zaterdag 19 mei 2012

Hoe de elementen de christenmensen dienden - Pinksteren

Pinksteren bron afbeelding: website Nieuwe Boekerij, Zeist

Het laatste in de serie verhalen van Irene Johanson voor de tijd tussen Pasen en Pinksteren
met dank aan Bert Verschoor


PINKSTEREN

Toen de vier elementen voor de Godszoon de wolk hadden gemaakt keken ze er naar uit om hem nog meer te mogen dienen. Iedere dag wachtten ze of hij ze niet bij zich zou roepen om hen een nieuwe opdracht te geven. De lucht dacht: “Ik ga helemaal stil worden, dat heeft de Godszoon graag.” De lucht bleef helemaal stil en de mensen merkten helemaal niets meer van haar. Het vuur kon hem ook niet meer vinden ofschoon ze met haar schijnsel heel veel plaatsen in de wereld belichtte. Overal waar het water met haar beken en rivieren kwam zocht ook het water naar hem. En de aarde wachtte tevergeefs om zijn voetstappen over zich heen te voelen gaan. Ze ervoeren alle vier wel zijn nieuwe leven, maar hemzelf zagen ze nergens. Op een dag zond de zon het vuur naar de aarde. Het vuur verwarmde en doorstraalde de lucht. De lucht werd een wind, ging waaien en bewoog het water en het water stroomde langs de oevers van de aarde. Zo kwamen ze alle vier weer bij elkaar en waren blij elkaar weer te zien. Ze lieten voor de Godszoon een lied klinken en ze dachten stilletjes: “Hopelijk hoort hij het.”

Ze zongen:
O, Godszoon Christus,
Wij zijn uw dochters en zonen
In onze wereld kwam u wonen
Wij leven in uw hemelse schijn
Uw boden op aarde willen wij zijn.

Ze waren nog maar net gestopt met zingen en ze voelden al zijn nabijheid en ze hoorden zijn stem. “Jullie hebben mij geroepen omdat je mij wilt dienen. Jullie waren er bij toen ik als mens door de wereld ging. Nu wil ik niet meer in een mens wonen zoals toen maar in de gemeenschap van veel mensen. Jullie kunnen mij helpen om uit de mensen een gemeenschap te laten ontstaan waarin ik kan leven. Een Christus-gemeenschap.” “Daar willen we u graag bij helpen”, riepen ze alle vier en gingen op weg om hun opdracht te vervullen. De lucht waaide door alle landen en verzamelde de mensen. Ze woei ook om het huis waar de vrienden juist weer bij elkaar waren. Toen de vrienden de stormwind hoorden moesten ze allemaal aan de Zonnemens denken en aan de belofte dat hij altijd bij hen zou blijven. Toen ze dat bedachten laaide de liefde tot de Godzoon weer in alle hevigheid in hen op. Het innerlijke vuur gloeide en ineens konden ze het zelfs ook zien, want boven het hoofd van iedere vriend brandde het vuur als een kleine vuurtong. Ze gingen naar buiten het tempelplein op, waar de lucht ondertussen heel veel mensen uit vele landen bij elkaar had verzameld. Die stonden daar en spraken allemaal in hun eigen taal met elkaar. Het was één groot door elkaar gaan van woorden. Toen de vrienden kwamen werd iedereen heel stil en luisterde. Het innerlijke vuur liet de vrienden de taal van de liefde spreken, de taal van de Godszoon die ieder mens verstaat. Zo gebeurde het dat veel mensen uit veel verschillende landen de vrienden in hun eigen taal over de Zonnemens hoorden vertellen en dat iedereen het begreep. Aan het eind vroeg iemand die Petrus heette: “Willen jullie ook bij de Godszoon horen? Kom bij het water en laat je dopen.”
Toen het water dat hoorde golfde het van louter vreugde omdat het nu ook helpen en dienen mocht. Maar gelijk werd het weer rustig, omdat het de mensen niet bang wilde maken. Drieduizend mensen gingen mee naar het dal van de rivier de Jordaan en lieten zich door de vrienden dopen. Als ze na de doop weer boven water kwamen konden ze duidelijk voelen hoe dicht de Zonnemens bij hen was. Ze dankten het water voor zijn hulp. De aarde riep: “Vrienden, ik wil de de Godszoon ook dienen. Neem grote stenen van mij en bouw daar een kerk van waarin je kunt samenkomen. In iedere dienst die je daar viert zal hij midden onder jullie zijn, zoals hij heeft beloofd.
De christenmensen bouwden een Godshuis uit de stenen van de aarde. Ze werden een gemeente, waarin hij in het vervolg kon wonen die voorheen in één mens had gewoond. De vier elementen waren verheugd dat ze op deze eerste Pinksteren in de wereld bij het ontstaan van de gemeenschap van christenen hadden mogen meehelpen. Uit dankbaarheid klonk weer hun lied en alle christenmensen zongen mee:

O, Godszoon Christus,
Wij zijn uw dochters en zonen
In onze wereld kwam u wonen
Wij leven in uw hemelse schijn
Uw boden op aarde willen wij zijn.

uit:
Irene Johanson: Geschichten zu den Jahresfesten
Verlag Urachhaus Stuttgart
vertaling: B.Verschoor