Posts tonen met het label Trinitatis - 10e zondag na. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Trinitatis - 10e zondag na. Alle posts tonen

zaterdag 31 juli 2010

10e Zondag na Trinitatis

Uitzicht op de Olijfberg vanuit de oude stad Jerusalem

Lucas 19 : 41 – 48 Weeklacht over Jeruzalem

De woorden van de perikooptekst voor de 10e zondag na Trinitatis volgen in het Lucas-evangelie direct op de voorbereiding voor de intocht in Jeruzalem. Daar halen twee leerlingen het veulen waarop Jezus gaat zitten; op weg naar de stad spreiden de leerlingen hun mantels voor Hem op de grond. Wanneer Jezus met hen de Olijfberg afdaalt beginnen de leerlingen vol vreugde God te prijzen en luid te roepen, waarop de Farizeeërs aan Jezus vragen of Hij zijn volgers terecht wil wijzen. Zijn antwoord luidt: ‘Indien zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.’
Dan komt de tekst die we op deze zomerse zondag lezen en die begint met te vermelden dat Jezus de stad voor zich ziet liggen. Over een werkelijk binnengaan in de stad wordt niets gemeld, want na de weeklacht gaat de evangelietekst meteen over naar de reiniging van de tempel, die volgens de andere evangeliën pas op de volgende dag plaats heeft.

In de jaarkring van perikoopteksten lezen we tweemaal over de intocht in Jeruzalem, ten eerste natuurlijk op Palmzondag en ook op de 1e zondag van de Advent, juist wanneer we ons gaan voorbereiden op het aankomende Kerstfeest. Wanneer we dieper op de beelden van de intocht in Jeruzalem ingaan kunnen we misschien vinden waarom juist op dit moment in het jaar deze weeklacht over Jeruzalem klinkt.

In de bijdrage bij de evangelielezing voor de 1e Adventzondag (klik hier) wezen we er al op dat wanneer er sprake is van het beeld ‘de stad’ dit opgevat kan worden als een verwijzing naar het menselijke fysieke lichaam. Ook ‘de ezel’ en/of ‘het ezelsveulen’ representeren dit fysieke aspect van de mens. Lezen we over de Intocht in Jeruzalem aan het begin van de Advent, dan lijkt hiermee ook te worden geduid op het binnentrekken van de geest in de lichamelijke organisatie, wat vergelijkbaar is met het begin van het menselijke embryonale proces en zeker ook vergelijkbaar met de beweging van de geestelijke wezensdelen van de aardeplaneet, die zich in de wintertijd het sterkst met de aarde verbinden. De zin die in het Mattheüs-evangelie klinkt ‘Wie is Hij?’ lijkt vooral op een vraag, die jonge ouders zich stellen over hun nog ongeboren kind. Er spreekt verwachting uit, het blijde wachten op de winternacht waarin de geest zich met het lichamelijke wil verbinden.

Modern Jerusalem vanaf de Olijfberg

Lezen we nu in de zomer over Jezus’ weeklacht over Jeruzalem, wetende dat het zich afspeelt tijdens diezelfde intocht, dan zien we ook hier eenzelfde beeld van de fysieke mens of de fysieke aarde, maar we ervaren het karakter van dat beeld nu anders dan in de verwachtingsvolle adventtijd. In de zomer is onze ziel samen met de bewegingen van de aarde-atmosfeer -van licht en warmte, lucht en vocht- naar omhoog gestegen. We hebben ons heerlijk kunnen overgeven aan de uiterlijke wereld van de zintuigen. Onze ziel ging op wijde vlucht, genietend van de lossere verbinding met de aarde: het ultieme vakantiegevoel. Als de nachten lengen en de zon zich –al vanaf Sint-Jan- weer terugneemt, moet de verbinding met het lichamelijke weer worden aangetrokken, weer worden verdicht. Dat is opnieuw het begin van een intocht in ‘de stad’.

Uit Rudolf Steiners voordrachten over de jaarfeesten weten we dat tijdens de beweging van zomer naar herfst een strijd moet worden gevoerd tegen krachten, die in de zomer teveel vanuit het binnenste van de aarde omhoog zijn gekomen. Zoals in de aarde, zo ook in de mens. De strijd van Michaël met de draak wordt weer het thema voor de herfst. Wat we deze 10e zondag na Trinitatis als evangelietekst lezen mogen we misschien opvatten als een inleiding tot die strijd tegen de draak. Wat teveel naar buiten is gekomen moet op zijn plaats worden teruggedrongen. Het beeld van het uitdrijven der kooplui uit de tempel zou een dergelijke boodschap kunnen bevestigen, de 'tempel' is ook beeld van de menselijke lichamelijk organisatie.

In dit licht kunnen we de Weeklacht over de stad Jeruzalem proberen te begrijpen. Het is het oude Jeruzalem waarover Christus hier zijn weeklacht uitspreekt. Vanaf de Olijfberg ziet Hij neer op de stad met de tempel, de Joodse representant van de oude mysteriën. En het zijn de Farizeeërs –als vertegenwoordigers van die oude en vastgelopen mysteriën- die juist vlak voordat Jezus de stad ziet, klagen over het juichen van zijn leerlingen, die wel hebben herkend hoe God zich op aarde in Christus Jezus heeft geopenbaard. Christus’ openbaring op aarde gaf de aarde-ontwikkeling de noodzakelijke impuls, zodat de neergaande stroom van de schepping omhoog kan worden geleid. Dat wat de Christusimpuls niet kan opnemen op het ogenblik waarop Gods oog op u was gevestigd zal met de grond gelijk gemaakt worden en geen vrede kennen. In de Apocalypse komt een soortgelijk beeld voor: van de twee steden Babylon en het Nieuwe Jeruzalem. De naam van de eerste stad staat voor alles dat de Christuskracht niet kan opnemen en wat jammer genoeg niet kan worden meegenomen in een verdere ontwikkeling tot een nieuwe aardefase. Een weeklacht daarover is op zijn plaats. Wat het Nieuwe Jeruzalem genoemd wordt is daarentegen juist een imaginatie van wat over kan gaan in die toekomstige fase.

Zoekend naar illustratiemateriaal voor deze bijdrage stuitte ik op een fragment uit de musical Jesus Christ Superstar, waarin deze weeklacht in een kort fragment wordt opgevoerd. En hoewel de insteek voor een duiding van het Mysterie van Golgotha in deze musical anders is, en zeker sterk uit de zeventiger jaren, zijn de woorden van de tekst misschien toch wel treffend:

De Jezusfiguur zingt:
Noch de Romeinen, noch de Joden
Noch de priesters, noch de schriftgeleerden
Noch het verdoemde Jeruzalem zelf
Begrijpen wat Macht is,
Begrijpen wat Openbaring is,
Begrijpen er iets van.
Wanneer je alles wist, wat Ik weet, mijn arm Jeruzalem,
Zou je de waarheid zien,
Maar je sluit je ogen.


In onze perikooptekst lezen we:
‘Mocht gij toch op deze dag inzien, wat u tot vrede leidt!’ (Lucas 19:42). Het inzicht reikte Christus later aan toen Hij dagelijks in de tempel was en onderricht gaf. Het bewustzijn van het Ik-Ben wil in het innerlijk van de mens binnentrekken. En ‘heel het volk luisterde zo naar Hem, dat het aan Zijn lippen hing.’

Klik hier voor de bijdrage bij deze perikooptekst uit 2009.

Poor Jerusalem: Neither you, Simon, nor the fifty thousand, Nor the Romans, nor the Jews, Nor Judas, nor the twelve Nor the priests, nor the scribes, Nor doomed Jerusalem itself Understand what power is, Understand what glory is, Understand at all, Understand at all. If you knew all that I knew, my poor Jerusalem, You'd see the truth, but you close your eyes. But you close your eyes.

maandag 10 augustus 2009

10e Zondag na Trinitatis

Jeruzalem gezien vanaf de Olijfberg


Lucas 19 : 41 – 48 Weeklacht over Jeruzalem


De tekst voor deze 10e zondag na Trinitatis volgt in het evangelieboek direct na de intocht in Jeruzalem op Palmzondag, het begin van de lijdensweek. Jezus daalde met zijn leerlingen van de Olijfberg af en zag de muren van de stad Jeruzalem voor zich liggen. Hij kwam van Bethfage en Bethanië, van waaruit hij twee leerlingen vooruit had gestuurd om de ezel en het veulen op te halen.
Bij het zien van de stad kwamen Hem de tranen in de ogen. ‘Hij weende over haar’, schrijft de Statenbijbel, en de NBV schrijft “..begon Hij te huilen over het lot van de stad.”

Er volgen voorspellende uitspraken over het toekomstige lot van de stad. De geschiedenis toont dat er vele gebeurtenissen hebben plaatsgehad, die als een vervulling van deze profetie zouden kunnen worden gezien. Zelfs in de moderne tijd heerst er in deze ‘Stad van Vrede’ (Jeru Salem of Jeru Sjalajim - Shalom) geen echte vrede. Als reden geeft Jezus: ‘omdat gij het ogenblik niet hebt waargenomen, waarin Gods oog op u was gevestigd.’

Via een minder gebruikelijke invalshoek, namelijk het ‘Boek Openbaringen’ waarin sprake is van ‘Het Nieuwe Jeruzalem’, zouden we tot een volgende gedachtegangen kunnen komen. Van de term ‘Het Nieuwe Jeruzalem’ wordt meestal aangenomen dat hiermee een nieuwe bestaansvorm van onze aarde wordt aangeduid. De als imaginatie beschreven kubusvorm kan duiden op de toekomstige afdruk van het resultaat van al het handelen van de mensheid in de driedimensionale aardeontwikkeling. Bij zijn behandeling van de Oude-Saturnusfase in ‘Wetenschap van de Geheimen van der Ziel’ beschrijft Rudolf Steiner dat de Archai op deze warmteplaneet een mensheidsontwikkeling doormaakten, waarmee zij ook vanuit de algemene warmtetoestand, individuele bolvormige lichamen ontwikkelen konden. Deze individuele omhulsels van warmte gaven aan het einde van de Oude-Saturnusfase die planeet een vorm als van een framboos. Het is misschien wat gedurfd, maar met deze beschrijving in gedachte zou men kunnen bedenken dat aan het einde van de aardeontwikkeling de getransformeerde individuele mensenlichamen de vorm zouden kunnen hebben van het in het 21e hoofdstuk van de Apocalyps beschreven Nieuwe Jeruzalem. Het in deze perikooptekst beklaagde oude Jeruzalem zou dan wellicht ook in de richting van het nog oude mensenlichaam kunnen wijzen. We staan namelijk aan de vooravond van de Kruisdood en Opstanding en meteen na de weeklacht over Jeruzalem begeeft Jezus zich naar de tempel om er de kooplui uit te drijven. Juist van de term ‘tempel’ weten we ook dat daarmee het menselijk lichaam wordt aangeduid. In de beeldenwereld van de evangeliën mag men altijd zoeken naar de onder de uiterlijke werkelijkheid liggende imaginaties. Het uitdrijven van de kooplieden –aan het einde van de perikooptekst voor deze zondag- mag daarom wellicht ook gelezen worden als een fase van de transsubstantiatie van het lichaam van Jezus tot het Opstandingslichaam dat op Paasmorgen verschijnt.


Jeruzalem - de tempelberg met de Rotskoepel