maandag 24 augustus 2009

12e Zondag na Trinitatis





Marcus 7 : 31 – 37 Genezing van een doofstomme

Op deze zondag lezen we een gedeelte uit het Marcus-evangelie. Vlak voor deze tekst vertelt het Marcus-evangelie dat Jezus van Tyrus in het huidige Libanon via Sidon, dat meer noordelijk aan de Libanese kust is gelegen, naar het Meer van Galilea trok. Dekapolis (het gebied van de Tien Steden) lag zuidelijk van Damascus en oostelijk en zuidoostelijk van het Meer van Galilea. Het was een tienstedenbond, een zelfstandige politieke eenheid die verantwoording verschuldigd was aan de Romeinse legates van de provincie Syria. Jezus maakte dus blijkbaar een omweg van Tyrus met een boog via het noorden van Libanon naar het gebied ten oosten van de Jordaan, waarmee Hij door het gebied trok waar heidense godsdiensten werden beleden, waartegen het Joodse godsbesef zich zo verzette, getuige de vele passages uit het Oude Testament.



In Tyrus had Hij Zijn intrek genomen in een huis ‘en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven.’ (Marcus 7:24). Daar had Jezus een onderhoud met een Griekse vrouw van Syro-Phoenisische afkomst. Deze vroeg Hem haar dochter te genezen. Tussen hen volgde een merkwaardig gesprek, waaruit men zou kunnen opmaken dat deze vrouw een soort priesteres moet zijn geweest in een van de plaatselijke heiligdommen. Zij herkende namelijk de beeldentaal van Jezus en wist die te beantwoorden. Haar dochter was bezeten van een demon, waarschijnlijk omdat ook zij diende in het heiligdom, dat verlaten was door de goede geestelijke machten en waar nu demonen heersten. Op verschillende andere plaatsen in de evangeliën worden soortgelijke situaties geschilderd, van oude in decadentie geraakte mysterieplaatsen en heiligdommen. Denk bijvoorbeeld aan Caeserea Phillippi (Matt 16:13-23), dat in de oudheid bekend was onder de naam Baal Hermon of Baal Gad (voor de god Baal) en later ook als heiligdom voor de natuurgod Pan diende. Zo ook de grafholen in het gebied van de Gadarenen (Matt 8:28 en Lucas 8:26). Het Woord van Christus brengt hier overal genezing, d.w.z. nieuwe goddelijke impulsen. Zijn Woord (het IK-Ben – Hijzelf) is het ‘Brood des Levens’, waarvan zelfs de honden de kruimels willen eten, die kinderen onder de tafel laten vallen.

In de daaropvolgende passage (onze perikooptekst) lezen we over een dove man, die ook moeilijk spreekt. Zijn genezing moet ook weer niet als een simpele fysieke handeling of zomaar als wonder worden gezien. Het gaat in de evangeliën altijd om een innerlijke genezing, een genezing van de ziel, de levenskrachten en daardoor van het lichamelijke. Even verderop in het Marcus-evangelie (8:22-26) geneest Jezus een blinde man op ongeveer gelijke wijze. Het gaat hier dus om oren en ogen, die niet slechts moeten worden opgevat als fysieke zintuigen, maar als zieke zintuigfunctie, op de manier zoals Jezus later zegt: ‘Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet?’ (Marcus 8: 18), zintuigen die het goddelijk-geestelijke in de wereld niet (meer) kunnen waarnemen.

Jezus neemt de dove man apart, weg van de menigte, zodat Hij met de man helemaal alleen is. Hij brengt de man daarmee in een nog groter isolement dan zijn doofheid hem al had gevoerd, maar tegelijk geeft Hij door het apart nemen, de man de mogelijkheid de zelfstandigheid van de Ik-kracht (=Christuskracht) op te nemen.

Met oudere leerlingen zou men naar de precieze opeenvolging van Jezus’ handelingen kunnen kijken om inzicht te ontwikkelen, dat de handelingen van Christus niet als goocheltrucs moeten worden beschouwd, maar werkelijk heilbrengende daden zijn.

We lezen over vier verschillende handelingen:
Jezus stopt de vinger in beide oren van de man, waardoor ze kunnen worden geopend. Deze handeling vindt plaats met de lichamelijke zintuigorganen, die min of meer als uiterlijk en mechanisch apparaat mogen worden beschouwd. Al onze zintuigen zijn gebouwd volgens de wetten van de uiterlijke fysieke natuur (licht-ogen, geluid-oren, chemie-smaak, temperatuurverschillen-warmte, zwaartekracht-evenwicht, dynamiek-bewegingszintuig etc.)
Dan raakt Hij de tong van de man aan met speeksel. Het is alsof Jezus ook de vloeistoforganisatie moet aanraken en weer tot leven wekken. Dit is het gebied van de levenskrachten, waarover ook de levende planten beschikken, die water nodig hebben om te blijven leven (het etherische).
Dan verheft Christus Zijn blik naar de hemel, het gebied waar de genezende geestkrachten van het oerbeeld van de mens te vinden zijn. Het Grieks gebruikt het woord αναβλέπω - ‘anablepo’ wat omhoogkijken betekent en werkelijk als ‘naar de hemelen opkijken’ mag worden geïnterpreteerd. Hiermee helpt Jezus de blik van de man (zijn ziel - astraallichaam) weer te verbinden met en op te zien naar het goddelijke en gezond makende oerbeeld van de mens.
Dan haalt Hij diep adem. In het ademen leeft de verbinding van de ziel met het lichamelijke omhulsel van de mens. Bij de geboorte adem je de eerste adem in, op het moment van de dood wordt de laatste adem uitgeblazen. Diep inademen betekent een sterkere verbinding tussen ziel en lichaam, bij teveel uitademen kun je flauwvallen, zoals bij hyperventilatie. Een oppervlakkige ademhaling verwijst naar een te losse verbinding tussen ziel en lichaam. Jezus haalt hier diep adem. Hij zorgt voor een sterke verbinding tussen ziel (astraallichaam) en lichaam.
Tenslotte roept Hij ‘Effata - Ga open!’ Het spreken is een vermogen waarover enkel de mens beschikt. Spreken wordt tot stand gebracht door de Ik-organisatie. Jezus roept in het Aramees: ‘Effata’ waarmee Hij ook de innerlijke wil van deze dove mens aanspoort tot eigen Ik-activiteit. De geestkracht van de man moet zelf actief deelnemen aan het genezingsproces. Hij moet het zelf ook willen.
Op deze manier geneest Hij in vier handelingen de vierledige organisatie van deze mens.

Men mag ervan uitgaan dat de dove, slecht sprekende man die hier genezen wordt niet de eerste de beste toevallige voorbijganger is, aan wie Christus deze genezende handelingen verricht. Christus is de Heer van het Lot -het Karma- en Zijn handelingen zullen daarom zeker een veel diepere betekenis hebben dan een toevallige ontmoeting. Meer is te verwachten dat deze man ook een in de oude en leeg geworden mysteriën ingewijde ziel was (in deze of een vorige incarnatie), welke nu bij deze gebeurtenis getuige wordt van het feit dat het hoogste goddelijke Zonnewezen zich niet meer op de zon bevindt, maar zich heeft verbonden met de aarde en de mensheid. Zijn eerder ontwikkelde inspiratieve vermogens worden door Christus naar de Nieuwe Mysteriën geleid. De Oude Mysteriën hebben hun vervulling bereikt en zijn decadent geworden. In de Nieuwe Mysteriën wordt het Christuswezen op aarde geopenbaard.

Bij de eerder genoemde passage over de genezing van de blinde man (Marcus 8:22-26) zijn ongeveer dezelfde vier stappen te onderscheiden. Ook deze man wordt apart genomen, met speeksel bestreken. De man begon daarna al iets waar te nemen (het astraallichaam), maar hij ziet mensen als bomen en moet nog leren onderscheiden. Door een tweede aanraking van Christus ontvangt hij daarvoor de kracht van het Ik, waarmee hij zijn blik sturing kan geven en zich bewust kan worden van wat hij met ogen ziet.