Posts tonen met het label Advent. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Advent. Alle posts tonen

maandag 13 december 2010

4e zondag van de Advent

Dominico Ghirlandaio - De Geboorte van Johannes


Lucas 1:26–38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria (zie 2e Advent)
Lucas 1:57-80 De lofzang (Benedictus) van Zacharias

Voor deze 4e zondag van de Advent staan twee gedeelten uit het Lucas-evangelie op de perikopenlijst. We kunnen de verkondiging aan Maria lezen, een mooie voorbereiding op het komende Kerstfeest. De kinderen horen bijna letterlijk de tekst van een gedeelte van het Oberufer Kerstspel voorbij komen.
Over deze passage kunt u notities lezen, die eerder op deze blog werden geplaatst. (klik hier).

De andere perikooptekst is het laatste gedeelte van het 1e hoofdstuk uit het Lucas-evangelie, dat Bijbelboek dat het meest uitgebreid verhaalt over de geboorte van Johannes de Doper.
Hier vindt men een ouder bericht over deze tekst (klik).

Als aanvulling op het 1e hoofdstuk van het Lucas-evangelie kunnen we in de Koran interessante passages vinden. Ten eerste wordt ook daar verteld dat de geboorte van Johannes aan Zacharias wordt aangekondigd:

‘Toen riepen de engelen tot hem terwijl hij in het heiligdom standvastig de salaat bad: ‘God kondigt jou Jahja (Johannes) aan, bevestiger van een woord van God, leidsman, asceet en profeet; een van de rechtschapenen.’ (Sura 3:39)
In een andere Sura:‘Wij kondigen u aan een knaap, wiens naam is Jahja, een naam die Wij nog nooit eerder aan iemand gegeven hebben.’ (Sura 19:7)

Deze (Zacharias) zei: ‘Hoe kan ik nog een jongen krijgen terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is en ik een hoge ouderdom heb bereikt?’ (Sura 19:8)

In het apocriefe evangelie volgens Jacobus wordt verhaalt dat Zacharias de hogepriester is die Maria in de tempel opneemt en opvoedt, en ook de man Jozef voor haar vindt. Deze passage is na te lezen in een eerder bericht (klik hier)

Dominico Ghirlandaio: Zacharias schrijft de naam

Ook in de Koran wordt daarover geschreven in Sura 3:35–37. Deze Mariafiguur is de moeder uit het Mattheüs-evangelie. Niet alleen tussen Johannes de Doper en het Jezuskind, maar ook tussen de naaste familieleden weven de mysteriegeheimen van het lot. Zelfs met materiaal uit niet-christelijke hoek kan dat worden belicht. Je krijgt het gevoel dat de tot in de verre toekomst werkende kracht van de Heilige Geest hierdoor voor ons een beetje zichtbaar wordt.

Met de moderne woorden van het Credo van de Christengemeenschap klinkt het zo:
‘De geboorte van Jezus is een werking van de Heilige Geest die, om de zondekrankheid aan het lichamelijke van de mensen geestelijk te helen, de Zoon van Maria tot hulsel van de Christus bereidde.’

geraadpleegde bronnen:
Emil Bock: Tussen Bethlehem en Jordaan
uitgeverij Christofoor, Zeist
en: www.bijbelenkoran.nl

Fra Angelico: Johannes en Maria (Perugia)

maandag 6 december 2010

3e zondag van de Advent

Ikoon: Johannes de Doper in de woestijn

Johannes 1:19–28 Johannes de Doper over zichzelf
Lucas 1:39–56 Bezoek van Maria aan Elisabeth – Magnificat

Op de derde adventzondag handelt de perikooptekst opnieuw over Johannes de Doper. In de ene tekst spreekt Johannes zelf, in het andere evengelie-gedeelte horen wij opnieuw over het innig verweven zijn van het lot van Johannes de Doper en Jezus, en van het lot van hun ouders. Lees hierover in de bijdragen over deze teksten uit 2009 (zie onderaan),

Jezus van Nazareth leerde een eveneens jonge man kennen van ongeveer zijn eigen leeftijd, die, weliswaar op een geheel andere manier dan Jezus van Nazareth, in nauwe betrekking was gekomen met de orde van de Essenen, maar die desondanks ook niet helemaal Esseen was geworden. Deze jongeman, die bij wijze van spreken als lekenbroeder binnen de gemeenschap van de Essenen leefde, was Johannes de Doper. Hij kleedde zich als de Essenen, want deze droegen ’s winters kleren van kameelhaar. Maar nooit had hij de leer van het Jodendom volledig in zichzelf kunnen vervangen door de leer van de Essenen. (…)
Er hadden veel gesprekken plaats tussen Jezus van Nazareth en Johannes de Doper. En op een dag gebeurde het, dat Jezus van Nazareth, terwijl hij met Johannes de Doper sprak, voor zich zag hoe de fysieke lichamelijkheid van Johannes de Doper als het ware verdwenen was, en dat hij het visioen had van Elias.

Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forshung. Das Fünfte Evangelium (GA 148)
voordracht: Kristiania 5 oktober 1913

Ikoon: Elias

Wanneer we terugblikken in de tijd van Mozes, dan zien we, hoe iets werd verkondigd aan het volk, we zien, dat aan de mensen werd verkondigd de godheid in de mens: ‘IK’, de God die was, is en zal zijn. In het IK moest Hij worden begrepen. In het Oud-Hebreeuwse werd het zo begrepen dat Hij de Ziel van het Volk was. Elias ging echter nog verder. Bij hem wordt nog niet duidelijk, dat het IK in de enkele menselijke individualiteit leeft als het hoogst goddelijke; maar hij kon het zijn volk in zijn tijd niet duidelijker maken, dan dat de wereld het toen in staat was op te nemen. Daardoor zien we dat er zogezegd een sprong in de ontwikkeling wordt gemaakt. Terwijl het tijdens de Mozes-cultuur bij de oude Herbreeërs duidelijk was: in het IK ligt het hoogste – en dit Ik werd in deze Mozes-tijd uitgedrukt in de volksziel-, wordt door Elias al op de individuele ziel gewezen. Maar ook hier was er nog een andere impuls nodig, en daartoe was opnieuw een voorloper nodig, die we kennen als de persoon van Johannes de Doper. Weer klinkt er een belangrijk woord, waardoor deze voorloperstijd tot uitdrukking komt. Wat drukt dit woord uit? Een groot occult feit. Het wijst erop dat de mensen eens, als oermensen, een oude helderziendheid hadden, zodat zij in de geestelijke wereld konden waarnemen, in het goddelijk-werkzame; daarna echter zijn de mensen meer en meer tot het materiële gekomen. De bik voor de geestelijke wereld sloot zich. Daarop duidt Johannes de Doper, wanneer hij zegt: Verander uw zielsgesteldheid! Schouw niet meer op dat wat je in de fysieke wereld kan verwerven, maar wees wakker, er komt nu een nieuwe impuls! –daarmee bedoelde hij de Christus-impuls- daarom zeg ik u, u moet de geestelijke wereld te midden van jullie zelf zoeken. Daarmee verschijnt het geestelijke, met de Christus-impuls. Daardoor werd Johannes de Doper de voorloper van de Christus-impuls.
uit: Rudolf Steiner: Christus und die menschliche Seele (GA 155)
1e voordracht 23 mei 1912: Über den Sinn des Lebens

Ikoon: Johannes de Doper

Men zou kunnen zeggen: Tegenwoordig klinkt opnieuw de Christus-waarschuwing ofwel de aansporing van Johannes de Doper: Verander uw zinnen, want de tijd van de crisis is nabij gekomen. De mensen zijn gewoon geworden, te veronderstellen dat het geestelijke ergens is, ergens waar het voor hen zorgt. Ze laten zich door religieuze predikers vertellen dat er ergens een geestelijke wereld is, die echter zo weinig mogelijk wordt gekarakteriseerd. De mensen willen zich niet inspannen met hun gedachten ook maar iets te weten te komen over de geestelijke wereld. Ze geloven er liever alleen maar in. Die tijd is echter voorbij! De tijd moet beginnen waarin mensen moeten weten: Niet enkel: Ik denk – ik denk misschien ook over het bovenzinnelijke, maar: Ik moet toegang verlenen aan de goddelijk-geestlijke machten in mijn denken, in mijn voelen. De geestwereld moet in mij leven, mijn gedachten zelf moeten van goddelijke natuur zijn. Ik moet God gelegenheid geven, dat Hij zich door mij uitspreekt. – Dan zal het geestelijk leven niet meer slechts ideologie zijn. Dat is de grootste zonde van de nieuwe tijd, dat het geestelijke leven tot ideologie is afgezwakt. En zelfs de theologie is tegenwoordig slecht ideologie, niet alleen de proletarisch socialistische wereldbeschouwing. Van deze ideologie moeten de mensen genezen. De geestelijke wereld moet voor hen iets reëels worden.
uit: Rudolf Steiner: Der innere Aspekt des sozialen Rätsels (GA 193)
2e voordracht Bern, 8 februari 1919

Met andere woorden: De tijd van het simpelweg geloven is voorbij. De mens moet de mysteriën van het christendom met de kracht van het denken en het inzicht leren doordringen, even exact als hij ook de wetten van de natuur probeert te doorgronden. Dat is de opgave van de bewustzijnsziel, het christendom als werking van de Heilige Geest.
Meer poëtisch klinkt het in Rudolf Steiners 36e weekspreuk, die in de adventtijd wordt gelezen:

Erfülle deiner Arbeit Ziele
Mit meinem Geisteslichte
Zu opfern dich durch mich.

Vervul het doel van al je arbeid
nu met mijn geesteslicht
en offer je door mij.


Voor de bijdrage uit 2009 over Johannes 1:19–28 klik hier.
Voor de bijdrage uit 2009 over Lucas 1:39–56 klik hier.

maandag 29 november 2010

2e zondag van de Advent

El Greco (1541-1614): Johannes de Doper

Mattheüs 11:2–15 Over Johannes de Doper
Lucas 1:26–38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria

In de vorige bijdrage werd al aangegeven dat de perikoopteksten voor de Adventweken wijzen naar de belangrijke rol van Johannes de Doper, als wegbereider voor de Heer.
Wanneer u onder ‘LABELS’ in de rechter kolom van deze pagina klikt op het label ‘Johannes de Doper’ krijgt u toegang tot alle bijdragen daarover.

In Lucas 1:17 lezen we: ‘Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia’, en bij Mattheüs (11:4) vinden we: ‘En voor wie het wil aannemen: hij is Elia die komen zou.’ De Bijbel spreekt duidelijke taal over met wie we van doen hebben wanneer we spreken over Johannes de Doper. De vraag is of oren het willen horen.

Rudolf Steiner belicht nog een ander aspect in een van zijn voordrachten:
[…] de individualiteit, die in de oude Elia leefde, werd opnieuw geboren in Johannes de Doper. En toen trok in de ziel van Johannes de Doper een engel in, die de lichamelijkheid en ook de ziel van Johannes de Doper gebruikte om iets te bewerkstelligen, wat geen enkel mens zou kunnen. In Johannes leeft een engel, die voor moet gaan en verkondigen wat als het ware ‘Ik’ in de meest omvattende zin zal leven in Jezus van Nazareth. Dat is buitengewoon belangrijk om te weten, dat Johannes de Doper, de uiterlijke verschijning (Maya) is en in hem een engel, een bode, leeft. In het Grieks staat er ook: Zie, ik zend mijn bode (angelos, engel) voor uw aangezicht uit. Daar denken wij niet meer aan, dat in het Grieks op deze plaats gesproken wordt van een engel: ‘Zie, ik zend mijn bode (angelos, engel) voor uw aangezicht uit, die u de weg bereiden zal.’ (Marcus 1:2). Daarmee wordt gewezen op een diep wereldmysterie, dat met Johannes de Doper samenhangt en dat door Jesaja werd geprofeteerd. Hij karakteriseert Johannes de Doper als een uiterlijk omhulsel (Maya) dat de engel (angelos) omkleedt, die moet verkondigen, wat de mens eigenlijk zal moeten worden door het opnemen van de Christusimpuls, omdat engelen nu eenmaal moeten verkondigen hoe de mens later worden zal. Eigenlijk zou er op deze plaats moeten staan: ‘Zie, dat, wat aan de wereld het ‘IK’ brengt, zendt de engel uit voor het aangezicht van degene die het ‘IK’ brengen zal.
uit: Rudolf Steiner: Exkurse in das Gebiet des Markus-Evangeliums (GA 124)
11e voordracht, München, 12 december 1910


Mattheüs 11:2–15 Over Johannes de Doper (klik hier voor bijdrage 2009)
Lucas 1:26–38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria (klik hier voor bijdrage 2009)

dinsdag 23 november 2010

1e zondag van de Advent

Russische ikoon - Opdracht van Maria in de Tempel

Mattheüs 21:1–11 De intocht in Jeruzalem
of
Lucas 1:5-25

Op deze eerste zondag van het nieuwe kerkelijk jaar kunnen we kiezen uit twee perikoopteksten. Volgens ons perikopenboek lezen we op de 1e Adventzondag over de intocht in Jeruzalem. De perikopenlijst geeft aan dat we op de volgende twee zondagen Bijbelgedeelten over Johannes de Doper lezen en tenslotte op de laatste Adventzondag over de aankondiging door Gabriël aan Maria.
Op het eerste gezicht kan de tekst over de intocht in Jeruzalem, dus het begin van de Lijdensweek, verbazing wekken. In onze bijdrage uit 2009 hebben we deze tekst uit het Mattheüs-evangelie behandeld juist in het licht van de Advent, d.w.z. de intocht in Jeruzalem als beeld voor de afdaling van de geest in de moederschoot. In de lessen religieuze oriëntatie aan leerlingen in het voortgezet onderwijs zou dit zeker een onderwerp van gesprek kunnen vormen. (klik hier)

Bij jonge kinderen en wanneer er veel jonge kinderen naar de Handeling komen, kan men er ook voor kiezen gedurende de vier Adventweken het eerste hoofdstuk van het Lucas-evangelie te lezen. De aankondigingen en de geboortes van Johannes de Doper en van Jezus weven in deze Bijbelpassages door elkaar en ook hierin wordt gewezen op de aartsengel Gabriël, op het lot van Maria, Maria’s nicht Elisabeth en haar man Zacharias.
Aanwijzingen over deze teksten kunt u eveneens vinden in een bijdrage uit 2009. (klik hier)

In het apocriefe evangelie volgens Jacobus wordt de hogepriester Zacharias ook genoemd. Hij speelt een rol wanneer de dochter van Joachim en Anna in de tempel wordt opgevoed en wanneer zij twaalf jaar is, er voor haar een man moet worden gevonden. In de Oosterse kerk is 21 november de feestdag van de opdracht van Maria in de tempel. De Maria waarvan hier sprake is, is de moeder uit het Mattheüs-evangelie.

Hieronder volgt het gedeelte uit het apocriefe evangelie volgens Jacobus over Maria.
(zie ook de Ikoon hierboven, met Anna, Joachim, Maria en Zacharias de Hoge Priester)

Toen zij twaalf jaar was geworden beraadslaagden de priesters en zeiden: “Zie, Maria is twaalf jaar geworden in de tempel van de Heer. Wat moeten wij nu met haar doen om te voorkomen dat zij het heiligdom van de Heer verontreinigt?” En zij zeiden tot de hogepriester: “Gij zijt aangesteld over het altaar van de Heer, ga naar binnen en bid over haar en wat de Heer u dan bekend zal maken zullen wij doen.” En de hogepriester trok het gewaad met de twaalf belletjes aan, ging het Allerheiligste binnen en bad over haar. En zie, er verscheen een engel van de Heer die tot hem zei: “Zacharias, Zacharias, ga naar buiten en roep de weduwnaars van het volk bijeen en laat ze elk een staf meenemen, en aan wie de Heer een teken zal geven, diens vrouw zal zij zijn.” En de herauten vertrokken en doorkruisten het hele gebied van Judea. De bazuin van de Heer weerklonk en allen snelden toe.


Ook Jozef gooide zijn bijl neer en vertrok om zich bij hen te voegen. En toen zij er allemaal waren gingen zij met hun staven naar de hogepriester. Deze nam ieders staf aan en ging de tempel binnen om te bidden. Nadat hij zijn gebed geëindigd had nam hij de staven weer op, ging naar buiten en gaf ze aan hen terug, maar er vertoonde zich geen wonderteken. En Jozef nam de laatste staf aan en zie, er kwam een duif uit die op Jozefs hoofd vloog. Toen zei de priester tot Jozef: “U bent er door het lot toe aangewezen om de maagd van de Heer onder uw hoede te nemen.” Maar Jozef maakte bezwaar en zei: “Ik heb al zonen en ik ben oud en zij is jong. Ik vrees dat de kinderen van Israël mij uit zullen lachen.” Maar de priester zei tegen Jozef: “Vrees de Heer, uw God, en herinner u wat God met Datan, Abiram en Korach gedaan heeft, hoe de aarde spleet en zij vanwege hun ongehoorzaamheid werden verzwolgen. Vrees daarom, Jozef, opdat dat niet gebeurt met ùw huis!” Toen vreesde Jozef en nam haar onder zijn hoede. En hij zei tegen haar: “Maria, ik heb je uit de tempel van de Heer ontvangen en nu laat ik je in mijn huis achter en ga weg om huizen te bouwen, daarna zal ik bij je terugkomen. De Heer zal je bewaren.”


Als aanvulling op deze tekst zou men zich ook eens op de hoogte kunnen stellen van wat de Koran verhaalt over Zacharias (Zakarijja), Elizabet, Johannes (Jahja), en ook over Maria (Marjam), bijvoorbeeld via de website bijbel en koran (Sura 19 in de Koran).

maandag 14 december 2009

4e zondag van de Advent (1)

Fra Angelico: Annunciazione

Lucas 1 : 26 – 38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria
(zie ook de notitie voor 2e Advent)

Na de twee adventzondagen waarin de perikopen spraken over Johannes de Doper, naderen we nu de geboorte van het Jezuskind. De moeder van Johannes, Elisabeth, leefde vijf maanden in afzondering. In de zesde maand nadat de engel verscheen aan haar man Zacharias, die priester in de tempel te Jeruzalem was, vindt deze scène plaats. Maria is in haar huis, de engel Gabriël komt bij haar en verkondigt haar de komst van haar kind.

Maria woont in een kleine gemeenschap in Galilea. Nazareth ligt verscholen in de heuvels westelijk van het Meer van Galilea. Daar in een van de dalen had zich een levensgemeenschap gevestigd, waarbinnen een streng en diep religieus leven werd geleid. Waarschijnlijk was het een gemeenschap van Essenen of daaraan verwant. Over Jezus wordt later in de evangeliën gezegd dat Hij een Nazareër is. De Nazarenen streefden ernaar het mensenwezen zoveel mogelijk in zijn hemelse oorsprong te bewaren en te verhinderen dat het zou verzinken in het al te veel menselijk begeren. De leden van de orde der Essenen leefden zelf streng ascetisch, maar om het klooster woonde een grotere gemeenschap van mensen, die het handwerk en de ambachten uitoefenden waarmee zij voor de gemeenschap geld verdienden. De ambachtslieden reisden rondom hun vakmanschap in dienst van buitenstaanders te stellen. Ook zij leefden vroom en sober.
We kunnen ons dus echt voorstellen dat Maria, op het moment dat de engel Gabriël aan haar verschijnt, in gebed was of mediteerde. De opmerking ‘Toen hij binnentrad..’ (Lucas 2:28) duidt daarop. De NBV schrijft: ‘Gabriël ging haar huis binnen..’ De Willibrord-vertaling schrijft: ‘De engel trad bij haar binnen’ en noemt de naam Gabriel in deze zin niet. Evenmin wordt het woord ‘huis’ gebruikt. Het begrip ‘huis’ staat in de beeldentaal voor het innerlijk, het zielewezen van de mens dat woont binnen de omhulling van het fysieke lichaam.

Met de kinderen zou aan de hand van dit tekstfragment misschien besproken kunnen worden, dat wanneer een mens een engel ontmoet hij daarvan meestal schrikt. Dat gebeurde bij Zacharias, die in het donker van de tempel opeens de aartsengel Gabriël aanschouwde. En nu horen we dit ook hier bij Maria. Maar engelen stralen Gods liefde en wijsheid uit en zij stellen je daarom meteen gerust en zeggen: ‘Wees niet bevreesd’, of ‘Wees niet bang’. Je kunt de kinderen eens vragen of zij ooit een engel hebben ervaren. Advent is een gunstige tijd om dit soort gesprekken met de kinderen te voeren.

Rudolf Steiner spreekt in zijn voordrachten over de jaarfeesten (De kringloop van het jaar - GA 229, voordracht van 13-10-1923) erover dat de aartsengel Gabriël alle zielen, die in een jaar geboren zullen worden, tussen Kerst en Pasen binnenleidt in de maansfeer op weg naar de aarde. Hij doet dat voor iedere incarnerende ziel. De aartsengel Gabriël is de leidende engel van de geboorte, die in de kring van jaarfeesten staat van Kerstmis tot Pasen. Met de kinderen van de lagere klassen is de tijd van vóór de geboorte een gespreksonderwerp voor de lessen RO. Je mag met een gerust hart vertellen dat Gabriël ieder kind naar de aarde begeleidt. Een tweedeklasser (groep 4) merkte eens op: “Ja dat is zo, maar ik ben het eigenlijk vergeten.” Een antwoord als het volgende was voor veel kinderen een intense geruststelling: “De mensen vergeten meestal hoe het was voordat zij geboren werden, net zo goed als wanneer je een mooie droom snel vergeet. Maar toch begeleidt de aartsengel Gabriël je dan en hij geeft je aan je eigen engel, die je dan verder in het leven zal begeleiden.”

Om de figuur van Maria de moeder van Jezus zijn in de traditie van de Katholieke Kerk veel gebruiken en feestdagen ontstaan. In zijn boek Tussen Bethlehem en Jordaan geeft Emil Bock een overzicht van de twee biografieën van Maria, de Maria uit het evangelie volgens Mattheüs en de Maria volgens het Lucas-evangelie.
Op 8 december is de officiële feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Een dogma, dat is aangenomen in 1854 stelt dat Maria ter wereld kwam zonder door de erfzonde te zijn belast. Zij werd ontvangen met een onbevlekte ziel. Volgens de katholieke geloofsleer bracht de bijzondere uitverkiezing van Maria als de moeder van Jezus met zich mee dat zij de enige mens in heel de geschiedenis moet zijn wier ziel nooit met enige zonde bevlekt geweest is, zelfs dus niet met erfzonde is bevlekt. Een soortgelijk beeld kennen wij van de ziel van het Lucas-Jezuskind. Het lijkt erop dat in de kerkgeschiedenis twee beelden verweven zijn.

Het is aan te raden het boek van Emil Bock te bestuderen. Van Bock is ook nog een boekje met drie voordrachten over Maria verschenen . Emil Bock gaat daar in op de wereldhistorische betekenis van Maria, het geheim van de maagdelijke geboorte, de samenhang tussen Maria en Eva als ‘oermoeder’ en de verhouding tot de Sophia, het menselijke vermogen tot inzicht. Het is goede lectuur voor een kerstvakantie.

Bronnen:
Emil Bock: Tussen Bethlehem en Jordaan (1984) – Uitgeverij Christofoor, Zeist
Emil Bock: Maria, een drievoudig geheim (2003) - Uitgeverij Kamerling, Zutphen

4e zondag van de Advent (2)

'En meteen werd de verlamming van zijn mond en zijn tong ongedaan gemaakt, en hij begon te spreken en loofde God.'


Lucas 1 : 57 - 80

Het is volgens de kerkelijke traditie op 24 juni dat Johannes wordt geboren. Zacharias laat de familie weten wat de naam van het kind moet zijn. De naam Johannes is een vreemde naam in de familietraditie. Het was gebruikelijk om kinderen namen te geven die voorkwamen in de stam waartoe de ouders behoorden. Zoals wij in de perikooptekst kunnen lezen behoort Zacharias tot de vermaarde priestergroep Abia en is Elisabeth een Aäronsdochter.

Toen Herodes koning van Judea was, leefde er een priester die Zacharias heette en tot de priesterafdeling Abia behoorde. Zijn vrouw, Elisabet, stamde af van Aäron. (Lucas 1:5 - NBV)

Binnen de Joodse traditie heeft iemands naam een grote betekenis en wordt opgevat als een uitdrukking van zijn wezen. Zacharias betekent: herinnerd door Jahwe, Elisabeth betekent: Eed van God.
Zacharias doet uiteindelijk wat de engel Gabriël hem heeft opgedragen en hij noemt zijn kind Johannes: JHWH is genadig.

Wat Zacharias overkomt zou men misschien mogen zien als een omkering van wat er plaats vindt bij het celibaat. Wat was het oorspronkelijke doel van het celibaat? Niet alle priesters hoefden zich aan het celibaat te onderwerpen, slechts een verder gevorderde rang van priesters. Het terugdringen van de krachten, die met de seksualiteit samenhangen (laten we zeggen met het onderste chakra) heeft een effect op de geestelijke scholing, en daardoor bijvoorbeeld ook op het spreken van woorden tijdens cultische diensten, wellicht op het profeteren van wat men innerlijk schouwde of innerlijk als inspiratie waarnam. Voor onze tijd is het celibaat eigenlijk een achterhaald middel. De moderne innerlijke scholing gaat via het wakkere bewustzijn van de mens, de weg van het inzicht en de scholing van het denken. Door Gabriël wordt aan Zacharias het zwijgen opgelegd. Het terughouden van de krachten van de spraak zou misschien bij Zacharias een dusdanige werking op het gebied van de voortplanting kunnen hebben gehad, dat de geboorte van Johannes alsnog mogelijk werd.

En wanneer Johannes dan eindelijk wordt geboren doet Zacharias het volgende: ‘Hij vroeg om een schrijftablet en schreef erop: ‘Johannes is zijn naam.’ Iedereen was verbaasd.’ (Lucas 1: 63)

De mond van Zacharias wordt losgemaakt, hij wordt vervuld van heilige Geest en begint te profeteren. ‘En meteen werd de verlamming van zijn mond en zijn tong ongedaan gemaakt, en hij begon te spreken en loofde God. Alle omwonenden waren diep onder de indruk, en in heel het bergland van Judea werden deze gebeurtenissen besproken. Ieder die het hoorde bleef erover nadenken, en vroeg zich af: Hoe zal het verder gaan met dit kind? Want de machtige hand van de Heer beschermde hem.'

Zacharias spreekt een lofzang uit (Benedictus):
Zijn vader Zacharias werd vervuld van de heilige Geest en sprak deze profetie: ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost. (Lucas 1: 64-68)
En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste, want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken, en om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden.
(Lucas 1: 76-77)

maandag 7 december 2009

3e zondag van de Advent (1)

Rogier van der Weyden (1400 - 1464): Johannes de Doper


Johannes 1 : 19 – 28 Johannes de Doper over zichzelf

De perikoop voor de 3e adventzondag gaat opnieuw over Johannes de Doper, de wegbereider voor de Heer. In deze tekst horen we Johannes de Doper over zichzelf spreken. Het blijkt dat Johannes niet weet dat hij de wedergekomen Elia is. In de perikoop voor 2e Adventzondag lazen we echter dat Christus zelf meedeelt dat Johannes welzeker de wedergekomen Elia is.
De Joodse priesters uit Jeruzalem en Levieten vragen hem daarna of hij de profeet is. De kanttekeningen bij de Statenbijbel verwijzen naar een passage in het boek Deuteronomium waar staat: ‘Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HEER, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren.’ (Deut. 18:15). De Nieuwe Bijbel Vertaling gebruikt in dit stukje een meervoudsvorm ‘Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik. Naar hen moet u luisteren’, hoewel er in het Hebreeuws toch enkelvoud lijkt te staan. Misschien mogen we ervan uitgaan dat ook in het boek Deuteronomium op de profeet Elia wordt gewezen.

In de perikooptekst voor deze 3e Adventzondag volgens het evangelie naar Johannes geeft de Doper hen het antwoord: ‘Ik ben de stem die roept in deze eenzaamheid (wildernis, woestijn): “Maak recht de weg van de Heer.” Bij Mattheüs kan men lezen: Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.” (Mattheüs 3:3). Het is volgens de evangelietekst een profetie, die blijkbaar door Jesaja over hem verkondigd is, maar bij Jesaja hebben wij vooralsnog niet iets dergelijks kunnen vinden.

'Maak recht de weg van de Heer.' In het Grieks staat er: Εὐθύνατε τὴν ὁδὸν κυρίου (Euthunate ten odon kyrion). Kyrios betekent ‘Heer’ of ‘Meester’, maar mag hier misschien ook worden opgevat als een woord dat verwijst naar het menselijk ‘IK’. Het ‘IK’ is Heer over de ziel van de mens, over de andere wezensdelen van de mens. Zo opgevat staat er: ‘Maak recht de weg voor het IK’. Dat is namelijk wat Johannes met zijn doop wilde bewerkstelligen, de voorbereiding op de komst van het mensheids-Ik, van Christus.

De Farizeeërs vragen Johannes waarom hij doopt als hij niet de Christus is, niet Elia, noch de profeet. De Farizeeërs hadden hun strenge scholing in de Joodse mysteriën. Zij wisten wel degelijk wat zij vroegen. Het antwoord dat Johannes geeft is dan ook in de taal van de mysteriën. ‘Ik doop in water’.
Rudolf Steiner beschrijft dat in de ontwikkelingsgeschiedenis van de mysteriën de verschillende elementen in de cultische handelingen werden beleefd; in de aller-oudste mysteriën speelde het element aarde een belangrijke rol, later maakte het element water een belangrijk onderdeel uit van de cultische handelingen, en nog later het element lucht.
Over het waterelement in de cultus van de oude mysteriën:
'Waar het hier om gaat is dat datgene wat de priester voltrok, minder met het element op zich te maken had, maar dat door de aangewende innerlijke kracht van de offerhandeling, de vloeistofmens –de mens waarin de krachten van het etherische lichaam werken- op dat moment één werden met het universum.'
(Rudolf Steiner: Apokalypse en priesterschap GA 346 - 2e voordracht 6-9-1924).

De doop die Johannes verrichtte had een uitwerking op de vloeistofmens, het etherische in de mens, zoals ook in de vorige bijdrage werd aangeduid. Bij die doop kregen de mensen een blik op hun levenspanorama, op het levenspad dat afgedrukt is in het geheugendragende etherlichaam. De Oudindische Yogascholing werkt op een ander wezensdeel. Zij werkt o.a. bewust met de ademhaling, d.w.z. met ‘de luchtmens’ ofwel het astraallichaam. De Farizeeërs moeten hebben begrepen waar Johannes op doelde.

‘Midden tussen u is komen staan, die gij niet kent, die na mij komt.’
Wij kunnen deze woorden van Johannes misschien letterlijk nemen. De volgende dag komt Jezus weer naar Johannes en Johannes roept dan uit: ‘Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.’ (Joh.1:29). We mogen ervan uitgaan dat Jezus in de dagen van Zijn doop door Johannes steeds in de buurt van de doopplaats in de Jordaan verbleef en waarschijnlijk werkelijk ‘midden tussen’ de mensen stond. De volgende dag gaan enkele dopelingen van Johannes achter Jezus aan en worden Zijn leerling. (Joh. 1:40)
Op een andere manier kunnen we de uitspraak misschien zo opvatten, dat Johannes erop duidt dat het hoogste godswezen, dat eerst in de sfeer van de kosmische zon te vinden was en in alle mysteriën gezocht werd, nu op aarde midden tussen de mensen staat. De mensen kennen hem niet.

Zoals in de vorige notitie is aangeduid, hangt de levensopgave van Johannes de Doper heel nauw samen met die van Jezus van Nazareth. Je zou misschien mogen zeggen dat Johannes de Doper de vertegenwoordiger is van de gehele erfelijkheidstroom van de mensen, vanaf Adam. Hij is de na vele incarnaties wedergeboren oudste ziel van de mensheid. Hij draagt het astraallichaam, etherlichaam en fysiek lichaam dat via de erfelijkheidslijn is doorgegeven. Dit complex van wezensdelen is het totale resultaat van de ontwikkeling vanaf Oude Saturnus, Oude Zon en Oude Maan, en daarna de ontwikkeling van de aarde tot dan toe. Christus zegt van Johannes de Doper dat hij de grootste is onder de mensen.

Het Jezuskind, waarvan de geboorte beschreven wordt door het evangelie volgens Lucas, is de jongste ziel van de mensheid. Het draagt namelijk de reine geestelijke wezensdelen van Adam (Geestzelf, Levensgeest en Geestmens), die bij de zondeval niet zijn meegesleurd in het verderf, maar die werden terughouden in hemelse loges en daar werden behoed en bewaard. Door de zondeval ontving de mens het lagere Ik, een schijn-Ik. Christus brengt het ware hogere IK van de mens. Christus kan het oerbeeld van de mens, zoals het oorspronkelijk bij de schepping gedacht was, herstellen.

3e zondag van de Advent (2)

Fra Angelico: Maria begroet Elisabeth



Andere mogelijke perikoop voor deze zondag:

Lucas 1 : 39 – 56

Na de aankondiging door de engel Gabriël gaat Maria naar Judea en bezoekt daar haar nicht Elizabeth. Wanneer zij elkaar begroeten springt de vrucht in de schoot van Elisabeth op. Daarvoor had Elisabeth, die lang onvruchtbaar leek, blijkbaar nog weinig gemerkt van het kind dat zij al zes maanden in haar schoot droeg. Rudolf Steiner vertelt dat door het klinken van de stem van Maria, het kind van Elisabeth gewekt wordt door het nog ongeboren kind Jezus. In het Johanneskind leeft de ziel van de oude Adam. Het Jezuskind dat Maria al bij zich draagt is een individualiteit die nog nooit op aarde geleefd heeft en volkomen onschuldig is. Het is het nathanische Jezuskind, dat de hogere wezensdelen van Adam draagt, die niet met Adam zijn afgedaald naar de aarde. Door een goddelijk raadsbesluit zijn deze wezensdelen bij de zondeval achtergebleven in hemelse sferen. Bij deze ontmoeting tussen Elisabeth en Maria wordt de oude Adam tegemoet getreden door een deel van zijn eigen wezen. Het is alsof het hogere Ik vanuit de verre periferie de vrucht in de schoot van Elisabeth opwekt, waardoor het kind opspringt. Het lijkt erop dat het steeds opnieuw geïncarneerde ziele-geestwezen van Adam–Elia–Johannes hulp nodig heeft om zich werkelijk te kunnen verbinden met zijn lichamelijke omhulling. Het extra duwtje ontvangt het van zijn zusterziel, het ook nog niet geboren nathanische Jezuskind, bij de groet die Elisabeth uit Maria’s mond verneemt. Wat door en vanaf de tijden van de zondeval gescheiden was komt op dit ogenblik weer bij elkaar.

De levensopgave van Johannes de Doper hangt heel nauw samen met die van Jezus van Nazareth. Je zou misschien kunnen zeggen dat Johannes de Doper een vertegenwoordiger is van de hele erfelijkheidsstroom van de mensen, vanaf Adam. Hij is de na vele incarnaties wedergeboren oudste ziel van de mensheid. Hij draagt het astraallichaam, etherlichaam en fysiek lichaam dat via de erfelijkheidslijn is doorgegeven. Dit complex van wezensdelen is het totale resultaat van de ontwikkeling vanaf Oude Saturnus, Oude Zon en Oude Maan, en daarna de ontwikkeling van de aarde tot dan toe. Christus zegt van Johannes de Doper dat hij de grootste is onder de mensen.
Het Jezuskind, waarvan de geboorte beschreven wordt door Lucas, is de jongste ziel van de mensheid. Dit wezen heeft nog nooit op aarde verkeerd. Het draagt namelijk de reine geestelijke wezensdelen van Adam (Geestzelf, Levensgeest en Geestmens), die bij de Zondeval niet zijn meegesleurd in het verderf, maar die werden terughouden in hemelse loges en daar werden behoed en bewaard. Door de zondeval ontving de mens het lagere Ik, een schijn-Ik. Christus brengt het ware hogere IK van de mens. Christus kan het oerbeeld van de mens, zoals het oorspronkelijk bij de schepping gedacht was, herstellen. Er is meer te lezen over deze verbondenheid vanaf het oerbegin bij Emil Bock*).

Maria spreekt tot slot van dit gedeelte de woorden van het Magnificat, dat vele toondichters heeft kunnen inspireren tot het maken van prachtige composities.

In het eerste hoofdstuk van het Lucas evangelie ligt een kalender van het christelijke jaar.
Het bezoek van de engel aan Zacharias vindt plaats in de herfst, op Grote Verzoendag -Yom Kippoer, het Oudtestamentische Michaelsfeest. Wanneer de engel Gabriël Maria bezoekt is het zes maanden later. Dan is het dus lente. Maria gaat naar Elisabeth en blijft drie maanden bij haar, totdat Johannes wordt geboren. Daarna gaat zij weer terug naar Nazareth in Galilea en blijft daar zes maanden, voordat zij weer op weg moet naar Bethlehem, dat bij Jeruzalem in de zuidelijke provincie Judea ligt.
De verkondiging aan Zacharias is rond Michaël – eind september herfst.
Geboorte van het Jezuskind is Kerstmis – 25 december rond het begin van de winter.
De verkondiging aan Maria is rond Pasen – lente. (De officiële feestdag van Maria-Visitatie is 31 mei)
Geboorte van Johannes de Doper – 24 juni aan het begin van de zomer.


Bronnen:
*) Emil Bock: Tussen Bethlehem en de Jordaan - hoofdstuk 6, Jezus en Johannes

maandag 30 november 2009

2e zondag van de Advent (1)

Tiziano: Johannes de Doper

Op deze tweede Adventzondag kan men de onderstaande perikoop lezen of een gedeelte uit het 1e hoofdstuk van het evanglie volgens Lucas. (zie hier)


Mattheüs 11 : 2 – 15 Over Johannes de Doper

Het is Advent -verwachting voor wat gaat komen.
Johannes de Doper is de wegbereider van de Heer. Hij is de engel die voor de Heer uitgaat, die voor Hem een weg zal banen.
Johannes de Doper doopte de mensen in het water van de Jordaan. Volgens opvattingen van wetenschappers doopte hij op verschillende plaatsen in de Jordaan-vallei tussen het Meer van Gallilea en de Dode Zee. De Jordaan-vallei is geologisch gezien de plaats waar de grote continenten Eurazië, Afrika en Indië samenkomen. Vandaar dat hier diepe barsten in de aardkorst voorkomen. De vallei is een zogenaamd breukdal en ontstaan door tektonische bewegingen in de aardkorst. Het dal vormt de noordelijkste uitloper van die breuklijn tussen de Afrikaanse en de Arabische aardschollen. De Jordaan-vallei is het laagst gelegen dal op aarde. Daardoor ligt de waterspiegel van het Meer van Gallilea op 210 meter onder zeeniveau, de Dode Zee ligt op -410 meter, en dat is het laagste punt op aarde. Ter vergelijking ligt de Alexanderpolder bij Rotterdam (Vrijeschool Prinsenland) slechts op 6,6 m onder NAP.

Wanneer hij doopte hield Johannes de mensen die tot hem kwamen (zijn leerlingen) onder water tot het moment waarop zij bijna verdronken. Op dat moment zagen zij een panorama van hun leven tot dan toe, zoals ook iemand ervaart bij en vlak na het sterven. Mensen die bijna verdronken zijn, en anderen met een bijna-dood-ervaring, vertellen over dit soort ervaringen. Johannes haalde zijn dopelingen weer boven water en sprak dan tot hen: “Verander uw zinnen.” Voor hen die het ondergingen betekende het een soort inwijding die zicht gaf op het eigen leven tot op dat moment, op hun karma. De doop door Johannes was niet alleen een voorbereiding op de komst van de Heer (kyrios Joh.1:23), maar ook een voorbereiding op de komst van het individuele IK, dat door Christus aan de mensheid zou worden gegeven, het Ik waardoor de mens verantwoordelijk wordt voor zijn eigen daden. Zo ademt deze perikooptekst een Adventstemming: de voorbereiding op de komst van het Chistuswezen.

Volgens deze perikoop uit het Mattheüs-evangelie hoort Johannes in de gevangenis van de daden van Jezus. Johannes is namelijk gevangen genomen door Herodes. Johannes zendt zijn leerlingen naar Jezus. Hij moet Jezus kennen want Jezus en Johannes zijn namelijk familie van elkaar -Maria is een nicht van Elisabeth- en Johannes heeft eerder Jezus zelf gedoopt in de Jordaan. De vraag is of Johannes bij die doop werkelijk bewust heeft kunnen waarnemen en/of heeft geweten wat er precies gebeurde. Wanneer we het Marcus-evangelie lezen vinden we daar dat het Jezus was en niet Johannes, die de hemel zag open scheuren en de stem uit de hemel hoorde spreken:

'Op het moment dat Hij uit het water omhoogkwam, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ (Marcus 1:10) (NBV)
Bij Johannes de Doper hoeft deze gebeurtenis dus niet direct tot een bewuste ervaring te zijn gekomen, hoewel hij zeker de komst van de Messias verwachtte, gezien zijn vraag: ‘Zijt gij degene die komen zal of moeten wij een ander verwachten?’.
Het is te begrijpen dat Johannes zijn leerlingen naar Jezus zendt om hem dit te vragen. Het antwoord moet hem duidelijkheid verschaffen.

Bij verschillende perikoopteksten hebben we al behandeld dat de genezingen niet enkel als fysieke of medische handelingen moeten worden opgevat. Ook de opsomming van de tekenen die door Christus als antwoord wordt gegeven op de vraag van Johannes bevat meer dan alleen maar fysieke feiten. Hij spreekt in mysterietaal die Johannes verstaat. Mensen worden genezen van blindheid en hervinden het vermogen om het geestelijke te schouwen: de imaginatie. Aan verlamden, bij wie de verbinding tussen ziel en lichaam in disharmonie is geraakt, wordt de mogelijkheid teruggegeven hun wilskrachten weer om te zetten in lichamelijke handelingen en zo nieuw en op de toekomst gericht zonnekarma te ontwikkelen: de intuïtie. Doven hervinden het vermogen om het geestwoord te horen: de inspiratie. Voor melaatsen wordt de grens tussen binnenwereld en buitenwereld hersteld, versterkt. De armen ontvangen geen geld, zij ontvangen de engelboodschap, omdat hun armoede een armoede van de geest is. Zo moet het opwekken van doden ook als een mysterie uitdrukking gelezen worden, zoals we al bij eerdere gelegenheden hebben gelezen.

Jezus vertelt daarop het aanwezige volk over Johannes en zegt hun dat Johannes de grootste onder de mensen is, meer dan een profeet, maar kleiner dan de kleinste van de engelen in het hemelrijk. Die uitspraak kan letterlijk worden opgevat, Johannes is een engel van de laagste hiërarchische rang, maar de grootste mens die er op aarde geleefd heeft. Rudolf Steiner vertelde dat in Johannes opnieuw het geestwezen van Adam is verschenen, van de Oude Adam uit het paradijsverhaal. Na vele incarnaties op aarde helpt deze Oude Adam Christus (de Nieuwe Adam) zich te verbinden met het via de erfelijkheidslijnen aangereikte lichaam van Jezus van Nazareth.
Jezus zelf zegt dat Johannes de wedergeboren Elia is: ‘Als ge het aan wilt nemen; hij is Elia, die weer zou komen. Wie oren heeft, moet horen!'
Wie ogen heeft moet ook lezen, want het staat er echt en volgens het evangelie van Lucas zegt ook de engel Gabriël tegen Zacharias over de zoon, die hij Johannes moet noemen:

'Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia om ouders met hun kinderen te verzoenen en om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer.' (Lucas 1:17 NBV)

Johannes de Doper is dit van zichzelf niet bewust, getuige de volgende passage in het evangelie: ‘Toen vroegen ze hem: ‘Wie dan? Bent u Elia?’ Hij zei: ‘Die ben ik niet.’ (Joh. 1: 24)
Rudolf Steiner beschreef in verschillende voordrachten dat de ziel van Adam steeds weer opnieuw in de menselijke ontwikkeling en erfelijkheidsstroom incarneerde. Een gedeelte van de ziel van Adam (Geestzelf, Levensgeest en Geestmens) ging niet mee in de Zondeval en werd teruggehouden in de loges van de geestelijke werelden. Het nathanische Jezuskind draagt deze van zonden vrije zielenkrachten.
Dit wetende is het ook mee te voelen dat de vrucht in de schoot van Elisabeth (de Adam, die wel door de zondeval is gegaan) opspringt wanneer Maria, die het ongeboren Jezuskind reeds bij zich draagt, haar groet. In de ontmoeting tussen de nog ongeboren reïncarnatie van Adam in Johannes en het nathanische Jezuskind, dat de nog pure en geestelijke wezensdelen van Adam draagt, wordt samengebracht wat gescheiden was.

Elders vertelt Rudolf Steiner over Adam dat, in een bepaald ontwikkelingsstadium van onze planeet, hij de laatste mensenziel was die nog op aarde kon verblijven. De aarde verhae op dat moment zo sterk dat de uittreding van de maan moest plaats vinden, zodat de verhardende ‘sintels’ konden worden afgescheiden. Adam is dus ook dan al een ziel die achterblijft in de eenzaamheid van de woestijn, want het beeld van de woestijn is steeds op te vatten als een beeld voor de aarde. De woorden van Johannes ”Ik ben als een roepende in de woestijn” zijn zo in een nog ruimer perspectief te zien.

Gedurende de Adventtijd wordt van de verbinding tussen Jezus Christus en Johannes verhaald. Alle evangeliën wijzen op hun manier naar deze belangrijke relatie.

Johannes 1:6 Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes.

Lucas 3:3 Daar ging Johannes in de omgeving van de Jordaan verkondigen dat de mensen zich moesten laten dopen en tot inkeer moesten komen, om zo vergeving van zonden te verkrijgen, zoals geschreven staat in het boek met de uitspraken van de profeet Jesaja: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden! Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht,
kromme wegen recht gemaakt, hobbelige wegen geëffend; en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.”’
(NBV)

2e zondag van de Advent (2)

Matthias Grünewald: Isenheimer Altar - Colmar (Fr.)

Lucas 1 : 26 – 38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria

Elisabeth leefde vijf maanden nadat de engel Gabriël aan Zacharias verscheen en vanaf het moment dat zij zwanger raakte in stille afzondering. In de zesde maand nadat de engel aan Zacharias verschenen was vindt de scène plaats die we nu kunnen lezen. Maria is in haar huis en de engel Gabriël komt bij haar en verkondigt haar de komst van haar kind. Gabriël is de aartsengel die de zielen, welke geboren zullen gaan worden, begeleidt door de maansfeer. Hij doet dat voor iedere incarnerende ziel. De aartsengel Gabriël is de leidende engel van de geboorte, die in de kring van jaarfeesten staat in de tijd tussen Kerstmis en Pasen. In die tijd van het jaar leidt hij alle zielen, die in een jaar geboren zullen worden, uit geestrijken binnen in de sfeer van de maan.

Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ (Lucas 1:28)

De aanduiding ‘in het huis’ kan worden opgevat als ‘in de eigen binnenwereld’. Maria was op het moment dat zij Gabriël gewaarwordt in gebed of in meditatie. Op het Isenheimer altaar zien we de kamer van Maria afgebeeld met rood en groen als kleuren voor de kruisribben aan het gewelf en voor de gordijnen. Rood en groen vormen een speciale kleurcombinatie. Het zijn bijvoorbeeld de kleuren die gebruikt worden bij de oogmeting door de optometrist. Het rode licht valt net vóór het netvlies, het groene licht valt net achter het netvlies, zodat aan de hand van die meting de lenzen nog scherper kunnen worden afgesteld. Rood en groen zijn ‘drempelkleuren’ die ook een overgang aangeven tussen fysieke wereld en ziele-geestwereld, tussen buitenwereld en binnenwereld. Men vindt die kleurencombinatie ook in de vensters van het Goetheanum, wanneer men vanuit de ruimte ervoor de grote zaal binnenkomt en zo eerst het rood van het grote westelijke venster en daarna het groen van de eerste vensters rechts en links opneemt.

Maria woonde in de kleine gemeenschap van Esseeërs in de heuvels ten zuidwesten van het Meer van Galilea, Nazareth. Nazareth betekent ‘de afgezonderde’ of ‘de bewaakte’. Als jong meisje leefde zij in een religieuze gemeenschap.

Bron: Emil Bock: Tussen Bethlehem en de Jordaan

woensdag 25 november 2009

1e zondag van de Advent (1)

Raphael Santi: Sixtijnse Madonna

De 1e zondag van de Advent luidt ook het begin van het nieuwe kerkelijk jaar in. Op de vier Adventzondagen heeft men de mogelijkheid om de perikoopgedeelten te lezen, zoals die zijn aangegeven op de rondgestuurde lijst. Op verschillende scholen is het gebruik om daarvan af te wijken en in de plaats daarvan het eerste hoofdstuk van het evangelie volgens Lucas te lezen, verdeeld over de vier verschillende Adventzondagen.
Bij de teksten van deze twee mogelijkheden zullen wij op deze weblog een notitie publiceren. (zie 2e bijdrage)

====

Mattheüs 21 : 1 – 11 De intocht in Jeruzalem


De perikoop beschrijft de intocht in Jeruzalem uit het evangelie volgens Mattheüs. Om dit te lezen aan het begin van de Advent kan vreemd lijken totdat men de tekst meer op het niveau van de beeldentaal tot zich door laat dringen. Een gewaardeerd oud-collega heeft ons op dit spoor gezet. Men zou de beschrijving over de intocht in Jeruzalem namelijk kunnen zien als een beeld voor het geestelijke proces dat zich afspeelt bij de conceptie, ofwel wat er op geestelijk niveau gebeurt wanneer een mensenziel zijn geboorte voorbereidt.

De Perikooptekst begint met de zin: 'Toen zij nu Jeruzalem naderden en in Bethfage kwamen,...'
De naam Bethfage betekent ‘huis van onrijpe vijgen’. Dat mag een beeld zijn voor de moederschoot.
De stad (in dit geval Jeruzalem) is in dit soort teksten veelal een beeld voor het fysieke lichaam, hier van de toekomstige fysieke omhulling van het kind dat afdaalt om geboren te worden.
De ezel is een ander beeld voor het fysieke lichaam. De ezel wordt bekleed met mantels.
De takken op de weg mogen worden opgevat als een verwijzing naar de levenskrachten van de nieuwe boreling, ofwel het etherlichaam.

'Toen hij Jeruzalem binnentrok, kwam de gehele stad in opschudding…'
Het moederlichaam komt ook in opschudding wanneer de zwangerschap aanbreekt.

Dan volgt tenslotte de vraag: 'Wie is hij?' Dat vragen ook ouders zich in heilige schroom af wanneer er een geboorte op komst is: “Wie is hij, die geboren gaat worden en tot ons komt?”

Rudolf Steiner vertelde dat de incarnerende individualiteit zich eerst met een astraallichaam omhuld, dat hem als twee vleugels (de krachten van antipathie & sympathie) naar de aarde begeleidt. In de maansfeer wordt uit de wereldether het nieuwe etherlichaam gevormd, waarin ook oud karma wordt ingeweven.

Bij de bespreking met de leerlingen in de les religieuze oriëntatie zou men eventueel een reproductie van de Sixtijnse Madonna erbij kunnen nemen en laten zien.
De twee leerlingen, die Jezus vooruit stuurt, zou men bij de Sixtijnse Madonna kunnen herkennen als de figuren links en rechts, die de ziel vanuit hemelse rijken de weg wijzen naar de geboorte op aarde: Paus Sixtus en Sint Catherina.
Het beeld van ‘Het Kind’ is op te vatten als beeld voor het Ik van de mens. Daarnaast staat het beeld van de vrouw meestal voor de mensenziel (astraallichaam).
Paus Sixtus: antipathiekrachten, Catherina: sympathiekrachten.

Ook met jongere kinderen kan men het beeld van de Sixtijnse Madonna als beeld behandelen van de voorbereiding van de geboorte van specifiek het Christuskind. Twee figuren wijzen het Christuskind de weg vanuit de hemel naar de aarde. Men kan de kinderen eens bewust wijzen op de kinderkopjes in de wolken achter de gordijnen op het schilderij. Daar zijn alle zielen van de nog ongeboren kinderen zichtbaar, die wachtend achterblijven tot de tijd dat zij de aarde zullen betreden. Zij volgen het Kerstkind op Zijn reis naar de geboorte, maar zo gebeurt dat ook bij de geboorte van ieder mensenkind. De zielen van de gestorven mensen wijzen de weg.
Wanneer de kinderen het verhaal van Het Gouden Huis kennen en/of Het Gouden Kistje, kan ook daaraan gerefereerd worden.
(Herbert Hahn: Bronnen van de ziel - uitgave VPC)