Posts tonen met het label Invocavit. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Invocavit. Alle posts tonen

maandag 15 februari 2010

Invocavit (6e zondag voor Pasen - 1e zondag in de Vastentijd)

Juan de Flandes: Verzoeking van Christus (ca. 1465 - 1519)

Mattheüs 4 : 1 – 11 De verzoeking in de woestijn
(klik hier voor de notitie uit 2009)

Laten wij ons goed voorstellen wat dat voor een oneindig belangrijke gebeurtenis is. Laten wij proberen het na te voelen, maar ook te voelen dat nu een heel bijzonder wezen op aarde leefde: het Christuswezen in een mensenlichaam, een wezen dat nog niet in een mensenlichaam geleefd had, dat tot nu toe alleen in geestelijke rijken was geweest, dat nooit eerder een aardeleven had doorgemaakt, dat de geestelijke werelden kende, maar niet de aardewereld. Van de aarde leerde dit wezen alleen datgene kennen wat als het ware verzameld was in de drie lichamen – het fysieke lichaam, het etherlichaam en het astrale lichaam – van Jezus van Nazareth. Het daalde neer in deze drie lichamen, zoals ze geworden waren onder de invloed van het dertigjarige leven dat ik heb beschreven. Zo beleefde dit Christuswezen geheel onbevangen datgene wat het aanvankelijk op aarde meemaakte.

Dit Christuswezen werd eerst in de eenzaamheid gevoerd, zoals ook de Akashakroniek van het vijfde evangelie ons laat zien. Jezus van Nazareth, in wiens lichaam het Christuswezen was, had alles afgelegd wat hem vroeger met de overige wereld had verbonden. Het Christuswezen was zojuist op aarde aangekomen. Allereerst werd het Christuswezen naar datgene toegetrokken wat door de lichamelijke indrukken, die als het ware nog in het geheugen lagen, zich het hevigst in het astraallichaam had ingegrift. (….) Zo zocht het Christuswezen, dat voor de eerste keer in een mensenlichaam, een aards lichaam woonde, allereerst de strijd met Lucifer en Ahriman in de eenzaamheid van de woestijn.

Uit: Rudolf Steiner: Het Vijfde Evangelie (GA 148) – Kristiania, 6 oktober 1913

Hij (Christus) had de verzoeking doorgemaakt met de kracht van het eigen innerlijk, door de kracht van wat wij nu bij de mens zijn Ik noemen. Hij had het volbracht aan alle aanvechtingen en verzoekingen, die de mens ontmoet, als hij in zijn astraallichaam, ether- en stoffelijk lichaam onderduikt, weerstand te bieden. Dat is ook duidelijk aangegeven; alle soorten egoïsme worden beschreven en wel zo, dat ze tot de hoogste graad versterkt, getoond worden. (…)

Wat de mens, die een esoterische ontwikkeling nastreeft, als een zware hindernis in de weg treedt, dat is, dat in zijn wezen de nare trek verschijnt, zich steeds met zijn eigen lieve persoontje bezig te houden, hetgeen ook wel natuurlijk is bij het onderduiken in het eigen innerlijk. (…) Men zou nu graag ‘Ik’ zijn, helemaal onafhankelijk van de buitenwereld. (…) Als men aan dat egoïsme zo graag wil toegeven, dan is het toch hoogst alledaags dat men door één ding niet los kan komen van de buitenwereld, namelijk door de omstandigheid, dat de mensen moeten eten. Dat is wel hoogst triviaal, maar toch is het voor velen een fataal feit. (…)

De tweede graad treedt op, als men in zijn astraallichaam is ondergedoken en zich werkelijk geplaatst ziet tegenover al de emoties en hartstochten, die iemand zo geheel tot een tegenstrijdige egoïst zouden kunnen maken. Als men voelt, dat men daar voor staat, dan zou men toch in het ether- en stoffelijk lichaam willen neerstorten, als men die emoties en hartstochten niet overwint en er niet tegen bestand is. Dit is werkelijk een situatie, die als neerstorten in een afgrond kan worden beschreven. (…)

De derde trap bij het neerdalen in het stoffelijk lichaam is de volgende. (…) Als we niet loskomen van onze zelfzucht, dan wil nog steeds de verzoeker in de stoffelijke wereld, Lucifer of Diabolus, ons over onszelf in de war brengen. Dan belooft hij aan ons alles, wat ons tegemoet treedt, maar dat alles is dan een schepping van onze eigen illusies, Maya. Als deze geest der zelfzucht ons niet loslaat, zien we een hele wereld, maar een wereld van bedrog en leugen; en hij belooft ons deze wereld; maar we mogen vooral niet geloven, dat het een ware wereld is.

Deze drie stadia van de verzoeking doorleeft het Christuswezen als voorbeeld voor de mensheid. En nu het eenmaal doorleefd is buiten de oude mysterieplaatsen, door de kracht van een wezen, dat zelf in deze drie wezensdelen leeft, wordt daarmee de stoot gegeven, opdat de mensheid in de toekomst zelf in de loop van de ontwikkeling hetzelfde kan bereiken, namelijk dat de mens met het Ik, dat in Malchuth of het Rijk leeft, ook op kan stijgen in de geestelijke wereld. Er moest bereikt worden, dat hetgeen deze twee werelden van elkaar scheidt, werd weggenomen, niet meer zal bestaan, en dat de mens met het Ik, dat in Malchuth leeft, in de geestelijke werelden kan opstijgen. Dit werd voor de mensheid bereikt door de overwinning van de verzoeking, zoals in het Mattheüs-evangelie wordt weergegeven. Er was dus tot stand gebracht, dat er nu door één wezen, dat op aarde leefde, een voorbeeld gesteld was voor de wijze waarop het Ik uit het Rijk in de hogere rijken en wereld kon worden gevoerd.

Uit: Rudolf Steiner: Het Mattheüs-evangelie (GA 123) Bern, 8 september 1910

De term die Rudolf Steiner gebruikt (Malchuth ofwel het Rijk – Koninkrijk) stamt uit de Joodse traditie. Het is een van de tien begrippen van de Sephirot-boom of Levensboom. Malchuth, het Koninkrijk, staat voor de fysieke omstandigheden waar je lichamelijke gesteldheid, je financiën, je werk, je huishouden en het weer je bezig houden. Malchut vormt het onderste fundament van de Levensboom, de aarde. Naar dit begrip werd ook gewezen in de perikooptekst voor de 3e zondag na Epifanie, waarin we de zin vinden: ‘Maar de zonen van het rijk zullen uitgestoten worden in de duisternis. Daarbuiten zal geween zijn en geknars van tanden.’ (Mattheüs 8:12).

zaterdag 21 februari 2009

Invocavit (1e zondag in de Vastentijd)

Invocavit wordt deze zondag genoemd naar Psalm 91:15 - "Invocavit me et ego exaudiam eum" - Hij roept mij aan en ik zal hem verhoren. Het is de zondag na Carnaval.

Duccio di Buonsegna (1282 - 1339): de Verzoeking



Mattheüs 4 : 1 – 11 De verzoeking in de woestijn

Na het carnavalsfeest beginnen we op deze zondag serieus aan de voorbereiding op de lijdenstijd en Pasen: De verzoeking in de woestijn. Het gedeelte uit het evangelie volgens Mattheüs dat we deze dag lezen volgt direct op de Doop in de Jordaan. Bij die doop daalde het goddelijk wezen van Christus af in het lichaam van Jezus van Nazareth. Bij de Doop in de Jordaan werd het lichaam van Jezus pas echt de drager van de Christusgeest. Het lichaam van Jezus was op zichzelf ook al op een gecompliceerde wijze voorbereid. Het fysieke lichaam en etherlichaam van het Jezuskind uit het Lucas-evangelie, bij geboorte overstraald door de zegenden krachten van het Boeddhawezen, werd doordrongen van het astraallichaam en Ik van het kind Jezus uit het evangelie volgens Mattheüs. Dit gebeurde toen dit Lucas-kind twaalf jaar werd (zie perikoop 1e zndg na Epifanie). In dit laatste kind is de individualiteit van Zarathustra werkzaam, die zich in vele eerdere incarnaties had gericht op de komst van het hoge Zonnewezen. In deze incarnatie offert hij eerst zijn eigen lichamelijkheid op, om dat van het Lucas-kind te doordringen met zijn wijsheid en aarde-ervaring. Bij de doop in de Jordaan trekt het Ik van Zarathustra zich terug uit het astraallichaam, etherlichaam en fysiek lichaam om plaats te maken voor het wezen van de Godszoon.

Deze geesteswetenschappelijke inzichten kun je kinderen natuurlijk niet vertellen. Aan een 5e klas vroeg ik als inleiding op de bespreking van deze perikoop: “Stel nou eens dat er een hemels wezen op aarde zou geboren worden, een wezen dat nog nooit op aarde geleefd heeft. Wat zou zo’n wezen dan nieuw ervaren? Wat zou zo’n wezen helemaal nog niet kennen omdat het alleen de hemel kent en geen enkele ervaring heeft op aarde?” De kinderen kwamen met antwoorden als: "Het zou ruzie, haat, oorlog niet kennen, want dat is er niet in de hemel." Na even doorpraten kwam een leerling met de opmerking dat zo’n wezen zou moeten leren eten. "Het voedsel wat wij als mens eten is er ook niet in de hemel." Dat was een bijzondere eyeopener, goed voor een verder gesprek. Moeilijker was het voor de kinderen om erop te komen dat zo’n hemels wezen natuurlijk gewend was om te ‘zweven’ en de aardezwaarte –de zwaartekracht- nog nooit zou hebben ervaren.

Dit zijn nu precies de drie niveaus waarop in deze perikoop de duivel het wezen van de Christus beproeft, nadat Deze zich had verbonden met de lichamelijkheid en de ziel van Jezus van Nazareth: de zielenroerselen van mensen, de noodzaak voedsel op te nemen, en de afhankelijkheid van de zwaartekracht.
“Hij werd in de woestijn gevoerd om beproefd te worden”, duidt al op het aardse karakter van de omgeving waarin het gebeuren zich afspeelt. Het beeld van de woestijn geldt in de taal van de Bijbel namelijk altijd als imaginatie voor de woeste leegheid van de fysieke aarde. Het is de geestelijke eenzaamheid, die alleen op aarde kan voorkomen. In de geestelijke werelden zijn we altijd in sympathie verbonden met de andere wezens. We komen daar -zelfs gedurende onze slaap- met alle andere wezens samen, vloeien als het ware met hen samen.

Voor de instandhouding van het fysieke lichaam moet de mens eten. Het voedsel verschaft het geestwezen van de mens zelfs een noodzakelijk ankerpunt in de lichamelijkheid, zonder voedsel kan de mens niet op aarde leven. “In het zweet uws aanschijns eet uw brood, Adam,” klinkt er na de zondeval uit de mond van de engel in het Paradijsspel. De duivel nodigt de Christus nu uit om stenen in brood te veranderen. Hoewel Hij het hoogste zonnewezen is moet ook de Christus, nu Hij het lichaam van Jezus als aardse omhulling heeft aangenomen, brood eten om te kunnen leven. Zonder voedsel kan ook Hij op aarde niet als mens blijven leven. Dit is de eerste verzoeking, uitgevoerd door Ahriman. Dit is overigens de duivelse angel in het wezen van de mens op aarde. De mens moet eten om te kunnen leven, maar om brood te kopen heb je geld nodig (Ahriman). Het is later ook Ahriman die Judas Iskariot tot zijn werktuig maakt. Judas houdt zich bezig met de financiën van de leerlingen rond Jezus. Judas moppert wanneer Maria de nardusolie “verspilt” en hij verraadt Jezus voor dertig zilverlingen.

Het etherlichaam heeft tijdens het leven een verbinding met het fysieke lichaam. Het etherlichaam vervult het fysieke met levenskrachten, maar het fysieke lichaam geeft op zijn beurt het etherlichaam een anker op aarde. Het voorkomt namelijk dat het etherlichaam zich uitbreidt tot in de periferie van de etherwereld. Het fysieke werkt met de invloed van de zwaartekracht centripetaal, naar het centrum van de aarde. Het etherische werkt centrifugaal. Het zou als een zeepbel als vanzelf willen wegvliegen en zich verbinden met de wereldether, wat ook gebeurt na de dood. De duivel werkt in de zwaartekracht en probeert de Christus te verleiden zich van de tinnen der tempel omlaag te storten en engelen opdracht te geven hem op handen te dragen, d.w.z. zich niet met de zwaartekracht te verbinden. Dit is de tweede verzoeking, nu door Ahriman en Lucifer samen, Ahriman in de zwaarte, Lucifer als de verleiding niet die verbinding met de realiteit van de aardezwaarte aan te gaan.

Als derde verzoeking wil de duivel (nu Lucifer alleen) dat de Christus neerknielt en hem aanbidt. Daar wordt de trots, hoogmoed en verwaandheid zichtbaar, die Lucifer in het astraallichaam van de mens heeft gelegd.
Lucifer is werkzaam in het astraallichaam van de mens en heeft er te vroeg het element van het zelfbewustzijn gewekt. Begeerte naar de zintuigwereld en trots op het eigenwezen uiten zich in de zielen van de mensen als egoïsme, hoogmoed, verwaandheid en begeerte, als zelfzucht en zucht naar bevrediging.
Ahriman is werkzaam in het gebied van het etherische waardoor de levenskrachten uitdrogen. Dat spiegelt zich in de mensenziel waardoor hij angst zaait in de mensenzielen en het ontkennen van de geest veroorzaakt, wat de leugen van het materialisme is.
Deze perikoop met het verhaal van de verzoeking is te lezen als het afdalen van de Christusgeest in de wezensdelen van Jezus van Nazareth. Hoewel de wezensdelen van Jezus van Nazareth op een bijzondere wijze en op een door goddelijke wijsheid geleide manier zijn voorbereid, dragen zij toch de sporen van de Zondeval. Die ontmoet het Christuswezen nu in drie lagen, op de drie trappen van het afdalen in de incarnatie: in fysiek lichaam, etherlichaam en astraallichaam.

(zie ook: Marcus 1:12–13 en Lucas 4:1-13)
Gebruikte bron: Rudolf Steiner: Voordrachten over het Vijfde Evangelie, en de Voordrachten over het Evangelie volgens Mattheüs (8e voordr.)