donderdag 31 oktober 2013

Over het Onze Vader (deel 2)

Fra Angelico: de Bergrede
Nadat we ons eerst ter voorbereiding hebben bezig gehouden met de stemming en het zorgvuldig spreken (zie vorige bijdrage), richten we ons nu op enkele inhoudelijke aspecten. Wat we daarover via dit medium delen, kan niet meer zijn dan het meenemen van de lezer op een zoektocht om een hernieuwde verbinding te maken met het Onze Vader, een zoektocht die nog lang niet beëindigd is.

Bij een eerste inhoudelijke beschouwing valt direct op dat het zevenregelige Onze Vader uit twee delen bestaat. Vooral de werkwoordsvorm, die in de eerste drie regels wordt gebruikt, valt op. Het lijkt alsof de werkwoorden van dat eerste gedeelte (worde, kome, geschiede) in de conjunctief staan (aanvoegende wijs = wensvorm), alsof er wordt gesproken over iets waarvan men wenst dat het eens realiteit zal worden. Zoiets als 'Hij leve lang, hij leve lang!’.
Hans-Werner Schroeder wijst er in zijn boekje op dat we dit echter zo niet moeten opvatten. De woorden verwijzen niet naar iets wat in de toekomst gerealiseerd zal worden. Wat gezegd wordt gebeurt nu. De werkwoordsvorm is op te vatten als 'Modus Creationis’, wat wil zeggen dat op het moment dat de woorden gesproken worden, het gesprokene ook geschiedt. We staan op het moment dat we deze woorden van ons gebed spreken, midden in een geestelijke realiteit. Wanneer we deze woorden spreken en bidden dragen we bij aan de vervulling ervan.

Laten we dan nog maar een stap verder op de inhoud ingaan.
In zijn voordracht van 28 januari 1907 over het Onze Vader geeft Rudolf Steiner met een bordtekening een meditatiebeeld bij het Onze Vader in de vorm van een driehoek en vierkant. We herkennen meteen de oervorm van de kindertekening van een huis of de vorm van een Griekse tempel en ook het altaar voor de Handelingen. De geometrische vorm die Rudolf Steiner gaf kan men in gedachten afgaan/tekenen, wanneer men de woorden van het Onze Vader mediteert.



Om iets met deze tekening te kunnen beginnen, moeten we ons eerst wel voor de geest halen, dat de mens niet eenvoudig in elkaar zit. Ten eerst moeten we begrijpen dat er in de menselijke organisatie een tweedeling is opgetreden. We onderscheiden in de menselijke organisatie een deel van de mens dat door de zondeval is gegaan. Door de invloed van tegenwerkende krachten is in het mensenwezen op een te vroeg moment de kiem van het Ik gelegd. Die kiem is gelegd in de ziel (het astraallichaam) als een 'vals licht', waardoor er in de hele organisatie van de mens een verschuiving heeft plaatsgevonden. Met de zondeval heeft de mens ook de dieren, planten en mineralen meegesleurd in een materiële, zintuigelijke wereld. Maar er is ook nog gedeeltelijk hemelse mens, waarvan de werkelijk geestelijke wezensdelen nog in de schoot van de hiërarchieën worden bewaard tot het moment dat de mens die kan individualiseren.

In het Onze Vader kunnen we volgens Rudolf Steiner de tweedeling terugvinden: de cesuur tussen de eerste drie (naam, rijk, wil) en de volgende vier regels (brood, schulden, verzoeking, boze). De eerste drie regels zijn gerelateerd aan de geestelijke wezensdelen van de mens, die nu nog slechts buiten het bewustzijn van de mens in hem werkzaam zijn. Deze wezensdelen zijn o.a. verbonden met de zintuigen voor evenwicht, (eigen) beweging en met het zintuig dat de conditie van het eigen lichaam waarneemt. Tegenwoordig zijn deze drie zintuigen bekend als viscerale input, proprioceptie en het vestibulaire systeem. Het kleine kind leert in de eerste drie levensjaren staan/lopen, spreken en denken onder de leiding van hogere geestelijke wezens middels deze drie zintuigen en de daarmee verbonden hogere wezensdelen: Manas, Geestzelf - de geestelijke vorm van het astraallichaam, Buddhi, Levensgeest - de geestelijke vorm van het etherlichaam, en Atma, Geestmens - de vergeestelijkte fysieke mens. Zij vormen gedrieën het hogere Ik van de mens, de geestelijke mens. Door mediterend ons met deze ideeën bezig te houden kan men een vermoeden krijgen van de relatie tussen dit geestelijke aspect van de mens en de woorden die Rudolf Steiner tekende bij de driehoek: 'Uw Naam worde geheiligd', 'Uw Rijk kome tot ons' en 'Uw Wil geschiede'.

Het vierkant wordt omgeven door de vier volgende zinnen, met ook daar een koppeling aan de lichamelijke organisatie van de mens: fysiek lichaam, etherlichaam, astraallichaam en het (lagere) Ik.

De passage die volgt op de Doop in de Jordaan zouden we kunnen beschouwen als de ervaringen van Christus nadat Hij als hemels wezen voor het eerst te maken krijgt met de lichamelijke organisatie van een mens, die door de zondeval is gegaan. Hij krijgt te maken met de noodzaak voedsel tot zich te nemen, met de zwaartekracht en het egoïsme dat in de ziel kan huizen door het daarin, door de invloed van tegenkrachten, te vroeg ingebrachte Ik-element. Zie hierover ook: De Perikopennotitie over De verzoeking in de woestijn - Mattheüs 4:1–11

Onze Vader, die in de hemelen zijt
Laat ons nu kijken naar de aanheft: Onze Vader. 'Onze Vader' is in de Joodse traditie een bekende aanheft wanneer men zich tot god richt. Zo bestaat er bijvoorbeeld het gezang Avinu Malkeinu, dat wordt gezongen op Jom Kipoer, de grote verzoekdag. Barbra Streisand zong een moderne versie. Avinu betekent onze vader. Het is een vervoeging van het woord Abba, vader. Het Onze Vader in het Hebreeuws begint met: 'Avinu shebash’mayim'. Daarmee zien we ook meteen dat de aanhef ‘Onze Vader' niet vreemd is. De Joodse traditie kende deze aanhef. In het Aramees zou het ‘Abwoen' zijn geweest.

Uw Naam worde geheiligd
Wat is de Naam van God? In de Joodse traditie mag de naam van God niet worden uitgesproken. Wel kent die traditie vele vormen om god aan te duiden: Ehyeh-Asher-Ehyeh (Ik ben het Ik ben), Yah (zit in 'Elijah', 'Hallelujah'), YHWH Tzevaot (Sabbaoth), Adonai (Heer), HaShem ('De Naam' zoals men in gewone conversatie over God spreekt) en nog vele andere vormen. (zie: wikipedia)

In de voor-christelijke tijd lijkt het bij het noemen van 'De Naam' te gaan om de Scheppergod (Vadergod) en in andere gevallen om JHWH. In het evangelie vindt men echter dat Christus Jezus op een gegeven moment zegt: 'De Vader en Ik zijn één'. Daarmee hebben we het bij het spreken over 'de naam' ook over Christus' naam en mogen we ervan uit gaan dat het na de christelijke tijd ook gaat om de naam van Christus.

In de tweede cursus voor priesters (GA 343) zegt Rudolf Steiner het zo:
'Het kan opmerkelijk lijken dat ik zeg dat de woorden 'Uw Naam worde geheiligd' in ons de Christus-naam aanspreekt. Maar daarin ligt het hele mysterie van Christus. Dit Christus-geheim zal niet worden begrepen, zolang het begin van het evangelie volgens Johannes niet op een juiste manier wordt begrepen. We lezen aan dit begin van het Johannes-evangelie de woorden: ‚Alles is door het Woord ontstaan, en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat.’ Wanneer men de wereldschepping aan de Vadergod toeschrijft dan gaat men tegen het Johannes-evangelie in. Men houdt aan het Johannes-evangelie vast wanneer men zeker is, dat alles wat bestaat, wat men als wereld om zich heen heeft, in de christelijke betekenis door Christus, door de Zoon is ontstaan en dat de Vader het substantieel daaraan ten grondslag liggende, het substantie gevende is, en dat de Vader geen naam heeft, maar dat zijn naam juist datgene is, wat in Christus leeft. Dit hele mysterie lig in die woorden 'Uw Naam worde geheiligd’, omdat de naam van de Vader wordt gegeven in Christus.'

In Padraic Colums 'De Koningszoon van Ierland' -een prachtig verhaal om te gebruiken vanaf klas 3 (groep 5)- komt een passage voor dat de hoofdpersoon door een woud rijdt, waarin hij belaagd wordt door de geesten van de schaduwen, de doden. Hij hoort dan van onder de grond een stem, die hem zegt zijn eigen naam te roepen. Hij doet het en dat brengt hem weer tot zelfbewustzijn, zijn angst verdwijnt. Wat is die naam die de Koningszoon van Ierland moet roepen? Dat vertelt het verhaal van Padraic Colum niet. Maar misschien moet hij wel ‘IK’ roepen, want 'Ik' is de eigen naam, waarmee iedere mens alleen zichzelf aanduidt, het hogere Ik dat door de Christus-kracht aan de mens wordt gegeven.

Uw Rijk kome tot ons
Over het Rijk Gods spreekt Christus Jezus in Mattheüs 13 'De Gelijkenis van de Zaaier', waarin gesproken wordt over het zaad (het Woord van God) dat op de weg viel, op rotsachtige bodem, tussen de distels, en in goede grond.
Verder vinden we nog:
-Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn akker zaaide.
-Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die door een vrouw met drie zakken meel werd vermengd tot alle meel doordesemd was.
-Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. -Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was naar mooie parels.
-Het is met het koninkrijk van de hemel ook als met een sleepnet dat in een meer werd geworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen.

Mensen kunnen in vrijheid een gemeenschap in Christus vormen, een Rijk met Christus als koning. Dat Rijk van Christus moge tot ons komen.

Uw Wil geschiede gelijk in de hemelen alzo ook op de aarde
Wanneer aan het einde van de aarde-ontwikkeling het mensengeslacht de weg naar het hemelrijk weer gevonden heeft, dan zal ook het menselijk fysieke lichaam van de mens tot Geestmens getransformeerd zijn. Bij de Verrijzenis heeft de Nieuwe Adam met het Opstandingslichaam de kiem daarvoor gelegd. Wanneer de mens zich tot Geestmens heeft ontwikkeld, zal hij in staat zijn datgene te doen wat noodzakelijk is, niet dat waar hij zelf zin in heeft, niet dat wat hij zelf wil, maar datgene wat noodzakelijk is voor de hele wereld inclusief de kosmische wereld der hiërarchieën. Rudolf Steiner noemde dat in een verre toekomst zelfs de draaiing van de aarde om haar as door mensenwil in gang zal worden gehouden. Nu staat dat nog onder de beschermende leiding van de hemelse machten en gelukkig is het nu nog niet zover, dat dit afhankelijk is van mensenwil. Het zou nu nog tot totale chaos leiden. Maar in een verre toekomst zullen de woorden 'Uw Wil geschiede’ een werkelijkheid zijn.

Aan het einde van het Onze Vader klinken vaak ook de woorden:
Want van U is het Koninkrijk en de Kracht en de Heerlijkheid tot in eeuwigheid.
Deze laatste woorden heb ikzelf nog niet voldoende onderzocht om er op deze plaats iets over te melden.

tenslotte:
Op YouTube vond ik een filmpje waarin de Amerikaanse zanger John Denver het Onze Vader laat zien in de Indiaanse gebaren taal. De verschillende Indianenstammen in Amerika spraken in evenzoveel andere talen. Om met elkaar te communiceren kenden zij een ‚Sign Language’. Toen Amerika werd gekolonialiseerd gebruikte men dit ook bij de communicatie met de Europeanen. John Denver laat de gebaren zien terwijl hij uitleg geeft. Met een beetje inspanning en creativiteit kun je jezelf de gebaren aanleren. Hier en daar moet de volgorde van de Engelse tekst worden aangepast. Voor een 6e klas (groep 8) is het een nieuwe mogelijkheid om de tekst van dit gebed aan de orde te stellen, zeker ook wanneer de leerkracht ook wat van de uitleg door John Denver aan de kinderen doorgeeft. Wanneer de kinderen de gebaren kennen, is het een indrukwekkende ervaring dit met een klas in stilte uit te voeren.

klik hier om de video naar van John Denver te gaan



Rudolf Steiner: Das Vaterunser - een voordracht Berlijn 28 januari 1907 (GA 96)
Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forschung - Das Fünfte Evangelium (GA 148)
Rudolf Steiner: Priesterkurse II (GA 343)
Hans-Werner Schroeder: Gebed en Meditatie (UitgeverijChristofoor 1977)
Friedrich Rittelmeyer: Das Vaterunser, ein Weg zur Menschwerdung (Verlag Urachhaus)
Peter Selg: Das Vaterunser in der Darstellung Rudolf Steiners (verlag Freies Geistesleben)
Judith von Halle: Het Onze Vader (Uitgeverij Christofoor 2008)

vrijdag 25 oktober 2013

Over het Onze Vader (deel 1)

Rembrandt (1606 - 1669): De Bergrede

(De volgende tekst is een bewerking van een bijdrage op een themadag van de Vakgroep Religieuze Oriëntatie)

Tijdens de lessen Religieuze Oriëntatie is het niet verkeerd om met kinderen in klas 5 of 6 (groep 7-8) te spreken over het Onze Vader. Wanneer je de leerlingen vraagt of zij het Onze Vader kennen of er weleens van gehoord hebben, dan komt het steeds minder voor dat kinderen daarop met ‚ja’ antwoorden. In een enkel geval vertelt een kind, dat het dit gebed kent doordat opa of oma het Onze Vader bidt, bijvoorbeeld aan tafel. Het is geen overbodige luxe om de leerlingen het Onze Vader te leren en het in de klassen 5 en 6 elke week aan het begin van de godsdienstles ook te spreken. Men kan niet weten voor welke opgroeiende mens en in welke situatie het ooit nog eens van pas zal kunnen komen. ‘In nood leert men bidden”, zegt men wel maar het is natuurlijk handiger om al op een eerder moment iets aan voorbereiding te hebben ervaren.

Het Onze Vader is misschien wel het enige dat werkelijk alle christenen verenigt, terwijl alle andere elementen veelal splijtend in de christenheid hebben gewerkt. Bij dat laatste kunnen we bijvoorbeeld denken aan de diverse Geloofsbelijdenissen, Bijbelinterpretaties, kerkelijke dogma’s, geloofsartikelen en zelfs inrichting van de cultus bleek een bron van twist te kunnen zijn. Maar afgezien van wat verschillen in de gebruikte vertalingen, is het Onze Vader iets wat alle christen over de hele wereld met elkaar delen.

Om te voorkomen dat het bidden van dit gebed een traditioneel routinematige handeling wordt, is het zaak dat de moderne mens er zich met bewustzijn mee verbindt. Het is eigenlijk niet te verteren, dat de woorden van dit gebed worden opgedreund of afgeraffeld. Elk woord zou met gevoel voor de betekenisvolle inhoud en met aandacht voor het spreken zelf moeten worden uitgesproken. Misschien is het niet eens overdreven om zelfs elke klank van de te spreken woorden met aandacht en eerbied te vormen.

In de begintijd van het christendom werd dit gebed met enorme schroom en eerbied behandeld. Het gebed werd ook niet meteen aan nieuwe volgelingen doorgegeven. De  mensen werden een langere tijd voorbereid op hun doop en pas nadat zij de doop ontvangen hadden, werden zij bekend gemaakt met de woorden van het Onze Vader. In de begintijd van het christendom maakte het Onze Vader ook nog geen deel uit van de cultische dienst, de viering van het Avondmaal, de Eucharistie. Het werd apart gebruikt.

Men ervoer intens dat het Onze Vader gegeven was door Christus, de Logos, het Scheppende Wereldwoord zelf. Het waren de woorden (Logoi) die door Hemzelf (de Logos) waren gesproken en gegeven. Dat vervulde de mensen met grote eerbied. Het was daarom gebruik dat voor en na het spreken van dit gebed, er een moment van bezinning moest zijn. Het Onze Vader mocht niet zomaar onvoorbereid worden gesproken.
We kennen een dergelijk moment nu nog wanneer vóór het lezen van het Evangelie (in de Offerhandeling en de Mensenwijdingsdienst) woorden van voorbereiding klinken. Ook ná het lezen van het evangelie klinkt er een bede, dat de woorden van het evangelie de onreinheid in de woorden, die wij als gewone mens spreken, uitdelgen. Dergelijke momenten van bewustzijn moeten er ook zijn geweest voordat men de woorden van het Onze Vader uit kon spreken of uit mocht spreken. Men wist of voelde: In het Onze Vader hebben we de Woorden van de Logos zelf, van de Logos, van het Woord dat in het begin was, het Woord dat bij God was, het Woord dat zelf God was. Het was in het oerbegin bij God. Alles is er door ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat ontstaan is. En nu hebben wij van het Woord de woorden van dit gebed gekregen. We kunnen niet anders doen dan daar met de grootst mogelijke eerbied mee omgaan.

In het evangelie volgens Mattheüs en het evangelie volgens Lucas wordt verteld hoe de leerlingen Jezus vroegen om hen te leren bidden.

Mattheüs 6:5-15
En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voort prevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. Bid daarom als volgt:
Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven.
Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.

Lucas 11:1-4
Eens was Jezus aan het bidden, en toen hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’
Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan: “Vader, laat uw naam geheiligd worden en laat uw koninkrijk komen.
Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving.”’

Vooral het evangelie van Mattheüs is scherp in de aanwijzingen hoe dat men het beste kan bidden. Het vormt een onderdeel van de zogenaamde Bergrede: “... als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. [...] Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voort prevelen.”

Ter voorbereiding op de introductie van het Onze Vader in een klas zouden we eerst zelf moeten oefenen in het spreken ervan.  Eerst zouden we echter aandacht moeten geven aan de juiste zielenstemming bij het bidden.
Hiervoor kunnen we eigenlijk het beste een voorbeeld zoeken bij de biddende Christus-Jezus in de Hof van Getsemane:
‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan!
Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’

In Zijn gebed klinkt een totaal objectieve stemming, een open houding zonder enige eigen zelfzuchtige motieven.
We kunnen ons ook bezinnen op het wonder dat de mens überhaupt spreken kan, iets dat hem onderscheidt van de wereld der dieren. Met het leren spreken verheft ieder mensenkind zich boven het animale uit. Gedurende het eerste levensjaar leert het kind te gaan staan en te lopen. In het jaar daarna leert het steeds beter de menselijke taal te gebruiken en tegen het einde van het derde levensjaar treedt de verinnerlijking van de taal op en ontstaat het vermogen tot denken. Met die drie ontwikkelingsstappen herhaalt ieder mensenkind wat de mensheid in een verre oertijd vanuit kosmische regionen geschonken heeft gekregen. In de katholieke traditie klonk ‘Sursum Corda’ - ‘Verheft uw hart’ en ook in de Kinderhandeling/Kinderdienst klinkt dat wij ons verheffen, waarmee o.a. herinnerd wordt aan het verheffen uit de zwaarte die ons aan het aardse bindt, zoals in die eerste drie jaren van de kinderlijke ontwikkeling. Ook zulke gedachten kunnen ons vervullen met eerbied.

Nog iets anders, dat we ons kunnen realiseren wanneer we het Onze Vader biddend willen spreken: Toen de apostelen aan Christus Jezus vroegen of hij hen wilde leren bidden, deed hij iets wat tot op dat moment in de mensheidsgeschiedenis nog niet was gedaan. Tot dan toe werden de cultische gebeden in tempels, op mysterie-plaatsen, in alle cultische diensten van de oudheid, gezongen. Gesproken taal was niet geschikt voor het vereren en aanbidden van en voor het offeren aan de godheid. En op hun vraag spreekt Christus de woorden van het Onze Vader. De Logos, het scheppende Wereldwoord, sprak het gebed uit dat Hij hen gaf. Het moet als een schok door de aanwezigen zijn heen gegaan.
Dat in gedachten houden zou een hulp kunnen zijn om ons in de juiste stemming voor te bereiden op het spreken van het Onze Vader.

Dus eerst hebben we aandacht voor de stemming waarin we het gebed gaan spreken. Nu volgt de zorg voor het spreken.
In een boekje met spreuken en gedichtjes van Lena Struyk kan men een spreukje vinden voor het zuiver spreken:
De adem van het Scheppingswoord
Leeft in al ons spreken voort.
Vervolgens vormen we bij het spreken langzaam en zorgvuldig de klanken, dus vooral ook letten op het vormen van alle spraakklanken. We richten ons bewustzijn nog niet op de inhoud, maar we letten op het spreken zelf, waarbij we met aandacht de vorming van elk woord, van elke letter volgen.
Wie in de cultus van de Christengemeenschap door de priester het Onze Vader heeft horen spreken, zal hebben kunnen ervaren wat het doet wanneer de klanken en woorden op zo'n bewuste manier worden gevormd en gesproken. Daarmee gaat het tempo van het spreken ook meteen omlaag en wordt het opdreunen of afraffelen voorkomen. Op die manier kan men gaan beleven dat in het gebed een gesprek ontstaat tussen de hemelse wereld en de eigen ziel.

Ten derde komt dan het richten op de inhoud. Het is tenslotte in onze tijd ook noodzakelijk om vooral ook deze dingen denkend te benaderen. Bij het gebed moeten we vooral niet zwijmelen in onze eigen gevoelens en wensen, tegelijk ook niet wegdromen in onze meditatieve klankervaringen. Het is aan de tijd dat de mens met een wakker bewustzijn en op een objectieve manier de inhoud denkend leert doordringen.

Rudolf Steiner vertelde tijdens een gelegenheid over het Onze Vader:
Gedurende de jeugdjaren van Jezus trok hij met zijn vader, de timmerman Jozef, door het land Palestina en de wijde omgeving daarvan, door de gebieden die wij nu kennen als Libanon, Syrië, Jordanië. Overal in die omstreken waren mysterieplaatsen en tempels. Jezus deed op die plaatsen de voor hem schokkende ervaring op dat die heilige cultische plaatsen godverlaten waren. Slechts de demonen huisden er en de mensen, die daar door de priesters ingewijd werden, vielen aan de invloed van die lage demonen ten prooi. Uit de evangeliën kennen we de passage over ‚de bezetenen in de grafholen’, wat deze situatie kan illustreren. (zie perikoop voor de 4e zondag na Epifanie) Op een van die plaatsen nl. in Caesarea Phillippi, wordt Jezus door de situatie zo overmand, dat hij voor het altaar neervalt. Dan hoort Jezus vanuit de macrokosmos woorden klinken, die beschrijven hoe de mensheid zich losmaakte uit de samenhang met de goddelijke wereld, verstrikt raakte in de zonde en in de materie. Rudolf Steiner spreekt deze woorden uit als het macrokosmische Onze Vader.
Het macrokosmische Onze Vader vertelt over de gevolgen van de zondeval, de mensheid heeft de godenwereld verlaten en vergeten.

AUM, Amen!
Werkzaam zijn de boze machten,
Getuigen van zich losmakende Ikheid
Door anderen veroorzaakte zelfheidschuld,
Beleefd in het dagelijks brood,
Waarin niet werkt der hemelen wil,
Daar de mens zich scheidde van uw rijk,
En vergat uw naam
Gij vaders in de hemelen.
(Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forschung - Das Fünfte Evangelium (GA 148)   
4e voordracht Kristiania (Oslo), 5. Oktober 1913
vertaling: F.W. Zeylmans van Emmichoven)


Later en op vraag van de apostelen geeft Christus Jezus met het Onze Vader de zevenvoudige omkering in het microkosmische Onze Vader, dat de mens vanuit de situatie op de aarde kan spreken tot de Goden in de hemelen en zich weer met die wereld kan verbinden. De Logos, Het Woord (Christus) spreekt op de aarde zijn gebed. Scheppende Logos sprak eerst vanuit de hemelse periferie = cirkel. In het Onze Vader spreekt de scheppende Logos als mens op aarde = punt. Wij kunnen Hem daarin volgen.

Onze Vader die in de hemelen zijt
Uw naam worde geheiligd
Uw rijk kome tot ons
Uw wil geschiede gelijk in de hemelen alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het boze.
Amen.

(wordt vervolgd)