vrijdag 25 oktober 2013

Over het Onze Vader (deel 1)

Rembrandt (1606 - 1669): De Bergrede

(De volgende tekst is een bewerking van een bijdrage op een themadag van de Vakgroep Religieuze Oriëntatie)

Tijdens de lessen Religieuze Oriëntatie is het niet verkeerd om met kinderen in klas 5 of 6 (groep 7-8) te spreken over het Onze Vader. Wanneer je de leerlingen vraagt of zij het Onze Vader kennen of er weleens van gehoord hebben, dan komt het steeds minder voor dat kinderen daarop met ‚ja’ antwoorden. In een enkel geval vertelt een kind, dat het dit gebed kent doordat opa of oma het Onze Vader bidt, bijvoorbeeld aan tafel. Het is geen overbodige luxe om de leerlingen het Onze Vader te leren en het in de klassen 5 en 6 elke week aan het begin van de godsdienstles ook te spreken. Men kan niet weten voor welke opgroeiende mens en in welke situatie het ooit nog eens van pas zal kunnen komen. ‘In nood leert men bidden”, zegt men wel maar het is natuurlijk handiger om al op een eerder moment iets aan voorbereiding te hebben ervaren.

Het Onze Vader is misschien wel het enige dat werkelijk alle christenen verenigt, terwijl alle andere elementen veelal splijtend in de christenheid hebben gewerkt. Bij dat laatste kunnen we bijvoorbeeld denken aan de diverse Geloofsbelijdenissen, Bijbelinterpretaties, kerkelijke dogma’s, geloofsartikelen en zelfs inrichting van de cultus bleek een bron van twist te kunnen zijn. Maar afgezien van wat verschillen in de gebruikte vertalingen, is het Onze Vader iets wat alle christen over de hele wereld met elkaar delen.

Om te voorkomen dat het bidden van dit gebed een traditioneel routinematige handeling wordt, is het zaak dat de moderne mens er zich met bewustzijn mee verbindt. Het is eigenlijk niet te verteren, dat de woorden van dit gebed worden opgedreund of afgeraffeld. Elk woord zou met gevoel voor de betekenisvolle inhoud en met aandacht voor het spreken zelf moeten worden uitgesproken. Misschien is het niet eens overdreven om zelfs elke klank van de te spreken woorden met aandacht en eerbied te vormen.

In de begintijd van het christendom werd dit gebed met enorme schroom en eerbied behandeld. Het gebed werd ook niet meteen aan nieuwe volgelingen doorgegeven. De  mensen werden een langere tijd voorbereid op hun doop en pas nadat zij de doop ontvangen hadden, werden zij bekend gemaakt met de woorden van het Onze Vader. In de begintijd van het christendom maakte het Onze Vader ook nog geen deel uit van de cultische dienst, de viering van het Avondmaal, de Eucharistie. Het werd apart gebruikt.

Men ervoer intens dat het Onze Vader gegeven was door Christus, de Logos, het Scheppende Wereldwoord zelf. Het waren de woorden (Logoi) die door Hemzelf (de Logos) waren gesproken en gegeven. Dat vervulde de mensen met grote eerbied. Het was daarom gebruik dat voor en na het spreken van dit gebed, er een moment van bezinning moest zijn. Het Onze Vader mocht niet zomaar onvoorbereid worden gesproken.
We kennen een dergelijk moment nu nog wanneer vóór het lezen van het Evangelie (in de Offerhandeling en de Mensenwijdingsdienst) woorden van voorbereiding klinken. Ook ná het lezen van het evangelie klinkt er een bede, dat de woorden van het evangelie de onreinheid in de woorden, die wij als gewone mens spreken, uitdelgen. Dergelijke momenten van bewustzijn moeten er ook zijn geweest voordat men de woorden van het Onze Vader uit kon spreken of uit mocht spreken. Men wist of voelde: In het Onze Vader hebben we de Woorden van de Logos zelf, van de Logos, van het Woord dat in het begin was, het Woord dat bij God was, het Woord dat zelf God was. Het was in het oerbegin bij God. Alles is er door ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat ontstaan is. En nu hebben wij van het Woord de woorden van dit gebed gekregen. We kunnen niet anders doen dan daar met de grootst mogelijke eerbied mee omgaan.

In het evangelie volgens Mattheüs en het evangelie volgens Lucas wordt verteld hoe de leerlingen Jezus vroegen om hen te leren bidden.

Mattheüs 6:5-15
En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voort prevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. Bid daarom als volgt:
Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven.
Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.

Lucas 11:1-4
Eens was Jezus aan het bidden, en toen hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’
Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan: “Vader, laat uw naam geheiligd worden en laat uw koninkrijk komen.
Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving.”’

Vooral het evangelie van Mattheüs is scherp in de aanwijzingen hoe dat men het beste kan bidden. Het vormt een onderdeel van de zogenaamde Bergrede: “... als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. [...] Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voort prevelen.”

Ter voorbereiding op de introductie van het Onze Vader in een klas zouden we eerst zelf moeten oefenen in het spreken ervan.  Eerst zouden we echter aandacht moeten geven aan de juiste zielenstemming bij het bidden.
Hiervoor kunnen we eigenlijk het beste een voorbeeld zoeken bij de biddende Christus-Jezus in de Hof van Getsemane:
‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan!
Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’

In Zijn gebed klinkt een totaal objectieve stemming, een open houding zonder enige eigen zelfzuchtige motieven.
We kunnen ons ook bezinnen op het wonder dat de mens überhaupt spreken kan, iets dat hem onderscheidt van de wereld der dieren. Met het leren spreken verheft ieder mensenkind zich boven het animale uit. Gedurende het eerste levensjaar leert het kind te gaan staan en te lopen. In het jaar daarna leert het steeds beter de menselijke taal te gebruiken en tegen het einde van het derde levensjaar treedt de verinnerlijking van de taal op en ontstaat het vermogen tot denken. Met die drie ontwikkelingsstappen herhaalt ieder mensenkind wat de mensheid in een verre oertijd vanuit kosmische regionen geschonken heeft gekregen. In de katholieke traditie klonk ‘Sursum Corda’ - ‘Verheft uw hart’ en ook in de Kinderhandeling/Kinderdienst klinkt dat wij ons verheffen, waarmee o.a. herinnerd wordt aan het verheffen uit de zwaarte die ons aan het aardse bindt, zoals in die eerste drie jaren van de kinderlijke ontwikkeling. Ook zulke gedachten kunnen ons vervullen met eerbied.

Nog iets anders, dat we ons kunnen realiseren wanneer we het Onze Vader biddend willen spreken: Toen de apostelen aan Christus Jezus vroegen of hij hen wilde leren bidden, deed hij iets wat tot op dat moment in de mensheidsgeschiedenis nog niet was gedaan. Tot dan toe werden de cultische gebeden in tempels, op mysterie-plaatsen, in alle cultische diensten van de oudheid, gezongen. Gesproken taal was niet geschikt voor het vereren en aanbidden van en voor het offeren aan de godheid. En op hun vraag spreekt Christus de woorden van het Onze Vader. De Logos, het scheppende Wereldwoord, sprak het gebed uit dat Hij hen gaf. Het moet als een schok door de aanwezigen zijn heen gegaan.
Dat in gedachten houden zou een hulp kunnen zijn om ons in de juiste stemming voor te bereiden op het spreken van het Onze Vader.

Dus eerst hebben we aandacht voor de stemming waarin we het gebed gaan spreken. Nu volgt de zorg voor het spreken.
In een boekje met spreuken en gedichtjes van Lena Struyk kan men een spreukje vinden voor het zuiver spreken:
De adem van het Scheppingswoord
Leeft in al ons spreken voort.
Vervolgens vormen we bij het spreken langzaam en zorgvuldig de klanken, dus vooral ook letten op het vormen van alle spraakklanken. We richten ons bewustzijn nog niet op de inhoud, maar we letten op het spreken zelf, waarbij we met aandacht de vorming van elk woord, van elke letter volgen.
Wie in de cultus van de Christengemeenschap door de priester het Onze Vader heeft horen spreken, zal hebben kunnen ervaren wat het doet wanneer de klanken en woorden op zo'n bewuste manier worden gevormd en gesproken. Daarmee gaat het tempo van het spreken ook meteen omlaag en wordt het opdreunen of afraffelen voorkomen. Op die manier kan men gaan beleven dat in het gebed een gesprek ontstaat tussen de hemelse wereld en de eigen ziel.

Ten derde komt dan het richten op de inhoud. Het is tenslotte in onze tijd ook noodzakelijk om vooral ook deze dingen denkend te benaderen. Bij het gebed moeten we vooral niet zwijmelen in onze eigen gevoelens en wensen, tegelijk ook niet wegdromen in onze meditatieve klankervaringen. Het is aan de tijd dat de mens met een wakker bewustzijn en op een objectieve manier de inhoud denkend leert doordringen.

Rudolf Steiner vertelde tijdens een gelegenheid over het Onze Vader:
Gedurende de jeugdjaren van Jezus trok hij met zijn vader, de timmerman Jozef, door het land Palestina en de wijde omgeving daarvan, door de gebieden die wij nu kennen als Libanon, Syrië, Jordanië. Overal in die omstreken waren mysterieplaatsen en tempels. Jezus deed op die plaatsen de voor hem schokkende ervaring op dat die heilige cultische plaatsen godverlaten waren. Slechts de demonen huisden er en de mensen, die daar door de priesters ingewijd werden, vielen aan de invloed van die lage demonen ten prooi. Uit de evangeliën kennen we de passage over ‚de bezetenen in de grafholen’, wat deze situatie kan illustreren. (zie perikoop voor de 4e zondag na Epifanie) Op een van die plaatsen nl. in Caesarea Phillippi, wordt Jezus door de situatie zo overmand, dat hij voor het altaar neervalt. Dan hoort Jezus vanuit de macrokosmos woorden klinken, die beschrijven hoe de mensheid zich losmaakte uit de samenhang met de goddelijke wereld, verstrikt raakte in de zonde en in de materie. Rudolf Steiner spreekt deze woorden uit als het macrokosmische Onze Vader.
Het macrokosmische Onze Vader vertelt over de gevolgen van de zondeval, de mensheid heeft de godenwereld verlaten en vergeten.

AUM, Amen!
Werkzaam zijn de boze machten,
Getuigen van zich losmakende Ikheid
Door anderen veroorzaakte zelfheidschuld,
Beleefd in het dagelijks brood,
Waarin niet werkt der hemelen wil,
Daar de mens zich scheidde van uw rijk,
En vergat uw naam
Gij vaders in de hemelen.
(Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forschung - Das Fünfte Evangelium (GA 148)   
4e voordracht Kristiania (Oslo), 5. Oktober 1913
vertaling: F.W. Zeylmans van Emmichoven)


Later en op vraag van de apostelen geeft Christus Jezus met het Onze Vader de zevenvoudige omkering in het microkosmische Onze Vader, dat de mens vanuit de situatie op de aarde kan spreken tot de Goden in de hemelen en zich weer met die wereld kan verbinden. De Logos, Het Woord (Christus) spreekt op de aarde zijn gebed. Scheppende Logos sprak eerst vanuit de hemelse periferie = cirkel. In het Onze Vader spreekt de scheppende Logos als mens op aarde = punt. Wij kunnen Hem daarin volgen.

Onze Vader die in de hemelen zijt
Uw naam worde geheiligd
Uw rijk kome tot ons
Uw wil geschiede gelijk in de hemelen alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het boze.
Amen.

(wordt vervolgd)