maandag 1 maart 2010

Oculi - 3e zondag in de Vastentijd

Sint Lucas, de evangelist

Lucas 11 : 14 – 28 De uitdrijving van een duivel
(klik hier voor de notitie uit 2009 bij deze perikooptekst)


In de vorige notitie bij de perikooptekst van deze week werd al beschreven dat in hetzelfde hoofdstuk van het Lucas-evangelie voorafgaande aan deze perikooptekst Jezus de mensheid het Onze Vader geeft. Ook werd toen vermeld dat in de taal van de Bijbel, net als in de beeldentaal van sprookjes, mythen en sagen, het ‘huis’ staat voor het menselijk lichaam. In andere eerdere perikopen-notities werd er al op gewezen dat veel genezingen door Jezus werden verricht aan slachtoffers van een mislukte inwijding. Het schoonvegen van het huis mag worden opgevat als een reiniging van de ziel (het astraallichaam) van de mens. Het valse Ik, dat onder de bedrieglijke invloed van Lucifer staat, wordt op zijn plaats gezet, maar de reine geestelijke krachten van het Ik-ben moeten daarvoor wel werkzaam worden, anders is de mens nog verder van huis.
In deze perikopen-notitie opnieuw twee citaten uit voordrachten van Rudolf Steiner. De teksten hebben geen directe betrekking op de perikopenlezing voor Oculi, maar passen daar toch bij in het licht van het bovenstaande.
Het eerste citaat, dat ik tussen mijn bronnen heb kunnen vinden, is opgenomen omdat Rudolf Steiner terloops de naam van de tegenstander van Michaël (en dus ook van Christus) noemt, die ook in de perikooptekst voorkomt. De tekst van de voordracht is echter bijna geheel overgenomen, o.a. ook omdat er in de laatste zin een voor leerkrachten interessante uitspraak voorkomt, over iets wat zichtbaar lijkt te zijn in onze tijd.

Esoterische voordracht, Stuttgart, 8 september 1908
Veel mensen zijn van mening dat zij van ‘s morgens tot ’s avonds voor het heil van de mensheid werken, maar dat valt te betwijfelen. Voor de helderziende blik van de schouwer kan het voorkomen dat die inspanningen voor het heil van de mensheid, die voortkomen uit het materialistische denken, precies datgene doen wat het verkeerde effect heeft. En het kan ook in het karma van een mens liggen, dat hij moet wachten totdat de tijd rijp is dat hij bepaalde dingen tot uitvoer kan brengen. Dan kan hem zo’n opgave door hogere wezens in het oor worden gefluisterd, zodat zij niet veroorzaakt wordt door uiterlijke omstandigheden.
Tijdens het wakkere dagleven werken allerlei zintuigindrukken op de mens in. Voor mensen, die zich in het wakkere dagbewustzijn slechts overgeven aan die uiterlijke zintuigindrukken, bepaalt de buitenwereld wat wordt opgenomen. Daardoor is dan in de nacht het astraallichaam van die mens verward, uit elkaar gerukt en het kan door de geestelijke wereld niet in orde gemaakt worden. Het leven is dan voor zo iemand een vernietigend proces. Een esotericus onderscheidt zich doordat hij mediteert, zich verdiept in het eigen beleven en daardoor zijn leven niet zo zeer laat bepalen door uiterlijke omstandigheden. Wie zich steeds weer opnieuw meditatief inspant is gedurende de nacht niet onderhevig aan astrale verwarring en maakt zichzelf gereed om aanwijzingen van geestelijke wezens te ontvangen. En het is noodzakelijk dat wij op deze manier aanwijzingen krijgen. Want sinds november 1879 is de mensheid in een nieuw stadium van de evolutie gekomen. De leiding van de aartsengel Gabriël over de mensheid kwam toen tot een einde. Vierhonderd jaar werkte Gabriël aan de ontwikkeling van een nieuw orgaan in de hersenen van de mens doordat hij de menselijke geboortes regelend leidde. Hij is het ook, die aan de jonkvrouw Maria de geboorte van de Heiland verkondigde. Het orgaan, dat dus pas sinds de heerschappij van Gabriël is verkregen, geeft de mensen de mogelijkheid geestelijke waarheden te begrijpen. Een mens uit de 16e eeuw zou niets hebben kunnen begrijpen van de huidige antroposofie. Het is aan de aartsengel Michaël, de opvolger van de aartsengel Gabriël, om de mens aan te sporen dit nieuw verworven orgaan te gebruiken. Wie het niet gebruikt zal dat orgaan te gronde laten gaan, laten degenereren. Zo iemand komt onder de invloed van Michaëls tegenstander, de Mammon of Beëlzebub. Die is de god van de belemmeringen, die wil verhinderen dat de mensheid voorwaarts komt. Onder zijn invloed ontstaan ook bacteriën en bacillen. Daardoor kunnen dan in de toekomst verschrikkelijke epidemieën ontstaan, ook merkwaardige zenuwziekten. Er zullen kinderen worden geboren met een geruïneerd zenuwstelsel. (...)

Uit: Rudolf Steiner: Aus den Inhalten der esoterischen Stunden (GA 266)

In een ander uur dat Rudolf Steiner hield in de Esoterische School gaf hij inhouden ter meditatie. Zij kunnen weer dienen als positieve tegenhanger van wat hierboven te lezen was en als vruchtbare zielestemming om daaruit de lessen Religieuze Oriëntatie te geven.

Esoterische voordracht, Hannover, 24 september 1907
Christus is een zonnegeest, een vuurgeest.
Zijn geest is het, die zich ons in het zonlicht openbaart.
Zijn levensadem is het, die in de lucht de aarde omspoelt en die met iedere ademhaling bij ons binnendringt.
Zijn lichaam is de aarde, waarop wij wonen.

Feitelijk voedt hij ons met zijn vlees en bloed, want wat wij ook aan spijs opnemen, het komt van de aarde, uit zijn lichaam genomen.
Wij ademen zijn levenslucht, die hij ons door middel van het plantendek van de aarde laat toestromen.
Wij schouwen in zijn licht, want het licht van de zon is zijn geestelijk stralen.
Wij leven in zijn liefde, ook fysiek; want wat wij aan warmte van de zon ontvangen, is zijn geestelijke liefdekracht die wij als warmte ervaren.
En onze geest wordt door zijn geest aangetrokken, zoals ons lichaam gekluisterd is aan zijn lichaam.
Ons lichaam moet worden geheiligd, omdat wij op zijn lichaam lopen. De aarde is zijn heilig lichaam dat wij met de voeten beroeren. En de zon is de verkondiging van zijn heilige geest, waarnaar wij mogen opkijken. En de lucht is de verkondiging van zijn heilig leven dat wij in ons mogen opnemen.

Opdat wij ons zelf, onze geest bewust worden, opdat wij zelf een geestelijk wezen worden, offerde deze hoge zonnegeest zich, verliet zijn koninklijke woning, daalde af vanuit de zon en nam een fysiek gewaad aan op aarde. Zo is hij fysiek op aarde gekruisigd.
Hij omspant echter geestelijk met zijn licht en zijn liefdekracht de aarde, en alles wat daarop leeft, is zijn eigendom. Hij wacht er slechts op dat wij zijn eigendom willen zijn. Geven wij ons helemaal aan hem ten geschenke, dan geeft hij ons niet alleen zijn fysiek lichaam, neen, ook zijn hoger, geestelijk zonneleven. Dan doorstroomt hij ons met zijn goddelijke lichtgeest, met zijn verwarmende liefdestralen en met zijn scheppende goddelijke wil.
Wij kunnen slechts zijn wat hij ons geeft, waartoe hij ons maakt. Alles wat aan ons aan het goddelijk plan beantwoordt, is zijn werk.
Wat kunnen wij daarvoor doen? Niets anders dan hem in ons te laten werken. Alleen wanneer wij zijn liefde weerstreven, kan hij niet in ons werken.

Hoe echter zouden wij deze liefde kunnen weerstreven? Hem weerstreven die spreekt: 'Ik heb u voor altoos liefgehad en heb u tot mij genomen uit louter goedheid'?
Hij heeft ons liefgehad vanaf het oerbegin der aarde. Wij moeten zijn liefde in ons tot wezen laten worden.

Alleen dat is het werkelijke leven; alleen dan is ware geest, ware zaligheid mogelijk, wanneer dit leven voor ons een wezenlijk leven wordt, het Christusleven in ons.

Niet vanuit ons zelf kunnen wij zuiver en heilig worden, maar alleen vanuit dit Christusleven. Heel ons streven en strijden is tevergeefs, zolang dit hogere leven ons niet vervult. Dat alleen kan als een zuiverder, reinere stroom alles uit ons wezen wegspoelen wat nog ongelouterd is. Het is de zielegrond waaruit dit reinigende lichtleven kan opstijgen.

Daar moeten wij onze woning zoeken: aan zijn voeten en in overgave aan hem.
Dan zal hij ons zelf omvormen en ons zelf met zijn goddelijk liefdeleven doorstromen, tot wij zo licht en rein worden als hij, aan hem gelijk. Tot hij zijn goddelijk bewustzijn met ons kan delen.

Door zijn licht moet de ziel rein, dat wil zeggen wijs worden; zo kan zij zich met zijn leven verenigen. Dan is dat de vereniging van Christus en Sofia, de vereniging van het Christusleven met de door zijn licht gelouterde mensenziel.


Uit: Rudolf Steiner: Esoterische scholing (tekst oorspronkelijk gepubliceerd in GA 266-III)
uitgeverij Vrij Geestesleven 2008