Posts tonen met het label Pinksteren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Pinksteren. Alle posts tonen

zaterdag 7 juni 2014

Pinksteren

Giotto di Bondone

Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’
(Joh.20:21-23)

Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden.
(Joh.21:25)

uit: Handelingen van de Apostelen
Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.  Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.

In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’

Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang. Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door de profeet Joël:

“Aan het einde der tijden, zegt God,
zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten.
Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren,
jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten.
Ja, over al mijn dienaren en dienaressen
zal ik in die tijd mijn geest uitgieten,
zodat ze zullen profeteren.
Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven
en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook.
De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed
voordat de grote, stralende dag van de Heer komt.
Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered.”


Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden.

David zegt immers over hem:
“Steeds houd ik de Heer voor ogen,
hij is aan mijn zijde, ik wankel niet.

Daarom verheugt zich mijn hart
en jubelt mijn tong van blijdschap.
Ja, mijn lichaam zal behouden blijven,
want u zult mij niet overleveren aan het dodenrijk
en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan.
U hebt mij de weg naar het leven getoond,
uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.”


Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, heeft hij de opstanding van de Messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en Messias is aangesteld.’

Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’

Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.


Giotto di Bondone

zaterdag 18 mei 2013

Veni, Creator Spiritus

GIOTTO di Bondone: Pentecost (1320-1325)

De hymne 'Veni Creator Spiritus' is een kerkelijke pinksterhymne, die vooral in de Rooms-katholieke Kerk bij bijzondere gelegenheden ten gehore wordt gebracht.
De tekst is vermoedelijk van de Benedictijner monnik Hrabanus Maurus en wordt meestal in het Gregoriaans gezongen, hoewel hij ook als inspiratiebron diende voor andere componisten, zoals in het eerste deel van de Achtste Symfonie van Gustav Mahler.
bron: Wikipedia

Veni Creator Spiritus:

Veni, creator Spiritus
mentes tuorum visita,
imple superna gratia,
quae tu creasti pectora.

Qui diceris Paraclitus,
altissimi donum Dei,
fons vivus, ignis, caritas
et spiritalis unctio.

Tu septiformis munere,
digitus paternae dexterae
tu rite promissum Patris
sermone ditans guttura.

Accende lumen sensibus,
infunde amorem cordibus,
infirma nostri corporis,
virtute firmans perpeti.

Hostem repellas longius
pacemque dones protinus;
ductore sic te praevio
vitemus omne noxium.

Per te sciamus da Patrem
noscamus atque Filium,
te utriusque Spiritum
credamus omni tempore.

Deo Patri sit gloria,
et Filio qui a mortuis
Surrexit, ac Paraclito,
in saeculorum saecula.
Amen.


vertaling naar de versie van Goethe door Wim Veltman:

Kom tot ons Heilige Schepper Geest
Kom tot de zielen van Uw mensen
Vervul met goddelijke genade
Het hart dat gij geschapen hebt.

Uw naam is Trooster, Parakletos,
Des Allerhoogsten Godsgeschenk,
Levende bron, Vuurgloed van liefde,
En Balseming van geesteskracht,

Gij schat van zevenvoudige gave,
Gij vinger van Gods rechterhand,
Gezonden krachtens Zijn belofte
Gij die de stem wekt door Uw spreken

Ontsteek Uw licht in onze ogen
Laat liefde stromen in ons hart
Dat wij, het vergankelijk lichaam dragend
Bereid tot moedig handelen zijn

Bedwing de Boze, drijf hem uit
En schenk bestendig ons Uw vrede
Dat Gij ons leid’ de rechte weg
Elk onheil voor de ziel vermijdend

Leer ons de Vadergod bewonderen
Leer ons de liefde tot de Zoon
Geest die in Beiden oorsprong vindt
Leer immer ons gelovig zijn

De Vadergod geprezen zij
De Zoon, die uit de dood verrees
Geprezen zij de Trooster-Geest
Van eeuwigheid tot eeuwigheid.

(zie ook eerdere bijdragen over Pinksteren door te klikken op het label) 

zaterdag 19 mei 2012

Hoe de elementen de christenmensen dienden - Pinksteren

Pinksteren bron afbeelding: website Nieuwe Boekerij, Zeist

Het laatste in de serie verhalen van Irene Johanson voor de tijd tussen Pasen en Pinksteren
met dank aan Bert Verschoor


PINKSTEREN

Toen de vier elementen voor de Godszoon de wolk hadden gemaakt keken ze er naar uit om hem nog meer te mogen dienen. Iedere dag wachtten ze of hij ze niet bij zich zou roepen om hen een nieuwe opdracht te geven. De lucht dacht: “Ik ga helemaal stil worden, dat heeft de Godszoon graag.” De lucht bleef helemaal stil en de mensen merkten helemaal niets meer van haar. Het vuur kon hem ook niet meer vinden ofschoon ze met haar schijnsel heel veel plaatsen in de wereld belichtte. Overal waar het water met haar beken en rivieren kwam zocht ook het water naar hem. En de aarde wachtte tevergeefs om zijn voetstappen over zich heen te voelen gaan. Ze ervoeren alle vier wel zijn nieuwe leven, maar hemzelf zagen ze nergens. Op een dag zond de zon het vuur naar de aarde. Het vuur verwarmde en doorstraalde de lucht. De lucht werd een wind, ging waaien en bewoog het water en het water stroomde langs de oevers van de aarde. Zo kwamen ze alle vier weer bij elkaar en waren blij elkaar weer te zien. Ze lieten voor de Godszoon een lied klinken en ze dachten stilletjes: “Hopelijk hoort hij het.”

Ze zongen:
O, Godszoon Christus,
Wij zijn uw dochters en zonen
In onze wereld kwam u wonen
Wij leven in uw hemelse schijn
Uw boden op aarde willen wij zijn.

Ze waren nog maar net gestopt met zingen en ze voelden al zijn nabijheid en ze hoorden zijn stem. “Jullie hebben mij geroepen omdat je mij wilt dienen. Jullie waren er bij toen ik als mens door de wereld ging. Nu wil ik niet meer in een mens wonen zoals toen maar in de gemeenschap van veel mensen. Jullie kunnen mij helpen om uit de mensen een gemeenschap te laten ontstaan waarin ik kan leven. Een Christus-gemeenschap.” “Daar willen we u graag bij helpen”, riepen ze alle vier en gingen op weg om hun opdracht te vervullen. De lucht waaide door alle landen en verzamelde de mensen. Ze woei ook om het huis waar de vrienden juist weer bij elkaar waren. Toen de vrienden de stormwind hoorden moesten ze allemaal aan de Zonnemens denken en aan de belofte dat hij altijd bij hen zou blijven. Toen ze dat bedachten laaide de liefde tot de Godzoon weer in alle hevigheid in hen op. Het innerlijke vuur gloeide en ineens konden ze het zelfs ook zien, want boven het hoofd van iedere vriend brandde het vuur als een kleine vuurtong. Ze gingen naar buiten het tempelplein op, waar de lucht ondertussen heel veel mensen uit vele landen bij elkaar had verzameld. Die stonden daar en spraken allemaal in hun eigen taal met elkaar. Het was één groot door elkaar gaan van woorden. Toen de vrienden kwamen werd iedereen heel stil en luisterde. Het innerlijke vuur liet de vrienden de taal van de liefde spreken, de taal van de Godszoon die ieder mens verstaat. Zo gebeurde het dat veel mensen uit veel verschillende landen de vrienden in hun eigen taal over de Zonnemens hoorden vertellen en dat iedereen het begreep. Aan het eind vroeg iemand die Petrus heette: “Willen jullie ook bij de Godszoon horen? Kom bij het water en laat je dopen.”
Toen het water dat hoorde golfde het van louter vreugde omdat het nu ook helpen en dienen mocht. Maar gelijk werd het weer rustig, omdat het de mensen niet bang wilde maken. Drieduizend mensen gingen mee naar het dal van de rivier de Jordaan en lieten zich door de vrienden dopen. Als ze na de doop weer boven water kwamen konden ze duidelijk voelen hoe dicht de Zonnemens bij hen was. Ze dankten het water voor zijn hulp. De aarde riep: “Vrienden, ik wil de de Godszoon ook dienen. Neem grote stenen van mij en bouw daar een kerk van waarin je kunt samenkomen. In iedere dienst die je daar viert zal hij midden onder jullie zijn, zoals hij heeft beloofd.
De christenmensen bouwden een Godshuis uit de stenen van de aarde. Ze werden een gemeente, waarin hij in het vervolg kon wonen die voorheen in één mens had gewoond. De vier elementen waren verheugd dat ze op deze eerste Pinksteren in de wereld bij het ontstaan van de gemeenschap van christenen hadden mogen meehelpen. Uit dankbaarheid klonk weer hun lied en alle christenmensen zongen mee:

O, Godszoon Christus,
Wij zijn uw dochters en zonen
In onze wereld kwam u wonen
Wij leven in uw hemelse schijn
Uw boden op aarde willen wij zijn.

uit:
Irene Johanson: Geschichten zu den Jahresfesten
Verlag Urachhaus Stuttgart
vertaling: B.Verschoor

maandag 6 juni 2011

Pinksteren

Giotto di Bondone (1266-1337)

Het pinksterfeest

Als kralen aan een lange ketting vormt de rij van jaarfeesten ankerpunten in de eeuwig voortschrijdende tijd. De jaarfeesten zijn verbonden met het verloop van de seizoenen, met het groeien, bloeien en sterven in de natuur. Als mens in de moderne tijd zijn we ons, behalve met Kerstmis, meestal weinig bewust van de innige samenhang met het jaarritme, omdat we er vrij en onafhankelijk van willen zijn. Dat was anders in de vroegere agrarische maatschappij en het is zeker nog anders bij het jonge kind dat nog zo sterk met de groeikrachten van de aarde verbonden is. Zo is het bijvoorbeeld een wonder om ieder jaar weer te zien dat de jongste kleuters in het vroege voorjaar met stokjes de aarde tussen de stoeptegels van het schoolplein beginnen los te werken, alsof zij waarnemen dat de sapstromen in de planten vanuit de aarde weer omhoog beginnen te stromen. Dat is slechts een enkel voorbeeld uit vele.
In de kring van jaarfeesten verschuiven de data van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, afhankelijk van de maan, de zon en de sterren d.w.z. het lentepunt in de dierenriem. Dit jaar (2011) vallen deze feesten erg laat, maar na de met forse sneeuw vroeg ingezette winter leek de natuur zich in te houden om ook dit keer weer met Pasen vol uit te pakken met bloesems en bloemen. Haastig vormde ze dit jaar de overgang van de intieme wintertijd naar de uitbundige zomer: de forsythia was nog niet uitgebloeid of de magnolia en kersenbloesems kwamen al uit.
Gaan we terug in de geschiedenis op zoek naar de wortels van het Pinksterfeest, dan vinden we Sjavoeot, het Wekenfeest. Dat Joodse Pinksterfeest is het feest van de eerste tarweoogst, zoals in het boek Exodus (34:22) staat: ‘Vier het Wekenfeest wanneer je de eerste opbrengst van de tarweoogst binnenhaalt...’ . Het Wekenfeest volgt vijftig dagen na het Pesach (Pasen): ’Vanaf die dag na de sabbat, vanaf de dag dat de schoof omhoog geheven is, moeten zeven volle weken worden afgeteld, tot de dag na de zevende sabbat. Vijftig dagen moeten jullie aftellen, en dan moeten jullie de HEER een graanoffer aanbieden uit de nieuwe tarweoogst’, aldus het voorschrift in Leviticus (23:15-16). Daarnaast herinnert het Wekenfeest er ook aan, dat Mozes op de berg Sinaï van God de Tien Geboden ontving.
Het is boeiend om in deze traditionele viering te zien dat twee tegenovergestelde elementen bij elkaar samenkomen: de ontspruitende en bewustzijn dovende groeikrachten van lente in de natuur en daar tegenover de moraliteit-vormende kracht van de Tien Geboden: feestelijk en uitbundig meevieren met de natuur en tegelijk daarbij het bewustzijn behouden van wat kan en niet kan. In de tijd die ligt tussen de verinnerlijkte stemming in de wintertijd en de uitbundigheid van de zomer moet de mens leren ervoor te zorgen zichzelf niet te verliezen, leren tegenwicht geven tegen de aanlokkende kracht van de zintuigwereld die de mens zichzelf min of meer verliezen doet en waardoor zijn zelfstandig denken dreigt gedoofd te worden. Kan de mens het eigen innerlijk sterk genoeg houden om zich niet geheel in de uiterlijke schijn te verliezen?
Wat is dan het eigen innerlijk dat sterk moet blijven? Dat is de menselijke wezenskern, dat de mens onderscheidt van het dier, het denkende Ik dat de stabiele kern moet vormen binnen de veelheid van emoties in het zielenleven, die kracht die ons een individuele persoonlijke biografie geeft. Met de innerlijke Ik-kracht, steeds opnieuw opgedaan in de stille wintertijd, kunnen we rechtop blijven staan in de veelheid van uiterlijke belevenissen van de zomer. Daarop wil het pinksterfeest ons wijzen. We zien dat als zinnebeeld gerepresenteerd in de rechte paal van de pinksterboom waaromheen een veelheid van kleurige linten zich beweegt. Zonder dat stabiele centrum van de rechte paal, kan zich geen mooi vlechtpatroon van linten vormen. De dansers moeten zich richten op een gemeenschappelijk doel, niet hun eigen impulsen volgen maar doen wat nodig is voor het geheel.
In de loop van de tijd is het feest op onze school zo geworden dat iedereen tot dansen wordt uitgenodigd, zodat uiteindelijk het hele plein danst, ronddraait, zingt en huppelt. De kleuters blijven daarbij veilig zitten rond die stevige pinksterboom.
Daarmee blijkt dat het pinksterfeest eigenlijk het meest moderne feest is dat men zich kan voorstellen. Het vraagt namelijk aan ons: Kun jij je als individu staande houden in de turbulentie van de wereld, van deze maatschappij, van de huidige samenleving van mensen? Wil je een moreel individueel mens zijn binnen de mensengemeenschap, of laat je jezelf als een kuddedier meeslepen in de waan van de dag, zonder eigen individuele geestkracht? Kunnen we in de toekomst ooit een gemeenschap leren vormen van zelfbewuste individuele zielen?
Om nog even in te gaan op de christelijke traditie van het pinksterfeest: Wat gebeurde er toen? Volgens de beschrijving klinkt er een geraas uit de hemel als van een hevige stormwind. In het Grieks staat er 'pnohs' wat ‘wind’ betekent maar ook ‘adem’ of ‘levensadem’. Het Latijn gebruikt het woord ‘spiritus’. ‘Pneuma’ betekent geest en adem en men ziet dat in deze talen de woorden geest, adem, levensadem en wind dicht bij elkaar liggen. Wat is het voor een stormwind? Is het onrust die optreedt in het zielenleven van de apostelen, samengaande met een onrust in de lucht buiten het huis? De onrust wordt tot rust gebracht door een tweede element: een vuur verschijnt en verdeelt zich als tongen boven de hoofden van de apostelen. Rust treedt op zoals ook de kracht van Christus de storm op het meer tot kalmte maande. De kracht van het Ik brengt deze rust.
De apostelen wandelden eerst drie jaar met Jezus Christus, op Goede Vrijdag bleven zij verdoofd door de gebeurtenissen achter, met Pasen ervoeren zij de helende kracht op aarde van het kosmische wezen dat zij eerst als mens hadden gekend, vanaf Hemelvaart voelden zij zich echt van God verlaten. Bij de gebeurtenis op Pinksteren ontvangen zij het individuele inzicht in de geheimen van wat plaatsvond op Golgotha en daardoor de kracht om verder te gaan, naar de toekomst.
J.E.

dit artikel is verschenen in IRIS, het schoolblad van de Dordtse Vrije School - juni 2011

--

Nog twee citaten uit voordrachten van Rudolf Steiner:

De antroposofie zal de mensen het gemeenschappelijke leren begrijpen, zij moet de hogere wijsheid brengen, de geest der waarheid. De mensen hebben verschillen van mening zolang als ze nog niet over het hoogste weten beschikken. De gnostici noemden de mystiek ‘Mathesis’ omdat in de wiskunde (mathematica) niemand zeggen kan dat hij van een andere mening is dan de anderen. Twee wiskundigen kunnen geen verschillende mening hebben over een wiskundige stelling. Daarbij komt het namelijk niet op menselijke wensen aan. Bij grote wijsheid moeten we onszelf bevrijden van onze persoonlijke wensen. Alleen degene die de Geest der Waarheid wil bestuderen, zonder eigen wensen, alleen die is rijp hem te ontvangen. Het hoogste weten verenigt de mensen, want daarbij bestaan geen eigen mening en eigen voorstelling. De Geest der Waarheid moet de mensen overstralen. Zij kunnen nog zo verspreid zijn over hun verschillende woonplaatsen, maar de Geest der Waarheid zal ze verenigen. Opdat de woning die het Ik voor zichzelf bouwt in het geestelijke past, moet de gemeenschappelijke Geest der Waarheid boven de verschillende ego’s staan. De Geest der Waarheid is door Christus op Pinksteren aan zijn discipelen beloofd. De discipelen spreken in verschillende talen, en alle volken begrijpen elkaar. Ook al zal het egoïsme als maar groter worden, elk Ik zal de Gemeenschapsgeest hebben, wanneer hij deel heeft aan de Geest der Waarheid. Wie dit nastreeft moet leven in de geest van het Johannes-evangelie. Dat is ware antroposofie. Net zoals alle planten zich naar de zon richten, op welke plek zij ook groeien, zo zal ieder Ik zich tot de zon van de geest wenden, tot het Geesteslicht van de Waarheid.

uit: Rudolf Steiner: Das christliche Mysterium (GA 97) – voordracht: Keulen, 8 maart 1907 ‘Die Verheissung des Geistes der Wahrheit’

Wanneer u dit zo bekijkt, dan zal u zien dat de betekenis van het Christendom is dat aan de ene kant datgene wordt afgelost wat verbonden is door stamverbanden, familiebanden en andere nauw begrensde gemeenschapsvormen, en aan de andere kant de mensheid in individuen wordt verdeeld, zodat de enkeling zichzelf enerzijds als individu voelt en anderzijds ook weer als lid van de hele mensheid. Deze twee dingen gaan als polariteiten samen.
In vroeger tijden, toen er kleine gemeenschappen van bloedverwanten bestonden, voelden de mensen zich een deel van de familie, een lid van de stam. En zoveel als de bloedverwantschap uitsterft zal de individuele zelfstandigheid groeien en toenemen. Dat dit door de gebeurtenis op Golgotha wordt bewerkstelligd kan men daaraan zien, dat van daaraf iets de hele wereld zou moeten omspannen, deze religieuze impuls werd er een met de hoogste betekenis. Alles wat daar is gebeurd was voorbereid en is voorbereiding. De uitwerking begint ermee dat op het Pinksterfeest de Heilige Geest wordt uitgestort. Wanneer iemand spreekt op zo'n manier, dat vanuit de ziel van de ander wordt gesproken, dus niet meer egoïstisch, dan wordt dat het beste weergegeven daar waar de apostelen in alle talen tot alle mensen spreken. Zo bereidde de Heilige Geest dat voor, wat door het bloed van de Zoon, de Logos, Christus, dient te geschieden.


uit: Rudolf Steiner: Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft (GA 96) voordracht Berlijn, 25 maart 1907 ‘Die weltgeschichtliche Bedeutung des am Kreuze fliessenden Blutes’

maandag 17 mei 2010

Pinksteren

Duccio di Buoninsegna(1282-1339) Pinksteren

Handelingen 2 : 1 – 12 De uitstorting van de Heilige Geest

De perikooptekst voor Pinksteren begint met: ’Toen dan de dag van het Pinksterfeest aanbrak,..’. Het Joodse Pinksterfeest (Sjavoeot) is het Wekenfeest, het feest van de eerste tarweoogst. In het boek Exodus (34:22) staat: ‘Vier het Wekenfeest wanneer je de eerste opbrengst van de tarweoogst binnenhaalt...’ Het Wekenfeest volgt vijftig dagen na het Pesach: ’Vanaf die dag na de sabbat, vanaf de dag dat de schoof omhooggeheven is, moeten zeven volle weken worden afgeteld, tot de dag na de zevende sabbat. Vijftig dagen moeten jullie aftellen, en dan moeten jullie de HEER een graanoffer aanbieden uit de nieuwe tarweoogst’, aldus het voorschrift in Leviticus (23:15-16). Het Wekenfeest herinnert er ook aan dat Mozes op de berg Sinaï van God de Tien Geboden ontving. Het is interessant om in die twee elementen –de ontspruitende groeikrachten van de lente in de natuur tegenover de vormende kracht van de Tien Geboden van God- de twee bewegingen te herkennen uit Rudolf Steiners weekspreuken. In b.v. spreuk 7 en 8 lezen we over de aanlokkende kracht van de zintuigwereld, waardoor het Zelf dreigt te ontvluchten, en/of het denken gedoofd wordt, met daartegenover het appel op het innerlijk van de mens om zich niet in die uiterlijke schijn te verliezen.

In de kring van jaarfeesten wijzen Pasen, Hemelvaart en Pinksteren voor ons naar de belangrijkste inhouden van het Christendom. De inhouden zijn zonder inspanning van het bewustzijn, het denken, niet zo makkelijk toegankelijk. Kerstmis spreekt veel meer tot het gevoel van de mensen. In de bijdrage van het vorig jaar is geprobeerd enig licht te werpen op het Pinksterfeest (klik hier). Om weg te blijven bij een al te persoonlijke interpretatie volgen hieronder opnieuw mededelingen uit het geesteswetenschappelijk onderzoek van Rudolf Steiner.

Om te beginnen uit een notitieboekje van Rudolf Steiner zijn kort en bondige aantekening ter voorbereiding op de voordracht van donderdagmiddag 17 mei 1923. (GA 226):
Vóór het Mysterie van Golgotha voelden de mensen dat ze afstamden uit geestelijke werelden, en het was Christus, door wiens kracht zij de mogelijkheid hadden om na de dood de weg terug te vinden.
Hij hief het vergeten op – de cultus in mysteriën gaven de lichtkracht tot de herinnering.
Het bewustzijn van de verbinding ging verloren – Christus kwam op aarde.
Hemelvaart: Het werd duidelijk dat het bewustzijn van de verbinding verloren was.
Omdat de lichamen dat niet meer gaven.
Dan de helende geest – vanuit diepe droefenis.


Vervolgens enkele passages uit verschillende voordrachten

En pas bij de gebeurtenis, die we vieren met Pinksteren, kwamen de discipelen zelf, vanuit een andere staat van bewustzijn, tot het inzicht wat er was gebeurd met de Christus Jezus.
uit: Rudolf Steiner Vorstufen zum Mysterium von Golgatha (GA 152), voordracht Parijs 27 mei 1914 – Der Fortschritt in der Erkenntnis des Christus – Das Fünfte Evangelium

Toen zeiden zij: Nu is Hij van ons weggegaan. Dat was de Hemelvaart. Het was een gebeurtenis dat de leerlingen uiteraard veel verdriet deed. Zij zeiden: Ondanks dat Hij gestorven is, ondanks dat vijanden hem gekruisigd hebben vertoefde Hij nog veertig dagen onder ons. Nu is Hij niet langer met ons. Hij is nu weer teruggekeerd naar de wereldwijdten.
En ze waren werkelijk zeer met droefenis vervuld, geen gewoon verdriet, maar een heel diep verdriet. En de tien dagen, waarvan gesproken wordt, deze tien dagen waren voor de discipelen en apostelen zo, dat zij diep in het innerlijk van hun harten binnengingen, waardoor zij allen dachten aan de innerlijke kracht, waarover Christus hen ooit verteld had. Deze tien dagen waren voldoende, dat ze zelf daarna zeiden: Ja, we kunnen zelf tot inzicht komen over alles, deze wijsheid - zeiden ze door de sterke impressie - de wijsheid zelf zit in ons. En ze voelden nu, na tien dagen, de kracht om deze wijsheid uit te dragen. De vurige tongen - dat is daarvoor het beeld– verschenen boven hun hoofden. Dat is Pinksteren, de pinkstergedachten, de vurige tongen. Door de grote droefenis waarin ze dachten Christus nooit meer te zien, waren ze zo tot zichzelf gekomen dat zij zelf nu konden verkondigen. En er wordt inderdaad gezegd dat zij "in alle talen” begonnen te spreken. Maar nu moet echter een beetje worden verduidelijkt, hoe men in oude tijden sprak. U mag natuurlijk niet geloven dat er is bedoeld dat de apostelen in het Chinees, Japans of Duits begonnen te spreken, maar er wordt bedoeld, naar het spraakgebruik in de oude tijden, dat zij door alles wat ze in die tien dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren overdacht hadden, nu ontwaakt waren. Nu bestond voor hen niet langer het verschil tussen de religies, maar zij verkondigden een godsdienst voor alle mensen. Dit betekent dus dat ze konden spreken in alle talen, een godsdienst voor alle mensen.
En dat is de mooiste Pinkstergedachte, een godsdienst voor alle mensen. Wie werkelijk inziet dat de Christuskracht van de zon stamt, die moet ook de universele godsdienst voor alle mensen erkennen. Het was een universele godsdienst voor alle mensen, ook als de mensen het nog niet begrepen. Maar in de discipelen kwam het op, dat het een zonnereligie is. Dit wordt uitgedrukt met het gezegde dat zij in alle talen konden spreken. Ze konden een godsdienst van verzoening en tolerantie voor alle mensen brengen. Dit is de Pinkstergedachte. Maar weet u, de Pinkstergedachte is zelfs vandaag de dag nog niet tot vervulling gekomen. En die moet vervuld worden. Het moet steeds duidelijker worden wat Christus naar de aarde heeft gebracht. Dat het niet van een leer afhangt, maar dat het een feit is.

uit: Rudolf Steiner Vom Lebens des Menschen und Erde - Über das Wesen des Christentums (GA349)
14e voordracht - Dornach, 9 mei 1923

We weten uit andere beschouwingen, dat het allerbelangrijkste van Pinksteren is, dat het gemeenschappelijk leven van degenen die getuige waren van de grootste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid –Pasen- zich individualiseerde. De vurige tongen daalden neer op het hoofd van elk van hun, en ieder verkondigde in een taal die aan geen enkele andere taal gelijk is en dus voor iedereen te begrijpen was, wat van het Mysterie van Golgotha binnenstroomde in de mensheidsontwikkeling. De vurige tongen daalden neer op het hoofd van een ieder. Het was eerder al zo dat de ziel van iedere leerling zich opgenomen voelde, men zou kunnen zeggen, in de gezamenlijke aura van het Mysterie van Golgotha. Toen lichtte door de Pinkstergebeurtenis in de individuele ziel op, dat wat zij eerst alleen als inzicht hadden door hun gemeenschapsleven, zodat elk individu nu een individuele verlichting doormaakte. Dit is het allerbelangrijkste, natuurlijk op een abstracte manier uitgedrukt. We moeten, willen we de juiste betekenis ervan begrijpen, het zich individualiseren van de boodschap van Pasen op het Pinksterfeest in onze ziel navoelen. Maar dan krijgen we de mogelijkheid om dat, wat gewild wordt door de geesteswetenschap, in de ware zin van deze Pinksterverkondiging te begrijpen. Want inderdaad wat in de geesteswetenschap wordt gezien als het meest op de voorgrond tredende is, dat elke menselijke ziel in de geesteswetenschap zelf de kern van haar wezen kan vinden, welke haar inzicht kan verschaffen over de na te streven werelddoelen. De toekomst van de mensheidsontwikkeling zal zich ontwikkelen, doordat de mensen steeds minder aangewezen zullen zijn op de gemeenschapsstructuur, op wat wordt gegeven door sociale structuren. Maar we hopen dat de mensen rijp zullen worden en in staat zullen zijn om uit zichzelf zo te leven, dat de ander naast hen een soortgelijk leven leiden kan. Dan zal innerlijke tolerantie de zielen aangrijpen en in de sociale structuur zal de vrijheid verwerkelijkt kunnen worden.
uit: Rudolf Steiner Erdensterben und Weltenleben (GA181)
14e voordracht Berlijn 21 mei 1918

In de oude tijden, toen kleine kringen van bloedverwantschap bestonden, voelde de mens zich deel van een familie, lid van een stam. En precies zoveel als de bloedverwantschap afneemt, zal de individuele zelfstandigheid groeien en toenemen. Dat deze werking van het Mysterie van Golgotha uitgaat, ziet u aan het feit dat de gebeurtenis de hele wereld moet omspannen, een religieuze impuls van hoogste betekenis wordt. Alles wat toen gebeurd is, was en is voorbereiding. De werking begint ermee, dat op het Pinksterfeest de Heilige Geest wordt uitgegoten. Wanneer men zo spreekt, dat wordt gesproken vanuit de ziel van de ander, niet meer egoïstisch, wordt het beste weergegeven waar gezegd wordt dat de apostelen tot alle mensen spraken in alle talen. Zo bereidt de Heilige Geest datgene voor dat door het bloed van de Zoon, van de Logos, van Christus wordt bewerkstelligd. ….
Met de gebeurtenissen op Pinksteren kwam op een wonderbaarlijke manier tot uitdrukking, dat de apostelen hun broederschap uitbreidden tot een mensheidsbond en in een taal spraken die iedereen kon verstaan. Dat zal meer en meer verwerkelijkt moeten worden, en wel bij de hoogste vorm van de individualiteit. De Geest der Waarheid verenigt ons allen.

uit: Rudolf Steiner: Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft
(GA 96) - voordracht Berlijn, 25 maart 1907

Mijn beste vrienden, het lot van de antroposofie zou hetzelfde moeten zijn als dat van het christendom. Daarvoor is echter nodig, dat de mensen vandaag de dag zich niet alleen richten op de dode woorden, die van Christus gewag doen, maar dat de mensen zich tot het inzicht wenden, dat tot het licht zelf voert, waarin de levende Christus is opgenomen – niet de historische, die eeuwen geleden op aarde leefde - die nu en ieder moment van de toekomst onder de mensen leeft, omdat Hij van hun God tot hun goddelijke broeder is geworden.
Zo willen we als Pinkstergedachten opnemen, dat we door de antroposofie de weg naar de levende Christus willen zoeken, en voelen dat daardoor in iedere antroposoof de eerste pinkstergebeurtenis tot vernieuwing kan worden, dat in het hart het inzicht over Christus zelf oplicht, en hij zich verwarmd en verlicht voelt door de vurige tongen van christelijke wereldkennis.
Moge onze weg tot de geest door middel van de antroposofie tegelijkertijd zijn: de weg door de geest tot Christus.

De slotwoorden van een voordracht gehouden in Kristiania (Oslo),
17 mei 1923
uit: Rudolf Steiner Welten-Pfingsten, die Botschaft der Anthroposophie –in: Menschenwesen, Menschenschicksal und Weltentwickelung (GA 226)


Glasinloodvenster Pinksteren in de Dom van Keulen

maandag 25 mei 2009

Pinksteren

1e pinksterdag:
Handelingen 2 : 1 – 12 De uitstorting van de Heilige Geest
2e pinksterdag:
Johannes 14 : 23 - 31 Mijn vrede geef ik u

uit: Les Tres Riches Heures du Duc de Berry

De evangelielezing voor de 1e pinksterdag beschrijft wat er ‘s morgens om ongeveer 9 uur op die dag gebeurde. De aangegeven perikooptekst leest tot en met het 12e vers, maar om een volledig beeld te krijgen van wat er plaats had, verdient het aanbeveling het hele 2e hoofdstuk uit de Handelingen van de Apostelen te lezen. Daar kan men dan de inhoud van de toespraak lezen, die Petrus tot de verzamelde menigte houdt, waarna er tenslotte rond de drieduizend toehoorders zich laten dopen. Het gebeuren met Pinksteren is niet zo eenvoudig om met de zielenhouding van iemand in de eenentwintigste eeuw te benaderen. Laten we toch maar iets proberen.

De tien dagen na de Hemelvaart van Christus verblijven de discipelen met elkaar in het huis waar zij het avondmaal gehouden hebben. De moeder van Jezus is ook bij hen.
Friedrich Benesch*) wijst erop dat de dagen voorafgaande aan het Pinksterfeest voor de discipelen dagen van zware beproevingen moeten zijn geweest, een tijd van diepe crisis voor hun zielen, waarin de discipelen zich enorm verlaten moeten hebben gevoeld. Na de Opstanding hadden zij vol vreugde Christus weer kunnen ervaren, nadat zij daarvoor eerst getuigen waren geweest van de verschrikkelijke gebeurtenissen op Golgotha. Van deze gebeurtenissen, hoe aangrijpend ook, hadden zij zich tenminste nog redelijk goed een voorstelling kunnen maken. Na de Opstanding bleef de Christus veertig dagen lang bij hen, trad steeds weer in hun midden, maar toen Hij bij de Hemelvaart Zijn wezen in de wereldether liet overgaan en daarin afdrukte, was daarna hun gevoel van eenzaamheid en verlaten te zijn des te groter. De gebeurtenissen met Pinksteren betekenden voor de discipelen het einde van die periode.
Benesch beschrijft drie fundamentele processen, die zich voltrokken in de zielen van de Apostelen. Ten eerste kwam in ieder van hen een geestbeweging opgang waardoor herinneringen boven kwamen aan de tijd dat zij met Jezus Christus hadden gewandeld. Ten tweede ontstond in ieder van hen een diep individueel gevoel van verbondenheid met Christus en tegelijk ook een gevoel voor het eigen eeuwig Ik-wezen, de eigen individualiteit. En ten derde beleefden zij ook dat het geestbewustzijn in hen werd gewekt. Zij kregen begrip voor Zijn wezen, Zijn leven en Zijn daad. Herinnering, gevoel van verbondenheid en inzicht, deze drie elementen werden door ieder individueel en tegelijk ook als groep ervaren. De Apostelen ervoeren de Helende Geest, de Trooster, de Geest der Waarheid.

Laten we nu naar de perikooptekst kijken. Eerst treden er twee elementen op: lucht en vuur.
Er klinkt een geraas uit de hemel als van een hevige wind. Dit doet denken aan de storm op het Meer van Gennesareth (Mattheüs 8:23–27) , maar ook aan iets wat menige leerkracht en ouder uit eigen ervaring kent: kinderen op stormachtige herfstdagen. De onrust in de atmosfeer gaat meestal samen met onrust bij de kinderen, soms zelfs al enkele dagen voorafgaande aan zo’n zware atmosferische depressie. Aan het gedrag van volwassen verkeersdeelnemers kun je vaak merken, dat op zulke dagen ook bij hen onrust in de buitenwereld en onrust in de binnenwereld samen gaan. ‘Hoort de wind waait door de bomen, hier in huis zelfs waait de wind’, luiden de woorden van een traditioneel vaderlands lied ter ere van de bekende Amsterdamse patroonheilige, de gekerstende versie van de Germaanse god van de wind en de menselijke adem, Odin of Wodan. (Wie denkt bij dat lied nou aan Pinksteren?). In het Grieks staat er 'pnohs' wat wind en tegelijk ook adem of levensadem betekent. Het Latijn gebruikt voor wind het woord ‘spiritus’. In die talen liggen geest, adem, levensadem en wind dus dicht bij elkaar.
Men zou zich misschien mogen voorstellen dat er plotseling onrust optreedt in het zielenleven van de apostelen samengaande met een onrust in de lucht buiten het huis. Deze onrust wordt echter tot rust gebracht door een tweede element: een vuur verschijnt, zoals ook de kracht van Christus bij de storm op het meer de elementen tot kalmte maande. Christus geeft ons de vrede, zielerust.
In de perikooptekst voor de 2e pinksterdag lezen we de woorden: ‘Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.’ (Joh 14:27) De kracht om de rust te bewaren en de moed niet te verliezen komt van het Ik en wordt de mens gegeven door Christus: ’Jezus antwoordde: Als iemand mij lief heeft, zal hij mijn woord bewaren en de vader zal hem lief hebben en wij zullen bij hem komen en hem tot onze woning maken.’ (Joh 14:23) Lucht is het element waarin het astraallichaam zich thuis weet, vuur (warmte) is de drager van het Ik.


In de woorden uit de toespraak van Petrus, verderop in het 2e hoofdstuk, klinkt het zo: ‘Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort.’ (Handelingen 2:32-33) Christus is het Ik-Ben-wezen, de schenker van het Hogere Ik aan de individuele mensen. Het Ik verschijnt in het element van de warmte – het vuur. Johannes de Doper kondigde al aan dat de Christus het element van het vuur zou brengen, het element waarin Hij ook al verschenen was aan Mozes in de brandende braambos en op de berg Sinai. Johannes de Doper sprak namelijk tot zijn leerlingen: ‘Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.’ (Mattheüs 3:11-12)

We kunnen ons nog een andere perikooptekst herinneren, welke we lazen op de 1e zondag na Pasen waarin wordt beschreven dat Christus zijn adem inblaast in de Apostelen (Joh. 20:19-31). Hij spreekt dan de woorden: ‘Ontvang Heilige Geest’
In het evangelie volgens Lucas spreekt Christus-Jezus over zichzelf:
‘Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou ik graag willen dat het al brandde! Ik moet een doop ondergaan, en ik word hevig gekweld zolang die niet volbracht is. Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde? Geenszins, zeg ik jullie, ik kom verdeeldheid brengen.’ (Lucas 12:49-51)

In een wat ingedikte versie van een eerder gebruikte passage uit een voordracht van Rudolf Steiner**) volgt hier nogmaals:
'Wanneer het astraallichaam de verlichting ondergaat, bevat het geen onreine indrukken van de fysieke wereld meer doch alleen de organen voor het kennen van de geestelijke wereld. En tot dit gereinigde, gelouterde astraallichaam komt het kosmische Ik, het Wereld-Ik, dat de verlichting teweeg brengt, dat dus maakt dat de mens geestelijk licht om zich heen heeft. Dat heet in de christelijke esoteriek de ‘Heilige Geest’. Het is in christelijk-esoterische zin volkomen juist te zeggen: de christelijke esotericus brengt door zijn inwijding de reiniging en de loutering van zijn astrale lichaam teweeg; en wordt overstraald – als u wilt, kunt u het ook overschaduwd noemen – door de ‘Heilige Geest’, door het kosmische Wereld-Ik.
Wie aldus verlicht is, wie met andere woorden de ‘Heilige Geest’ in zich heeft opgenomen, spreekt niet meer als voorheen. Wanneer diegene spreekt is hij instrument geworden; zijn Ik is ondergegaan, dat wil zeggen tijdelijk onpersoonlijk geworden, en het kosmische Wereld-Ik bedient zich van hem om door hem heen te spreken.'


Icoon uit het klooster Stavronikita op de berg Athos - 17e eeuw

Individu en gemeenschap
In zijn eerder genoemde boekje besteedt Friedrich Benesch aandacht aan het probleem van de zich ontwikkelende individualiteit en de gemeenschap, twee zaken die moeilijk met elkaar te verenigen zijn. De mens op zijn huidige ontwikkelingstrap is eigenlijk een anti-sociaal wezen. In iedere ontmoeting tussen mensen slaapt de mens als het ware in, in de ander, om hem te kunnen waarnemen, maar meteen stoot hij de ander weer af om zelf tot bewustzijn te komen. (Zo werkt de Ik-zin, het zintuig waarmee wij kunnen waarnemen dat de ander ook een geestelijk wezen, een mens is.) Het ontwikkelen van een eigen bewustzijn kan niet zonder de kracht van de antipathie = afzonderen. Dit werpt een licht op het feit waarom de Apostelen door Christus alleen gelaten moesten worden.
Alleen wanneer de mens droomloos slaapt en de grenzen die het fysieke lichaam hem geeft voor hem vervagen, is de mens een van nature sociaal wezen. Zodra hij wakker wordt gaat hij bewustzijn ontwikkelen, denken. Dit speelt zich af in waarnemen en denken. Ook in het voelen en willen echter spelen sociale en anti-sociale tendensen en zielenbewegingen een onbewuste maar grote rol. Zij vormen de bron van sterke gedragspatronen en krachten die werken in het denken, voelen en willen van de mens. Wij willen sociale wezens zijn maar we zijn in de kern van de zaak anti-sociale wezens, omdat in ons bewustzijn ook het zelfbewustzijn leeft. We komen zo tot vrijheid, onafhankelijkheid van de goddelijke leiding.
De stroom vanuit het voorgeboortelijke bestaan, maakt de mens steeds verder zelfstandig. Dit is waardoor de mens afgezonderd wordt van de geestelijke omgeving, de antipathiestroom. Dit is de stroom uit het verleden van de Vader God.

In de perikoop van Pinksteren wordt verteld dat het geluid van de wind klinkt en dat Joodse mensen uit verschillende landen van de toenmalige beschaafde wereld, die in Jeruzalem waren komen wonen, zich verzamelden. Wanneer de Apostelen naar buiten komen en beginnen te spreken, kan een ieder hen verstaan in zijn eigen taal. Dit is de omkering van het beeld van het uiteenvallen van de taal, wat bij de bouw van de Toren van Babel gebeurde. Hier spraken de Apostelen in andere talen met de spraak, die de Geest hun gaf (zoals hun door de Geest werd ingegeven).
Door het vuur krijgen hun woorden richting. Het WOORD klinkt in de moedertalen van wie luisteren. Wie ooit lang in het buitenland heeft moeten verblijven kent het gevoel dat wanneer je daar dan in je eigen moedertaal hoort spreken, je als het ware dieper in je wezen wordt geraakt dan door woorden in de vreemde taal. Het raakt je tot in de diepe en onbewuste levensprocessen van het etherlichaam. Van een vreemde taal raakt de inhoud je wel in het wakkere bewustzijn van de ziel (het astraallichaam), maar niet zo diep als woorden uit de moedertaal, die je heeft gevormd en die je hebt gehoord van kind af aan, tot in dit gebied van de levenskrachten, het etherische. Bij deze gebeurtenis op Pinksteren lijkt de Heilige Geest door te dringen tot in die diepere laag van levenskrachten, waarmee een kiem wordt gelegd voor een toekomstige mensheid, een gemeenschap wier leden de Christus in zich voelen, een gemeenschap in Christus.

Een bevriende collega wees mij erop dat men ook zou kunnen vermoeden dat hetgeen de apostelen beleefden op Hemelvaart, zich op Pinksteren in die diepere laag afdrukt, zoals hierboven aangeduid.
Rudolf Steiner***): ‘Wat zich gedurende de slaap in het astrale lichaam vormt, dat moet zich dan in het etherische lichaam gaan afdrukken, om de mens in staat te stellen, de geestelijke wereld te zien. Op die manier beginnen wij te begrijpen wat we als impuls hebben ontvangen door de komst van Christus op aarde.’

*)Friedrich Benesch: Gemeenschapszin en individualisme, Pinksteren in onze tijd
**) Rudolf Steiner: Het evangelie naar Johannes, esoterische achtergronden (GA 103), 12e voordracht - 31 mei 1908.
***)Rudolf Steiner: Egyptische mythen en mysteriën (11e voordracht).