zaterdag 28 mei 2011

Hemelvaart



Handelingen van de Apostelen 1 : 3 – 12

(zie over deze perikooptekst ook eerdere bijdragen - klik hier)

Mens en wereld zijn de schepping van de goden, waaraan de hemelse hiërarchieën ook al tijdens de Oude Saturnus-, Oude Zon- en Oude Maanontwikkelingen hun bijdrage hebben geleverd. Met de Zondeval van de mens kregen andere krachten hun invloed op de mens en daarmee op de aarde. Om dit te helen is de Wereldgeest afgedaald en zelf ook mens geworden. Gedurende drie en half jaar vanaf de Doop in de Jordaan heeft de Wereldgeest de mensenziel en het mensenwezen van binnenuit kunnen doordringen en helen.
Van het kruis stroomde het van zonde gereinigde bloed, het zuivere mensenbloed zoals het oorspronkelijk door de scheppende goden gedacht en gewild was.
Het lichaam werd overgedragen aan het graf van de aarde. Het benauwende omhulsel werd als vruchtbare kiem voor de toekomst aan de aarde geven.
Uit de geestesdiepten van het aardegraf verscheen op de Paasmorgen nu het vernieuwde en van de smetten van de zondeval gereinigde lichaam, de nieuwe Adam. Hiermee werd zichtbaar het oorspronkelijk scheppen van de goden. Het scheppen van de goden werd geopenbaard.
Toen werd de hele levenssfeer van de aarde doordrongen met de helende kracht van de Wereldgeest, de Opgestane. Met Hemelvaart breidde Zijn zielewezen zich uit tot in de verste uithoeken van het hele wereldzijn. Tot in de aardeatmosfeer van de wolken werd dit wezen opgenomen.

Rudolf Steiner: 5e weekspreuk:
In het licht dat uit de geestesdiepten
in de ruimte vruchtbaar wevend
het scheppen van de goden openbaart:
daarin verschijnt het zielewezen
uitgebreid tot het wereldzijn
en opgestaan
uit de innerlijke macht van het benauwende zelf.

vertaling: Doorlie Gerdes 1979

Het eigen Ik kan zichzelf gespiegeld vinden in de hem omringende wereld, de wereldopenbaring in tijd en ruimte. Overal in die wereld van zintuigen kan mijn Ik het goddelijke oerbeeld van de Wereldgeest terugvinden. Wil het Ik zich bewust worden van zijn eigen individualiteit, dan moet zij door eigen inspanningen de haar omgevende wereld in het innerlijk spiegelen. In de ons omringende wereld kan men de wetten van de kosmos terugvinden, dit zijn dezelfde wetten die ook in het innerlijk van het eigen zelf werkzaam zijn. De bewustzijnsziel is in staat om te herkennen dat het geestelijke in de kosmos overeenkomt met het geestelijke in de mens. De wereld toont overal het goddelijke oerbeeld. De vraag is niet ‘Wat is het oerbeeld?” maar “Wie is het oerbeeld?” Het antwoord daarop luidt: het goddelijk oerbeeld van de mens is Christus.

Rudolf Steiner: 6e weekspreuk (voor de week van Hemelvaart):
Verrezen is uit het eigen zijn
mijn zelf om zich te vinden
als wereldopenbaring
in tijd- en ruimtekrachten;
De wereld toont mij overal
als goddelijk oerbeeld
het ware beeld van mijn zelf.


Fra Angelico