeld. Dit was Jezus van Nazareth. Hij had zich zo ver ontwikkeld dat hij in staat was zijn fysieke lichaam, etherlichaam en astrale lichaam gedurende zijn leven zo te louteren, dat hij deze lichamen in het dertigste jaar van zijn leven kon verlaten; maar hij deed dit op zo'n manier dat deze lichamen hun levenskracht behielden en bruikbaar waren voor een hoger wezen.
Het is vaak gebeurd dat, wanneer ik vertelde dat Jezus een hoog ontwikkelingsstadium moest bereiken om zijn lichamen te kunnen opofferen, de mensen de volgende merkwaardige tegenwerping maakten: 'Maar dat is toch helemaal geen offer; men kan zich immers niets mooiers voorstellen! Er kan toch geen sprake zijn van een groot offer wanneer het erom gaat zijn lichamen af te staan aan zo'n verheven wezen!' Ja, het is inderdaad iets moois, en het offer zou ook niet zo groot zijn wanneer men het zo abstract bekijkt.
Maar ik zou hierop willen antwoorden: Laat iemand deze daad eens proberen te volbrengen. Alle mensen zouden dit offer wel willen brengen, maar laten ze het eens proberen. Men moet over uitzonderlijke krachten beschikken wanneer men zijn lichamen zo wil louteren dat deze nog levensvatbaar zijn wanneer ze worden verlaten, en vele offers zijn noodzakelijk om deze krachten te kunnen ontwikkelen. Om dit te kunnen moest Jezus van Nazareth wel een buitengewoon hoge individualiteit zijn.
Het Johannes-evangelie duidt aan wanneer Jezus zijn fysieke lichaam, etherlichaam en astrale lichaam heeft verlaten en de geestelijke wereld is binnengegaan, en wanneer het Christuswezen zich met de drie lichamen heeft verbonden. Dit is gebeurd tijdens de doop in de Jordaan. Op dat moment heeft er iets heel belangrijks plaatsgevonden in de lichamelijkheid van Jezus.
Wat ik nu ga zeggen zal een materialistisch denkend mens waarschijnlijk wederom verbijsterd doen staan. Er vond een heel bijzonder proces plaats in het fysieke lichaam van Jezus van Nazareth. Om te kunnen begrijpen wat er gebeurde op het moment van de doop, toen Christus bezit nam van het lichaam van Jezus, moeten we eerst onze aandacht richten op iets dat zeer vreemd zal lijken, maar dat niettemin waar is.
In de loop van de menselijke evolutie hebben de verschillende organen zich geleidelijk aan ontwikkeld en hun uiteindelijke vorm aangenomen. We hebben gezien hoe bepaalde structuren en functies deel gingen uitmaken van de mens toen de organen het niveau van de heupen hadden bereikt. De steeds grotere zelfstandigheid van de menselijke individualiteit ging gepaard met een verharding van het beenderstelsel. Hoe zelfstandiger de mens werd, des te meer verhardde zijn beenderstelsel, en werd ook de macht van de dood steeds groter. Dit moeten we goed onthouden om het volgende volledig te kunnen begrijpen.

Hoe komt het eigenlijk dat de mens moet sterven en dat zijn lichaam geheel en al vergaat? Dat komt doordat het menselijke lichaam iets bevat dat verbrand kan worden, namelijk de beenderen. Het vuur bezit ook macht over het menselijk beenderstelsel. De mens heeft geen macht althans geen bewuste macht over zijn gebeente. Deze macht ligt nog buiten het bereik van de mens.
Op het moment dat de Christus tijdens de Doop in de Jordaan bezit nam van het lichaam van Jezus van Nazareth vond er een verandering plaats in het beenderstelsel van dit wezen, waardoor het daarna volkomen verschilde van dat van de overige mensen. Dit was iets dat voordien nog nooit eerder was gebeurd en ook daarna tot op de dag van vandaag niet meer heeft plaatsgevonden.
Samen met het Christuswezen drong iets in het wezen van Jezus binnen, dat macht had over de krachten die beenderen verbranden. Tegenwoordig is het de mens nog niet gegeven zelf mee te werken aan de totstandkoming van het beenderstelsel. Maar de bedoelde macht van het Christuswezen drong helemaal tot in de beenderen door. Dit is mede de betekenis van de doop door Johannes. Hierdoor heeft zich iets met de aarde verbonden dat men de heerschappij over de dood zou kunnen noemen, want met het ontstaan van het beenderstelsel is ook de dood in de wereld gekomen. Doordat de macht over de beenderen bezit nam van het menselijk lichaam werd de dood in de wereld overwonnen.
Hier wordt een zeer diep mysterie geopenbaard. Iets zeer heiligs had zich door middel van de Christus verbonden met het beenderstelsel van Jezus van Nazareth. Daarom moest het ook onaangeroerd blijven, opdat het volgende schriftwoord vervuld zou kunnen worden: 'Geen van zijn beenderen zal gebroken worden.' Anders zou mensenmacht ingegrepen hebben in goddelijke krachten. We worden hier geconfronteerd met een zeer diep mysterie van de menselijke evolutie.
Hiermee komen we tegelijkertijd bij een zeer belangrijk begrip van het occulte christendom, dat ons kan tonen hoe dit christendom van de hoogste waarheden is vervuld. Hiermee bedoel ik het overige dat ons in de doop tegemoet treedt. Doordat het Christuswezen bezit nam van de drie lichamen, waarin vroeger het Ik-wezen van Jezus leefde, was er nu een wezen met de aarde verbonden dat vroeger een woonplaats had gehad op de zon.
Dit wezen was eerder met de aarde verenigd geweest tot aan het moment waarop de zon zich van de aarde had afgescheiden. Ook de Christus heeft destijds de aarde verlaten en sindsdien kon hij de aarde slechts van buitenaf met zijn krachten beïnvloeden. Op het moment van de doop verenigde de hoge Christusgeest zich weer volledig met de aarde. Voordien werkte hij van buitenaf, overschaduwde de profeten en manifesteerde zich in de mysteriën. Nu was hij in een fysiek lichaam op de aarde geïncarneerd.
En wanneer iemand vanuit een afgelegen plaats in het heelal gedurende een periode van duizenden jaren naar omlaag had kunnen kijken, dan zou hij niet alleen de fysieke aarde, maar ook de geestelijke stromingen, het astrale lichaam en het etherlichaam van de aarde hebben gezien. En hij zou ook hebben waargenomen dat er belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden op het moment van de doop door Johannes in de Jordaan en op het moment dat op Golgotha het bloed uit de wonden van Christus vloeide. Het astrale lichaam van de aarde werd hierdoor volkomen veranderd. Het nam op dat moment iets anders op; het kreeg een andere kleur. Een nieuwe kracht werd in de aarde geplant.

Wat vroeger van buitenaf had gewerkt, werd weer met de aarde verbonden, en hierdoor zal de aantrekkingskracht tussen zon en aarde zo sterk worden dat de zon zich weer met de aarde, en de mens zich weer met de zonnegeesten zal verenigen. En het was Christus die ervoor heeft gezorgd dat de aarde zich weer met de zon kan verbinden, en zo weer in de schoot van de goden wordt opgenomen.
Dit is de diepere betekenis van hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. We moesten dit eerst uiteenzetten om duidelijk te kunnen maken hoe belangrijk de komst van de Christus voor de aarde is geweest. Hierdoor kunnen we begrijpen hoe de mens, doordat hij zich met de Christus verenigt, werkelijk iets in zich op kan nemen, waardoor zijn bewustzijn na de dood weer verhelderd wordt. Wanneer we dit voor ogen houden zullen we ook kunnen begrijpen dat er een evolutie plaatsvindt in de tijd tussen dood en een nieuwe geboorte. Laten we ons nu eens afvragen ter wille van wie dit alles is gebeurd.
Aanvankelijk leefde de mens in de schoot der goden. Vervolgens daalde hij af naar de fysieke wereld. Wanneer hij in de geestelijke wereld was gebleven, zou hij nooit zijn tegenwoordige zelfbewustzijn hebben kunnen ontwikkelen. Hij zou nooit een Ik hebben verkregen. Slechts in het fysieke lichaam kon hij zijn zelfbewustzijn in grote helderheid doen ontvlammen. Hij moest geconfronteerd worden met de uiterlijke wereld en moest zich kunnen onderscheiden van de hem omringende voorwerpen; hij moest afdalen naar de fysieke wereld.
Enkel en alleen ter wille van het menselijk Ik is de mens afgedaald. In zijn Ik stamt de mens af van de goden. Dit Ik is neergedaald vanuit de geestelijke wereld; het is vastgesmeed aan het fysieke lichaam, opdat het helder en klaar kan worden. Juist de verharde materie van het menselijk lichaam heeft de mens zijn zelfbewuste Ik geschonken en heeft hem in staat gesteld kennis te verwerven. Maar het heeft hem tevens vastgeketend aan de rotsen van de aarde.

uit: Rudolf Steiner Egyptische mythen en mysteriën (GA106) –
10e voordracht, Leipzig 12 september 1908

Gedurende de drie jaar na de Doop in de Jordaan transformeert Christus de lichamelijkheid van Jezus van Nazareth, d.w.z. van binnenuit. Het begin van deze transformatie wordt in de evangeliën beschreven als de Verzoeking in de Woestijn. Langzamerhand begint de helende werking van de Christusgeest ook in de omgeving merkbaar te worden. We kunnen hierbij denken aan de vele genezingen en aan bijvoorbeeld de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Tenslotte wordt na de kruisdood het lichaam van de Christus Jezus in het graf van de aarde gelegd. Vanaf dat moment wordt Hij de helende kracht voor de aardeplaneet en zal van daaruit, verbonden met de verdere ontwikkeling van de mensheid, werken.

Fra Angelico: Het Kruis op Golgotha