Posts tonen met het label Epifanie - zondag voor. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Epifanie - zondag voor. Alle posts tonen

vrijdag 1 januari 2010

Zondag voor Epifanie

Rembrandt: De Lofzang van Simeon (1669)


Lucas 2 : 21 – 35 De opdracht in de tempel (zie ook de notitie uit 2009)


In de perikopennotitie bij de tekst voor deze zondag van het vorig jaar werd al aangegeven dat Rudolf Steiner wijst op Simeon en hem verbindt met de wijze Asita, die na de geboorte van de Indische prins Siddhartha, die tot Boeddha zou opstijgen, bij het paleis verscheen.

Rudolf Steiner schrijft reeds in het jaar 1902 over de figuur van Asita in het hoofdstuk ‘De Egyptische mysteriewijsheid’ van zijn boek Het Christelijk Opstandingsmysterie en de voorchristelijke mysteriën (GA 8). Hij weidt er hier nog niet verder over uit.

Zeven jaar later (1909) vertelt hij uitgebreid over zijn onderzoekingen en duidt hij op het verband tussen de wijze Asita en de ziener Simeon tijdens zijn voordrachten over het Lucas-evangelie:

Zo moeten we met de herders het kind zien in de kribbe, waarin het als Jezus van Nazareth geboren werd; we zien over het kind van het begin af de glorieschijn en weten, dat zich hierin uitdrukt de kracht van de tot Boeddha geworden Boddhisatva. Deze is voordien ook tot de mensen gekomen en straalt nu vanuit geestelijke hoogten op de mensheid en komt op een hoogtepunt, als het zijn kracht doet stralen op het kind in Bethlehem; daardoor kan dit kind in de voorgeschreven wijze zijn plaats innemen in de ontwikkeling van de mensheid.
Toen deze individualiteit, die vanuit den hoge nu dit kind uit het huis van David overstraalde, in Indië geboren werd, - d.w.z. toen Boeddha als Boddhisatva het levenslicht zag - overzag de wijze Asita de omvang en kracht van wat ik zo-even schilderde. Wat deze wijze eerst al in geestelijke sferen had waargenomen, dwong hem om bij de geboorte van dit kind het paleis te betreden, om dit Boddhisatva-kind in werkelijkheid te zien. Toen hij het zag, voorspelde hij diens grootse zending. Asita voorspelde, tot grote verlegenheid van de vader, dat dit kind niet zou regeren over het rijk van zijn vader, maar dat het een Boeddha zou worden. Daarna barstte hij in tranen uit; toen hem gevraagd werd of er dan een ongeluk voor het kind te vrezen viel, antwoordde hij: ‘Neen! Ik huil erom, dat ik al zo oud ben, dat ik de dag niet meer kan beleven, waarop deze Heiland als Boeddha op aarde zal verwijlen!’ Dat Boeddha-worden heeft Asita ook niet meer beleefd – hij had dus gelijk -, dat hij zijn tranen niet kon bedwingen.
Deze Asita, die de Boeddha toen slechts als kind in het paleis van Soedhodana gezien had, werd wedergeboren als degene, die in het Lucas-evangelie beschreven wordt als Simeon. In het Lucas-evangelie staat dan dat Simeon bezield was door de Geest, toen hem het kind in de armen gelegd werd. Deze Simeon was dezelfde, die als Asita vroeger gehuild had, toen hij in zijn toenmalige incarnatie het Boeddha-worden van de Boddhisatva niet meer zou kunnen beleven. Nu was het hem gegeven, de volgende trap van ontwikkeling van deze individualiteit te beleven. Omdat ‘de Heilige Geest op hem rustte’, kon hij bij de offerdienst in de tempel de glorieschijn van de vergeestelijkte Boeddha over het Jezus-kind uit het geslacht van David waarnemen. Toen zei hij tot zichzelf: ‘Nu behoef je niet meer te huilen; wat je toen niet gezien hebt, zie je nu: de vergeestelijkte heiland heb je nu over dit kind zien zweven. Heer, laat uw dienaar in vrede sterven!’


Rudolf Steiner: Voordrachten over het evangelie volgens Lucas
(GA 114) 2e voordracht, Basel 16-9-1909

Rembrandt: De Profetie van Simeon aan Maria (1638)

Enkele jaren later (1911) schrijft hij nogmaals over Asita-Simeon:

Asita, de grote Indische wijze kwam, toen Gautama Boeddha nog een klein kind was, wenend het koninklijk paleis van de vader van Boeddha binnen. De oorzaak hiervan was, dat hij als ziener kon weten, dat dit koningskind Boeddha zou worden en dat hij zich een oude man voelde, die niet meer zou beleven hoe de zoon van Soeddhodana tot Boeddha zou opklimmen. Deze wijze werd in de tijd van Jezus van Nazareth wedergeboren. Het is dezelfde man die in het Lucas-evangelie geschilderd wordt als de tempelpriester, die ziet hoe in het Nathanische Jezuskind, Boeddha zich openbaart. Toen hij dit zag, kon hij zeggen: “Nu laat gij Heer uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, want mijn ogen hebben uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken.” Wat hij voorheen in Indië niet had kunnen zien, zag hij nu door het astraallichaam van het Jezuskind, dat ons vanuit het Lucas-evangelie tegemoet komt: de tot Boeddha geworden Bodhisattva.

Rudolf Steiner: Geestelijke leiding van mens en mensheid (GA 15)



Arent de Gelder: Simeon en Anna (olieverf op doek ca. 1700 · Mauritshuis, Den Haag


Bron illustraties: www.statenvertaling.net

vrijdag 2 januari 2009

Zondag voor Epifanie

Fra Angelico: De opdracht in de tempel


Lucas 2 : 21 – 35 De opdracht in de tempel

Na het kerstverhaal zijn we op deze zondag nogmaals bij het Lucas-evangelie. Speciaal in dit evangelie hebben we steeds te maken met het aanknopen aan de mysteriestroom die uitgaat van Boeddha. We konden dat al in het bewustzijn dragen toen we lazen over de engelen die verschenen aan de herders op het veld. Zij aanschouwden het wezen van de Boeddha, die vanuit hemelrijken de geboorte van dit Lucas-Jezuskind overstraalde als de hemelse heerscharen.
Ook in de scène die in deze perikoop wordt beschreven (Lucas 2 : 21 – 35) zit een verbinding met het Boeddhaverhaal verborgen.

In Jeruzalem is de oude Simeon. Hij wacht in de tempel op iets wat komen gaat. Hij verwachtte de komst van de Messias.
Hij stond, zo staat er beschreven, onder de leiding van de Heilige Geest, wat een aanduiding kan zijn dat Simeon geestelijk kon schouwen of kon profeteren. Volgens Rudolf Steiners aanwijzingen is de individualiteit van Simeon dezelfde als degene die in het Boeddhaverhaal aan het hof van koning Soeddhodana verschijnt: Asita, de grote ziener, die in tranen vertelt dat hij weent omdat hij zal sterven voordat de pas geboren prins een Boeddha zal worden. Hij zal de werking van de Boeddha in die incarnatie dus niet meer kunnen aanschouwen.

Nu kan deze individualiteit in een volgende incarnatie als Simeon wel getuige zijn van de werking van het Boeddhawezen. De woorden met welke Simeon God prijst moeten dan ook worden opgevat als uitdrukking van zijn vreugde over hetgeen hij nu wel mag aanschouwen.
In de Boeddha-legende voorspelt Asita de heerlijke daden die het kind zal verrichten. Hier in het Lucas-evangelie profeteert Simeon het grote leed dat Jezus en ook Maria zullen ondergaan. Het kind zal tot een teken zijn dat tegenspraak wekt.

In Leviticus 12:2-4 worden de Joodse voorschiften van Mozes beschreven. In Leviticus 12:6-8 de voorschriften voor het offer.


Het Lucas evangelie (2:36-38) beschrijft verderop (niet in deze perikoop opgenomen) dat op hetzelfde moment ook een oude vrouw, Anna een profetes uit de stam van Aser, die weduwe was, naar het kind komt, het ziet en over het kind spreekt tegen ieder die de komst van de Messias verwachtte. De aanduiding zoon van de weduwe verwijst meestal naar de verbinding met de Egyptische mysteriën van Isis, de weduwe van Osiris. Het kan zijn dat de aanduiding dat Anna weduwe was daar ook op wijst. Anna is immers ook een zieneres, een soort Sibille.