Posts tonen met het label Pasen - 7e zondag voor. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Pasen - 7e zondag voor. Alle posts tonen

maandag 8 februari 2010

Estomihi (7e zondag voor Pasen)

Nicolas Poussin (1594-1665): Christus geneest de blinde bij Jericho - detail

Lucas 18 : 31 – 43 Aankondiging van het Lijden en genezing van een blinde

In de Perikopen Notitie uit 2009 (klik hier) is al aangegeven dat de twee gedeeltes uit de Perikooptekst voor de 7e zondag voor Pasen in elkaars verlengde mogen worden gelezen: de aankondiging van het lijden, wat door de jongeren niet wordt begrepen (in-gezien) en de genezing van een blinde (eveneens iemand die niet ziet).
Het verhaal van de aankondiging van het lijden vinden we ook bij Mattheüs (Matt. 20:17-28) en Marcus (Mc. 10:32-45). Over de blinde man langs de weg van Jericho naar Jeruzalem verhaalt wederom Marcus (Mc. 10:46-52), maar bij Mattheüs treden twee blinden op. (Matt. 20:29-34).

Over de genezing van de blinde spreekt Rudolf Steiner in een voordracht:
“Ga heen, uw geloof heeft u gered.” En meteen kon hij weer zien en volgde hem op zijn weg.’ (Mc. 10:52) Dat wil zeggen: Christus verlangde slechts het geloof. Moet men er dan niet eens over nadenken, waarom te midden van allerlei andere verhalen opeens de genezing van een blinde is ingelast? Waarom staat die daar zo geïsoleerd? Uit de compositie van het evangelie zouden de mensen toch wat moeten leren. Het komt namelijk niet aan op die ‘genezing’, maar dat er maar één van allen – en wel een blinde – uit alle macht roept: “Jezus, zoon van David!” De zienden herkennen Hem niet. De blinde, die Hem niet ziet, herkent Hem wel, zodat er hier op gewezen wordt, hoe blind de anderen zijn en dat de blinde eerst blind heeft moeten worden, om Hem te ‘zien’. Het komt op deze plaats aan op het blind-zijn, niet op de genezing en tegelijk blijkt hoe weinig begrip er voor de Christus was.
uit:
Rudolf Steiner: Het Marcus-evangelie -(GA 139) - Basel, 15 september 1912

Bij het eerste gedeelte van de perikooptekst voor deze zondag vonden we nog twee citaten uit voordrachten van Rudolf Steiner waarin hij nader ingaat op wat we ons moeten voorstellen bij het begrip ‘Mensenzoon’. Hetgeen we in eerdere Perikopen notities hebben aangedragen over de door geestelijk-goddelijke leiding op een gecompliceerde wijze voorbereide lichamelijke omhulsels van Jezus van Nazareth, die als een schaal dienden voor het wezen van de Godszoon Christus, komt ons hierbij van pas.

Rudolf Steiner:
De mens was vroeger een lid van de geestelijke wereld, zijn geest bevond zich in de geestelijke wereld, daardoor was hij, omdat hij in de geestelijke wereld leefde, een zoon der goden. Deze ziel, die zich steeds vaker incarneerde, nam steeds meer deel aan de uiterlijke wereld. Toen was er de ‘godenzoon’ in de mens, die behagen schepte in de ‘dochters van de aarde’, d.w.z. in die zielen die sympathie hadden voor de fysieke wereld. Dit wil zeggen: De vroeger van geestelijke goddelijkheid doordrenkte mensengeest daalde af in de fysieke zintuiglijkheid. Hij werd echtgenoot van het verstand dat aan de hersenen is gebonden en hem in de zintuiglijke wereld verstrikt deed raken. Nu moet hij de weg waarlangs hij is neergedaald, weer terugvinden en opwaarts gaan en een ‘zoon der goden’ worden.
De ‘mensenzoon’ die hij geworden is, zou omkomen in deze fysieke wereld, als hij als mensenzoon niet weer zou opstijgen tot de goddelijke wezens, tot het licht van de geestelijke wereld.

uit:
Rudolf Steiner: De wederkomst van Christus in de etherische wereld (GA 118)
Karlsruhe, 15 januari 1910

Ik heb er u al opgewezen, dat uit het Markus-evangelie duidelijk naar voren komt, dat daarin occulte en stoffelijke feiten door elkaar heen lopen. We worden er duidelijk op gewezen dat Christus in zijn werking niet slechts beperkt bleef tot de persoon van Jezus van Nazareth, maar dat Hij ook de jongeren bezocht, toen Hij buiten Zijn lichaam getreden was, bij het meer, toen Hij op hen toekwam. Op deze manier kon Hij buiten Zijn stoffelijk lichaam - als dat misschien hier of daar aanwezig was – op de zielen van de jongeren inwerken, omdat alles wat Hij verrichtte, wat Hij als impuls, als geest uitstraalde hen dan bereikte. (…) Hij leeft in de zielen; ze begrijpen het wel niet, maar ze ondergaan het. (…)

Christus is overal in contact met een zich ver uitstrekkende, werkzame aura. Deze aura kon bestaan doordat Hij in de ziel verbonden was met degene, die Hij had uitgekozen als Zijn leerlingen. (…) De uitverkoren mensen toonden niet het juiste begrip. Zodoende trok de aura zich geleidelijk aan terug van de mens Jezus van Nazareth. Christus vervreemde steeds meer van de Mensenzoon Jezus van Nazareth. Tegen het einde van zijn leven was Jezus van Nazareth steeds meer alleen.

Terwijl het kosmische deel, dat er nog steeds was tot en met het moment dat wordt voorgesteld als het zweten van bloed in Gethsemane, en Christus nog ten volle verbonden was met Jezus van Nazareth, werd door het gebrek aan begrip van de mensen om Hem heen, de verbinding losgemaakt. (…) Toen konden de speurhonden Hem vangen. We zien nog wel iets van het kosmische, maar steeds minder en minder met de ‘mensenzoon’ verbonden. Dat maakt de zaak zo schokkend. (…)

Wat konden ze gevangen nemen? Wat veroordelen en wat aan het kruis slaan? – De mensenzoon. En hoe meer ze dat deden, des te meer trok zich het kosmische element, dat als een jonge, nieuwe impuls in de aarde kwam, terug. Voor degenen, die het vonnis uitspraken bleef alleen de mensenzoon over, die door dit jonge element, dat als iets uit de kosmos had moeten neerdalen, slechts omzweefd kon worden.

uit:
Rudolf Steiner: Het Marcus-evangelie -(GA 139) - Basel, 15 september 1912


Nicolas Poussin (1594-1665): Christus geneest de blinde bij Jericho

maandag 16 februari 2009

Estomihi (7e zondag voor Pasen)

Estomihi – De Gregoriaanse introïtus van deze zondag luidt: ‘Esto mihi in Deum protectorem, et in locum refugii, ut salvum me facias-' Wees mij een God die mij beschermt, en een toevluchtsoord om mij te redden. Psalm 31:3 De oude naam Quinqagesima betekent vijftigste - 50 dagen voor Pasen.


Duccio di Buoninsegna (1282-1339) - Genezing van twee blinden bij Jericho (naar Mattheüs 20:30)





Lucas 18 : 31 – 43 Aankondiging van het Lijden en genezing van een blinde.

Deze perikoop bestaat uit twee delen, maar waarschijnlijk mogen we ze beschouwen als toch bij elkaar behorend.
Voor de derde keer in het Lucas-evangelie kondigt Christus Jezus zijn lijden, dood en opstanding aan. Dat deed hij al eerder in Lucas 9:22 en 9:44.


18:31 Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan.' (NBV)


De twaalf snappen er helemaal niets van. De betekenis van Zijn woorden blijft op dat moment nog voor hen verborgen, maar ze kunnen het eigenlijk ook nog niet begrijpen. De Christus hebben zij herkend als het hoogste godwezen. Johannes de Doper heeft enkelen van hen op Hem gewezen.
De Christus wordt hier ‘de Mensenzoon’ genoemd en tegelijk is Hij toch ook de Godzoon. Want tot aan Christus hadden mensen God niet met eigen ogen als fysieke gestalte kunnen waarnemen. Alleen zij die in de mysteriën waren ingewijd hadden Hem in de geest kunnen schouwen. Met Christus heeft de godheid de zintuiglijke wereld betreden en is Hij fysiek zintuiglijk waarneembaar geworden, een Mensenzoon. De apostelen zien Hem nu met hen in de zintuiglijke wereld en naast zich wandelen. Hij is gewoon bij hen, ze kunnen Hem als het ware beetpakken. Het is door de lichamelijke verschijning van Jezus van Nazareth dat zij de machtige werkzaamheid en het wezen van de Christus ervaren. Maar in de zielen van de apostelen komt nauwelijks de gedachte op dat Zijn dood de eigenlijke vervulling zal betekenen van de missie die de Christus op aarde heeft. Wat er allemaal nodig is om de wil van God te openbaren is nog voor hun verstand verborgen. Pas met Pinksteren gaan de apostelen daarvan iets begrijpen.

Nu volgt het verhaal van de blinde man bij Jericho. (zie ook: Mattheüs 20:30)
Vertel in de lessen RO de kinderen toch vooral steeds weer opnieuw dat Christus geen wonderdokter of tovenaar was, die goocheltrucjes uitvoerde. De moderne theologische en platvloerse materialistische opvattingen kunnen makkelijk tot dat soort ideeën leiden. Vertel de kinderen dat Hij het allerhoogste godswezen/zonnewezen is dat zich tot redding van de mensheid met de aarde wilde verbinden. Elk verhaal in de Evangeliën moet gezien worden als een stap op de weg tot openbaring van Zijn wezen.
De naam van de stad Jericho betekent: ‘Stad van lieflijke (Balsem-) Geur’. De stad was beroemd door haar balsem en haar geurende tuinen. Jericho betekent ook ‘de Maanstad’, alsof hier de invloed van de maanmysteriën nog sterk leefde. De bewoners van Jericho stonden bekend als wereldse mensen, misschien bijna decadent. Daarom willen zij die voorop lopen, dat de blinde zwijgt. Zij willen hem de mond snoeren, maar hij roept des te luider uit wat hij diep van binnen weet: ‘Jezus, Zoon van David!’, wat inhoud dat hij Hem voor de Messias houdt.

Lucas was een arts. De passage zou dus gelezen kunnen worden als een gewoon verhaal over een genezing. Maar is het wel zomaar een gewoon verhaal over een genezing? De mensen zeggen de blinde zijn mond te houden maar hij blijft roepen tot Jezus bij hem komt. Het is merkwaardig dat deze blinde man weet wie er langs komt. Blijkbaar nam hij waar met andere zintuigen dan zijn ogen welk wezen hem daar passeerde, zoals blinde mensen vaak kunnen. Deze blinde is eigenlijk de enige met een beetje licht, het innerlijk licht van het inzicht. Daarom kan hij door zijn geloof genezen worden. We willen verder onderzoeken hoe we dit kunnen begrijpen.
We weten dat de evangelieboeken eigenlijk gelezen moeten worden als openbaringen van mysteriegeheimen. Zeker na de geschiedenisperiode in klas 5 kun je met de kinderen spreken over de mysteriën van de oudheid en dat de mensen onder leiding van de priesters steeds probeerden in de geestwerelden te schouwen.
De zin: ‘Heer, dat mijn ogen kunnen zien’ is een sleutel om de diepere zin van deze perikoop te benaderen. (Statenvertaling: ‘Heere! dat ik ziende mag worden.’) In het Grieks staat er: αναβλεπων (anablepon) wat in eerste instantie “omhoogkijken” betekent, daarbij ook vertaald wordt als: het (verloren) gezicht terugkrijgen (blepo - βλέπω – betekent in het moderne Grieks overigens nog steeds ‘zien’).
Deze blinde wil dus graag dat hij weer kan OPZIEN, kan “omhoog kijken”. De vraag is dan: naar wie wilde deze blinde weer opzien? Het antwoord ligt in de oude mysteriën, die tot een einde waren gekomen. Toen waren de ingewijden in staat om op te zien naar de godenwereld. Zij schouwden het hoogste godswezen in het geestelijke gebied van de zon, denk maar aan Zarathustra, of aan Echnaton. De ingewijden ‘sliepen’ een inwijdingsslaap waarin zij de beelden van die godenwereld schouwden. Maar nu Christus op aarde is verschenen, is zijn wezen in de nachtwereld niet meer op de zon te vinden. De Christus is nu op aarde en is overdag te zien met open ogen. Hij is openbaar geworden. De blinde wil het godswezen graag ook zien, omdat hij hem ‘s nachts niet meer schouwen kan. Wanneer Christus dat mogelijk maakt begint de man Gods openbaring (=dat god zichtbaar is geworden voor gewone zintuigen) te prijzen. Men kan ervan uitgaan dat het eerste wat de blinde man na zijn genezing zag, de fysieke verschijning van de Christus Jezus was. Daardoor werd hij gelovig. De blinde loofde deze openbaring van God en hij volgde Jezus vanaf dat moment. De twaalf zagen de Christus op aarde, de blinde eerst nog niet. De apostelen snapten nog niets van wat er nog te komen stond. De kruisdood en de opstanding vormen uiteindelijk de ultieme openbaring en vervulling van de oude mysteriën. Wellicht snapte deze blinde, die naar alle waarschijnlijkheid zelf een oude ingewijde was, dat al wel. Zo zouden we de twee gedeelten van deze perikoop in elkaars licht kunnen lezen.