maandag 19 oktober 2009

20e zondag na Trinitatis

Een builoft (herkomst onbekend)


Mattheüs 22 : 1 – 14 De bruiloftsgasten

Wanneer Jezus tot zijn leerlingen -de Apostelen- spreekt probeert Hij zaken uit te leggen terwijl Hij daarbij appelleert aan het waakbewustzijn van de leerlingen, aan hun verstand. In de Grieks-Romeinse tijd vindt de ontwikkeling van de verstands-gemoedsziel plaats. De mensen waren in die tijd gemiddeld nog niet zover ontwikkeld dat zij in staat waren de wereldverschijnselen met het intellect te begrijpen. De meesten konden alleen denken op een manier zoals nu kinderen nog doen. Wanneer je kinderen iets wilt uitleggen doe je dat het beste met behulp van een voorbeeld, of je vertelt het met een verhaal, in een beeld. Dat appelleert aan het meer voelende droombewustzijn van het kind. Zij begrijpen op die manier beter wat er bedoeld wordt, zij “kunnen er dan iets mee”. Zo vertelt Christus Jezus in deze perikoop een verhaal om de naar Zijn woorden luisterende mensen uit te leggen hoe het met het Rijk van God in de hemel is gesteld.
We kennen het zinnebeeld van de prinses, de jonkvrouw. Wanneer dat beeld in een sprookje of in de mythologie opduikt wordt daarmee de menselijke ziel aangeduid. De prins waarmee de prinses trouwen gaat is ‘de zoon van de Koning’. De koning is eigenlijk God Vader en de prins in het sprookje is de verlossing brengende Christus, of ook wel de kwaliteit van het Hogere Ik van de mens. De bruiloft staat voor de feestelijke vereniging tussen de menselijke ziel en haar hogere geestwezen. Dit geldt ook voor de beelden in sprookjes als Sneeuwwitje of Assepoester, waarin de prins met de prinses trouwt en/of haar verlost.

In deze vergelijking zijn alle mensen uitgenodigd om op het feest van de bruiloft te komen. De bruiloft is het feest van het feit dat Christus zich met de mensheid heeft verbonden. De mens kan zijn hart tot Hem wenden opdat Hij erin kan werken en in de zielenkrachten kan werken. Er zijn echter ook mensen die dat niet willen. Zij hebben andere dingen te doen, die zij belangrijker vinden. Het opnemen van de Christuskracht kan alleen door een eigen wilsbesluit, in totale vrije wil. Niemand kan het afdwingen. Zij komen niet naar het feest, hoewel zij zijn uitgenodigd. Uiteindelijk zijn er andere mensen naar het feest gekomen. Zij die wel de Christuskracht in zich hebben opgenomen. Hun kleding is een wit bruiloftsgewaad, d.w.z. een door de Christuskracht gereinigde ziel.

Er is ook een gast binnengekomen die geen bruiloftskleed heeft. Deze wordt daarom weer naar buiten gestuurd want hij heeft zijn ziel niet voorbereid, waardoor hij niet de kracht van het Hoger Ik kan opnemen. Die gast beschikt slechts over het lagere Ik, dat vanaf de zondeval doordrongen is met krachten van egoïsme en begeerte, luciferische elementen die in zijn ziel werkzaam zijn. Daardoor ontstaat ook ruimte voor ahrimansiche krachten in het etherlichaam, waarvan het effect teruggespiegeld wordt in de ziel en zich doet gelden als de hang naar materialisme en onbewuste angst.

Voor zielen die vervuld zijn van ‘Hebzucht en Angst’ (termen uit een krantenartikel over de financiële crisis) zal er buiten geween zijn (in het rijk van Lucifer) en tandengeknars (in het rijk van Ahriman). Wanneer namelijk de tegenstandersmachten in de mensenziel overheersen dan raakt de mens uit zijn innerlijk evenwicht en kan hij vervallen tot verweking of verschrompeling/verharding. Deze tweeheid van verweking en verharding (geween en tandengeknars) hebben we eerder behandeld naar aanleiding van de perikoop (17e zondag na Trinitatis) over de genezing van de waterzuchtige man, waarin we ook wezen op de genezing van de kromme vrouw. In het sprookje ‘Sneeuwwitje’ vinden we Lucifer als de Boze Stiefmoeder, in de ‘Wolf en de Zeven Geitjes’ treedt Ahriman op als de Wolf. Beide figuren kloppen aan de deur van het huisje (het menselijke lichaam). In het ene huisje wonen Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen -de menselijke ziel in samenhang met de orgaanprocessen. In het andere huisje wonen Moeder Geit met de Zeven kleine Geitjes -de zeven organen in hun etherisch functioneren. In het eerste geval is het de Prins die uiteindelijk redding brengt. In het andere geval is dat het geitje in de klok -de kracht van het hart.