maandag 23 augustus 2010

13e zondag na Trinitatis

Eugene Delacroix (1798-1863): De Barmhartige Samaritaan

Lucas 10 : 23 – 37 De Barmhartige Samaritaan

Op de 13e zondag na Trinitatis lezen we de Gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Het vorige jaar is op deze weblog over deze tekst een eerdere bijdrage geplaatst. (klik hier)

Siegwart Knijpenga schrijft over deze passage:
Hoe verwerft de mens het eeuwige leven is de vraagstelling van de wetgeleerde. Wanneer Jezus hem naar zijn eigen opvatting hierover vraagt, ontvangt hij een opmerkelijk antwoord. Geciteerd wordt door de wetgeleerde niet de oude Mozaïsche wet van de tien geboden maar de nieuwere wet die in het boek Deuteronomium haar weerslag vond en die in deze vorm vermoedelijk pas na de ballingschap (na 480 v.Chr.) is opgeschreven. Bovendien is wat de wetgeleerde zegt meer dan het boek Deuteronomium weergeeft. Toegevoegd is, dat men de godheid ook met zijn denken moet liefhebben.
Het was dus werkelijk een omvattend antwoord. Toch blijkt uit de formulering zelf en uit de volgende vraag van de wetgeleerde dat de liefde tot de godheid wel in zijn grootheid voor hem stond, maar dat daarin de liefde tot de naaste voor hem nog niet zo duidelijk haar plaats had gevonden.
Daarop legt Jezus dan juist de nadruk in de gelijkenis. Het verhaal verloopt immers zo, dat in de priester en de Leviet personen gekenschetst zijn door wie de liefde tot de godheid van ‘beroepswege’ inderdaad beoefend werd, maar in wie zich deze liefde nog niet op aarde verwezenlijken kon tot liefde voor de medemens. Dit laatste was wel het geval bij de Samaritaan.

uit: Siegwart Knijpenga Wie is mijn naaste? - leidraad door het evangelie volgens Lukas
Rotterdam 1979, uitgeverij Christofoor,

Dat Christus Jezus juist een Samaritaan laat optreden in zijn gelijkenis, duidt op nog een bijzonder element dat samenhangt met de betekenis van het Mysterie van Golgotha voor de aarde ontwikkeling. Jezus ontmoet volgens het Johannes-evangelie een Samaritaanse vrouw aan de Jacobsbron nabij Sichar, aan wie hij water te drinken vraagt. (Joh.4:1-42). En hier vinden we de zin:‘Want Joden gaan niet om met Samaritanen.’ (Joh. 4:9).
Hierover sprak Rudolf Steiner verschillende keren. Uit een citaat uit een van zijn voordrachten blijkt dat de liefde van mensen tot elkaar, de liefde die leven brengt in al het mensenwerk, iets is wat zich in de mens op aarde langzamerhand moet ontwikkelen. Maar zonder de liefde wordt het mensenzijn verlaten en leeg.
Dit alles hangt samen met het Mysterie van Golgotha en de christusimpuls, want Christus is de leraar van de mensenliefde.

In oude tijden bestonden er de nabije echtverbintenissen, het huwelijk onder bloedverwanten. Een gevolg van de overgang naar verre echtverbintenissen was het verdwijnen van de helderziendheid. Tegenwoordig zou een huwelijk tussen bloedverwanten –consanguïniteit- leiden tot degeneratie. In de tijden van huwelijken tussen bloedverwanten hadden de mensen niet alleen herinnering aan wat zij zelf meemaakten, maar ook van het leven van hun voorouders. Dit geheugen droeg dan een naam: Adam, Seth, Enoch. Behalve dat geheugen werden goede maar ook slechte zaken overgeërfd, de erfzonde.
Om dat recht te zetten zou voor de liefde via de bloedbanden de algemene mensenliefde in de plaats moeten treden. “Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn.” (Lucas 14:26). Jezus gaat ook naar een vreemde, naar de Samaritaanse vrouw. ‘De Joden gaan niet om met Samaritanen.’ Jezus komt uit Galilea in Samaria, het land waarin de groots mogelijke vermenging van bloed bestond.
Wanneer er een wezen vanaf een verre ster de aarde zou kunnen observeren, dan zou het de fysieke aarde doordrongen en omgeven zien van een echterlichaam en een astraallichaam.

uit: Rudolf Steiner: Das Christliche Mysterium (GA 97)
VRAGENBEANTWOORDING bij de voordracht
Heidelberg, 3 Februari 1907

Rembrandt: De Barmhartige Samaritaan