maandag 24 mei 2010

Trinitatis

Hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid of Drievuldigheidszondag

Paul Troger (1698-1762): Nikodemus en Christus - Dommuseum in Salzburg


Johannes 3 : 1 – 15 Het gesprek met Nikodemus
klik hier voor de perikopennotitie uit 2009

De evangeliën moeten vooral gelezen worden als zijnde mysterieboeken. Zeker voor het begrijpen van het Johannes-evangelie is het sleutelwoord ‘mysterie-inwijding’. Jezus stond in verbinding met belangrijke figuren uit Joodse kringen. In de evangeliepassage voor deze zondag komen we Nikodemus tegen, waarvan beschreven wordt dat hij uit de Orde van de Farizeeërs was en een geestelijk leider van de Joden. Over Nikodemus kan men vinden dat hij lid was van het Sanhedrin, het hoogste Joodse rechtscollege. Daar neemt Nikodemus het voor Jezus op wanneer de Farizeeërs kwaad over Jezus spreken (Joh.7:50-51). En Nikodemus is aanwezig wanneer het lichaam van Jezus na Zijn dood in het graf wordt gelegd. Samen met Josef van Arimatea, die als Essener ook bekend is met gebruiken uit de mysteriën, prepareerde hij het lichaam van Jezus. Nikodemus brengt het mengsel van mirre en aloë mee van wel honderd litra. Geen van de twaalf apostelen was daarbij aanwezig.
Al eerder is op deze plaats gewezen op de opwekking van Lazarus, waarover precies in het midden van dit Johannes-evangelie wordt verhaald. Lazarus, die in het Johannes-evangelie ook wordt aangeduid met ‘de leerling, die Jezus lief had en die lag aan de boezem van Jezus’ of met ‘de andere leerling’. ‘Deze andere leerling kende de hogepriester. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen.’ (Joh.18:15-16). Over Lazarus/Johannes mogen we aannemen dat hij verbonden was met de oude mysteriën.

Op andere plaatsen zijn nog meer rechtstreekse verwijzingen naar de mysteriënscholen te vinden, zoals bijvoorbeeld wanneer de apostel Nathanaël geroepen wordt (Joh.1:43-51).

Rudolf Steiner over Nathanaël en Nikodemus:
Nathanaël moet worden gezien als iemand die kennis van zaken heeft. Daar wordt op gewezen als ‘wij begrijpen elkaar’, wanneer Jezus tot hem spreekt: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ Dat betekent: Wij zijn broeders in de vijfde inwijdingsgraad. Het is een scène van herkenning tussen ingewijden. Nathanaël zegt dan: ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’. Ziet u, de herkenning vindt plaats. Jezus antwoordt meteen daarop dat het zal blijken dat hij niet alleen in de vijfde graad ingewijd is, maar in een andere. Hij zegt: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’
Verder wil ik u wijzen op het gesprek met Nikodemus, dat u kunt vinden in het derde hoofdstuk. Daar wordt het belangrijke woord gesproken: ‘Naar waarheid zeg ik u: wanneer iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het rijk Gods niet schouwen.’ Wat betekent dat: opnieuw geboren worden en het rijk Gods binnengaan? Dat is, zijn hogere zelf opgewekt hebben, dat is, zo geboren worden dat de eeuwige wezenskern ontwaakt is. Wat is binnengaan in het rijk Gods? Dat is niet alleen een afspiegeling van het geestesland zien, zoals dat voor de fysieke ogen verschijnt, maar het directe schouwen van dit rijk. Dat kan alleen degene, die niet slechts voor de fysieke wereld geboren is, maar die een tweede maal is geboren.

Het moet voor ons duidelijk zijn, dat Jezus tegen Nikodemus van een werkelijke wedergeboorte spreekt, en dat Hij hem voor alles eraan herinneren wil, dat het normale leven vanuit dit gezichtspunt tot een hoger leven geboren moet worden en zo moet worden gezien. Wie intiemer leest en dit hoofdstuk preciezer bestudeert, zal zien, dat het hier daarover gaat.

uit: Rudolf Steiner Kosmogonie (GA 94)
3e voordracht: Das Johannes-Evangelium - Berlijn, 5 maart 1906

Nikodemus komt tot Christus in de nacht, dus buiten het dagbewustzijn (Joh. 3:1-2). Christus zegt tot hem: ‘Naar waarheid zeg ik u: wanneer iemand niet geboren wordt uit water’ – dat is uit de astrale wereld, die men als vloeiend beleeft - ‘en geest’ - de geestwereld - ’kan hij het rijk Gods niet schouwen’, dus kan hij de geestelijke wereld niet beleven. Hij spreekt van wanneer het dagbewustzijn niets heeft te zeggen, namelijk tijdens de inwijding. Ieder woord in het Johannes-evangelie duidt op iets diepgaands, en er komt geen einde aan de duidingen van dit evangelie.
uit: Rudolf Steiner Kosmogonie (GA 94)
8e voordracht: Die Theosophie an Hand des Johannes-Evangeliums - München, 6 november 1906

Wie kon iets begrijpen van de diepere waarheden die Christus Jezus had te brengen? Dat konden slechts zij, die in staat waren waar te nemen buiten het lichaam, die het lichaam konden verlaten om bewust in de geestelijke wereld te vertoeven. Wilde Christus Jezus worden begrepen, dan moest hij spreken tot hen die een bepaalde inwijding hadden ontvangen, die al in zekere zin geestelijk konden zien.
Zo wordt ons bij het gesprek over de wedergeboorte van de ziel kenbaar gemaakt dat Christus Jezus deze waarheid verkondigde aan iemand die zag met geestelijke zintuigen: ‘Er was iemand uit de Orde van de Farizeeërs, zijn naam was Nikodemus. Hij was een geestelijke leider van de Joden. Deze kwam tot Jezus in de nacht….’ (Joh.3:1-2). Wij moeten er een gewoonte van maken zulke woorden op een goudschaaltje te wegen! Dat Nikodemus ‘in de nacht’ tot Jezus kwam houdt in dat hij, buiten het fysieke lichaam zijnde, opnam wat Christus Jezus hem had mee te delen. ‘In de nacht’ wil zeggen dat Nikodemus zich bediende van zijn geestelijke zintuigen toen hij tot Christus Jezus kwam. Evenals Nathanaël en Christus Jezus elkaar als ingewijden herkenden door het noemen van de vijgenboom, zo wordt ook hier het vermogen elkaar te herkennen aangeduid.

uit: Rudolf Steiner Het evangelie naar Johannes (GA 103)
5e voordracht - Hamburg, 23 mei 1908

Waarom staat er ‘in de nacht’? De meest denkbare triviale verklaring is natuurlijk, wanneer gezegd wordt dat hij alleen maar bang was voor de Joden en ’s nachts door een venster naar binnen gekropen is in plaats van op klaarlichte dag naar Jezus te komen. Zo’n verklaring kan iedereen wel verzinnen. ‘In de nacht’ betekent hier niets anders, als dat dit treffen tussen Jezus en Nikodemus in de astrale wereld plaatsvond, in de geestelijke wereld, en niet in de omgevening waarin men met het gewone dagbewustzijn is. Dat betekent: Christus was nu buiten het lichaam in staat om zich met Nikodemus uiteen te zetten, ‘in de nacht’, als het fysieke lichaam er niet bij is, als het astraallichaam buiten het fysieke lichaam en etherlichaam vertoeft.
uit: Rudolf Steiner Das Johannesevangelium im Verhältnis zu den drei anderen Evangelien (GA 112)
10e voordracht - Kassel, 3 juli 1909

Wanneer een ziende tijdgenoot van Christus wilde weten wat er in de geestelijke wereld plaats had, dan moest hij in een slaaptoestand geraken. Dat vinden we aangeduid in het derde hoofdstuk van het Johannes-evangelie, waar een oudste, (geestelijk leider) van de Joden in de nacht tot Christus kwam. Hij kwam tot Hem omdat hij ziener wilde worden, omdat hij zover gekomen was dat hij ziende kon worden, en ‘hij kwam tot hem in de nacht’ omdat zijn dagbewustzijn was uitgedoofd. In het vijfde vers van dit hoofdstuk vinden we ook de belangrijke lering opgetekend, dat de mens ‘uit geest´geboren kan worden.
uit: Rudolf Steiner Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis (GA 100)
8e voordracht - Basel 25 november 1907

Dirk Bouts (1410-1475): Graflegging van Jezus, detail met Nikodemus

Tenslotte nog een kleine eigen bijdrage over de volgende zin uit deze perikoop:
‘De wind waait waarheen hij wil. Je hoort zijn stem, maar je weet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat.’ (Joh.3:8)
Ook met deze zin wordt gewezen op voorchristelijke mysteriën en de situatie daarbinnen, waar ten behoeve van de inwijding het bewustzijn van de inwijdeling werd gedoofd en deze eigenlijk in een soort diepe tranceslaap werd gebracht. De geestziel vertoefde dan buiten zijn lichaam. Een mens kan alleen over een wakker (zelf-)bewustzijn beschikken, wanneer zijn ziel en geest zich met het fysieke lichaam hebben verbonden. De voorchristelijke inwijdeling was dus meer een medium, dan een zelfbewuste waarnemer in de geestelijke wereld. De Griekse tekst gebruikt hier het woord πνεῦμα - pneuma, dat niet alleen ‘wind’ of ‘lucht’ betekent, maar ook ‘geest’. De voorchristelijke inwijdeling hoorde tijdens zijn inwijdingsslaap wel de stem van de wind, of van de ‘geest’, maar wist niet met een wakker bewustzijn vanwaar die stem kwam of waarheen ze ging. Hij nam geestelijke waar, maar zonder een zelfstandig bewustzijn. Met de geciteerde zin wijst Christus Jezus Nikodemus daar op. Door Christus wordt het echter mogelijk de geestelijke wereld te verwerven met behoud van het zelfbewustzijn.

Dirk Bouts (1410-1475): Graflegging van Jezus

Alexander Bida (Franse kunstenaar 1813-1895): Nicodemus en Jezus