vrijdag 31 augustus 2012

De toename van het boze – De wederkomst van Christus

(Das Anwachsen des Bösen – Die Wiederkunft Christi)
Een voordracht gehouden door Hans-Werner Schroeder, priester van de Christengemeenschap
Rotterdam, 25-9-2001
(twee weken na de aanslagen op 11 september 2001)


Dames en heren,

De actualiteit van deze dagen (11 september 2001) werpt natuurlijk een bepaald licht op het thema van deze voordracht. Ik wil namelijk spreken over het toenemen van het boze, maar tegelijkertijd moeten we ook spreken over de wederkomst van Christus. Rudolf Steiner heeft er namelijk over gesproken dat in onze tijd de wederkomst van Christus een aanvang neemt. De wederkomst van Christus zal zich echter over een tijdsverloop van honderden jaren uitstrekken.

In de zestiger jaren (van de 20e eeuw) was ik (Schoeder) priester in Berlijn. Daar ontmoette ik veel mensen, die de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt en die vertelden dat zij in die ellendige tijd een ontmoeting met Christus hadden beleefd in de vorm van redding, bemoediging, of een belevenis van zingeving. Ik kwam daardoor tot de conclusie dat Rudolf Steiner zich niet had vergist, toen hij aan het begin van de 20e eeuw aankondigde dat het Christuswezen voor de mensen in onze tijd ervaarbaar zou worden.

In de zeventiger jaren waren er in Zweden twee journalisten, die voor een kerstnummer van het tijdschrift waarvoor zij werkten een speciaal artikel wilden schrijven. Zij plaatsten daarvoor een advertentie met de vraag: ‘Wie heeft er een Christuservaring meegemaakt?’ Er kwamen heel veel reacties op deze advertentie, die heel verschillend van aard waren. Er is zelfs een boek van verschenen.
De ervaringen waren dus buitengewoon verschillend van karakter, maar meestal trad zo’n ervaring van het Christuswezen op in tijd van een zware crisis, een lichamelijke of psychische levenscrisis. In zo’n tijd van crisis wordt de ziel losgebroken uit haar gewone leven, dat meestal bijna slapend verloopt, en ze wordt opgewekt tot een ervaring van het Christuswezen. Soms trad de ervaring op als concrete uiterlijke hulp. Men mag ervan uitgaan dat er dus een samenhang bestaat tussen het ondergaan van een zwaar lot en het zich openen van de ziel.

In de tachtiger jaren bezocht ik Japan. Ook daar ontmoette ik mensen die dit soort ervaringen kenden. Zij gebruikten alleen andere namen dan wij hier in onze christelijke traditie hanteren, maar dit soort ervaringen zijn natuurlijk niet slechts een zaak voor de christenheid. De wederkomst van Christus gaat namelijk de hele mensheid aan.
Het gaf mij aanleiding om het thema nog verder te onderzoeken. Het motief van de wederkomst van Christus groeit. In de mensheid groeit het bewustzijn dat de fysieke wereld niet de enige werkelijkheid is. Rudolf Steiner gaf ook aan dat dit gevoel en het inzicht in de komende eeuwen verder zal toenemen.

Ik wil u nu iets vertellen over Lusseyran. Jacques Lusseyran was een man, die in zijn jeugd blind geworden was. Hij had zichzelf door deze diep ingrijpende biografische ervaringen heen geworsteld en hij was in staat 'een ander licht te zien', zoals hij het beschrijft. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het Franse verzet. Hij werd opgepakt en kwam in het concentratiekamp Buchenwalt terecht. Hij werd daar ziek en kwam tenslotte in de stervensbarak, waar hij bijna stierf. Toen drong er een licht en leven tot hem door. Hij overwon het doodsproces en genas. Daarna was hij is staat velen te helpen en te ondersteunen, vanuit deze kracht. (zie: Jacques Lusseyran - ‘Het teruggevonden licht‘ uitgeverij Christofoor)
Samenvattend: De mensheid was eeuwenlang van de geestelijk-goddelijke wereld afgesneden. Daardoor ontstond het materialisme. Maar die tijd is nu voorbij. De mens moest in deze tijd van het materialisme zich met zijn Ik leren thuis voelen op aarde. Maar nu moet de mens verder. De poort tot de geestelijke werelden moet weer geopend worden. De mens is krachtig geïndividualiseerd, maar met dit Ik-besef moet hij nu de weg naar de geestelijke wereld weer inslaan.

In het boek Openbaringen van Johannes (Apocalyps) wordt beschreven hoe de aartsengel Michael de geestelijke wereld reinigt. De draak lag voor de hemelpoort maar Michael wierp deze draak uit de hemel op de aarde, in de mensheid.

Openbaring, hoofdstuk 12:
(7) Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand (8) maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. (9) De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid.

Heeft Michael zich van tevoren gerealiseerd wat het betekent dat de draak op aarde, in de mensheid kwam te leven? Waarom deed hij het dan? Wij hebben er als mensen mee te maken. En de draak is mateloos woedend, omdat hij weet dat hij weinig tijd heeft.

(12) Daarom: juich, hemel, en allen die daar wonen!
Maar wee de aarde en de zee: de duivel is naar jullie afgedaald!
Hij is woedend, want hij weet dat hij geen tijd te verliezen heeft.’


De draak heeft van de godheid slechts een afgeperkte tijd gekregen. Daarom leeft de draak zelf met de grootste stress. Zijn doel is om alles in te zetten en te voorkomen dat de mensheid ontwaakt voor de bestaande geestelijke wereld en voor Christus. Hij wil dat doel dan ook binnen de kortst mogelijke tijd bereiken. Het toenemen van het boze komt dus voort uit het feit dat ook het goede toeneemt. Het boze is namelijk de schaduw van de groei van het goede.

Tijdens het uitbreken van de Golfoorlog (1990) was te merken dat er onder de mensen de angst toenam. Angstdemonen trokken door de wereld. De angst die door de wereld trekt heeft zijn werking. Het zijn reële wezens, werkelijk zoals Jeroen Bosch ze schilderde. Ook onder de studenten aan de priesteropleiding ontstond er destijds angst voor wat zou komen. Onder hen ontstond de vraag om een extra Mensenwijdingsdienst te houden. Die dienst is altijd voor alle mensen, voor de hele mensheid. Met de cultus doen we namelijk steeds iets voor de wereld, want door de cultus verbindt zich een geestelijke kracht met de wereld.

In de Mensenwijdingsdienst, in het gedeelte voordat de communie plaats heeft, klinken de Christuswoorden: “In vrede ben ik met de wereld, en deze vrede kan ook bij u zijn omdat ik hem u geef.” Die Christuswoorden moeten we aannemen als een werkelijkheid, als een realiteit. Ze hebben betrekking juist op dat deel van de wereld waar geen vrede is. Die realiteit kan door de wereld trekken en komt ook bij hen die lijden, die niet in vrede leven.
(In de woorden van de Offerhandeling klinkt: “O Christus, gij hebt [...] de vrede gegeven aan al de uwen...” -red.).

Ook de gebeurtenissen op 11 september 2001 in New York en Washington, de aanslagen op het World Trade Centre en het Pentagon brachten een golf van heftige emoties in de wereld teweeg, en ook gevoelens van wraak. Het is natuurlijk juist dat de daders en aanstichters worden opgespoord en gevonden, maar wraak nemen heeft niets met christendom te maken. In een Duitse krant stond een verslag van een TV-reportage uit New York. Daarin sprak een vrouw uit dat haar man, een slachtoffer van de aanslagen, geen wraak wenste. Zulke berichten moeten we leren te herkennen.

Angstdemonen ontstaan in de zielen van de mensen. Wraakgevoelens zijn ook demonen, die werkzaam willen zijn. Die demonen zoeken hun plek in de wereld om te werken en daar zit de aarde niet op te wachten. Wij moeten werken aan de andere kant van de weegschaal.

Vanaf de zestiger jaren hoor je steeds vaker, dat mensen in het uur van sterven ervaren dat zij het ‘IK BEN HET LICHT DER WERELD’ zien en/of ervaren. Mensen met een bijna-dood-ervaring vertellen dat zij iemand zagen, die hen aankeek met een blik vol oneindige liefde en wijsheid. “Ik stond voor iemand die alles van mij kende maar Hij veroordeelde mij niet. Geen minuut van mijn leven kon ik voor Zijn blik verborgen houden, maar Hij veroordeelde mij niet. Voor deze grote ziel staande was ik het zelf die oordeelde over mijn leven tot dan toe.”
Christus is enkel alleen liefde. De ziel krijgt de mogelijkheid om zelf te oordelen, om zelf in vrijheid tot inzicht te komen waar zij staat. Zo ook sprak Hij tot de vrouw die gestenigd zou moeten worden.

‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’ (Johannes 8:11)

Wat hebben de slachtoffers van deze terreuraanslagen beleefd? En hoe moet het zijn voor de plegers van de aanslagen, de terroristen? Hoe verhoudt Christus zich tot deze zielen? Vanuit de andere zijde van de wereld, d.w.z. vanuit de geestelijke wereld, ziet alles er totaal anders uit. Hoe hebben deze mensen het Christuswezen ontmoet? Door deze gebeurtenissen wordt het christendom op de proef gesteld.
Na Auswitz kan men bijna niet meer zo maar over God spreken. Na 9-11 ook niet meer. De mensen vragen meteen: ‘Hoe kan God zóiets laten gebeuren? Wat is het voor een vreselijke God die dit toelaat? Wat heeft het allemaal voor zin?’
Deze vraag wordt anders wanneer we het wezen van Christus niet in de hemel zoeken, maar op aarde en verbonden met elke individuele mens.

Mattheüs 25:40
“Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

Christus beleeft alles mee en lijdt mee. Voor Hem geeft het de mogelijkheid om de mensen te bevrijden van de macht van de draak.
Jeroen Bosch schilderde een mens op zijn sterfbed. Er is een klein venster met een crucifix waar vanaf een licht komt. De stervende richt zich tot dit licht.
Er zullen steeds meer mensen komen die de hulp van Christus zullen gaan ervaren. We hoeven echt niet te hopen dat de ellende in de wereld minder zal worden. Wel mogen we hopen dat de kracht van Christus sterker zal worden. Dat Hij in vrede is met de wereld, zal dan ervaren kunnen worden.

Rudolf Steiner gaf eind 1923 de vrienden in Berlijn bijna profetische woorden. Tweeëntwintig jaar later, in de dagen tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd de stad Berlijn namelijk inderdaad tot puin geschoten. Ook nu nog mogen wij echter deze woorden met ernst opnemen, ook voor gebruik in een breder verband:

“Aan de Berlijnse vrienden”

De mensheid is
Het innerlijk van God vergeten,
Maar wij willen het opnemen
In het heldere licht van ons bewustzijn,
En dan dragen over puin en as
De goddelijke vlam in het menselijk hart.
Wanneer dan bliksems ook onze zintuiglijke huizen
Tot puin zullen slaan,
Richten wij huizen voor de ziel op
Uit het inzicht,
Een ijzersterk weven van licht.
En de ondergang van het uiterlijke
Moet worden tot een opstanding
Van de diepten van de ziel.


“Den Berliner Freuden”

Es ist die Menschheit
Im Vergessen an das Gottes-Innre,
Wir aber wollen es nehmen

In des Bewusstseins helles Licht,

Und dann tragen über Schutt und Asche

Der Götter Flamme im Menschenherzen.

So mögen Blitze unsre Sinneshäuser

In Schutt zerschmettern;

Wir errichten Seelenhäuser

Aus der Erkenntnis
Eisenfestem Lichtesweben.

Und Untergang des Äußern
Soll werden Aufgang
Des Seelen-Innersten.

(Dit artikel is gebaseerd op uitgewerkte toehoordersnotities.
De spreker heeft deze tekst niet ingezien en/of gecorrigeerd)