donderdag 9 april 2020

De kracht van het gebed

Fra Angelico: Christo in Limbo
Convento di San Marco, Florence (cel 31)
In de loop van de laatste anderhalve eeuw hebben de natuurwetenschappen en de techniek ons vertrouwd gemaakt met de stoffen en krachten van de materiële, fysieke wereld. De mens is helemaal thuisgeraakt in het aardse element en hij heeft zich totaal kunnen richten op de wisselwerking tussen de natuur en wat wij mensen daarmee hebben gedaan. Maar komt deze vernauwing van onze blik op wat er kan worden geteld, gemeten en gewogen overeen met de ware feiten? Houdt de vooruitgang in, dat de mens niet langer wil weten van een realiteit buiten het materiële? Instinctief laat zich op veel plaatsen de onwil om overheerst te worden, of om onze leefruimte te laten beperken door enkel materialistische praktijken.

Is er een mogelijkheid om de grondwaarden van ons bestaan in heroverweging te nemen? Tegenwoordig wordt het als vooruitgang gezien, dat het mogelijk is om onbekende waarden te vervangen door het tastbare. Maar onopgemerkt verliezen de mensen juist steeds meer vertrouwen in het tastbare en lost de veilige geborgenheid van het louter uiterlijke wereldbeeld weer op in onzekere bestanddelen.

De mens behoort namelijk slechts voor de helft tot de zintuigelijk-zichtbare wereld; met de andere helft behoort hij tot het rijk van de geest. Dat is de spanwijdte van het menselijke zijn en bewustzijn: dat de mens tot deze beide werelden behoort. Ontkenning van de geestelijke omgeving moet de mens op den duur dan ook net zo slecht bekomen als destijds in de Middeleeuwen het ontkennen en wegvluchten van het aardse, of zoals men in onze tijd de natuur negeert en misbruikt. Het aantal mensen dat de wereld van het bovenzinnelijke zelf rechtstreeks heeft ervaren, zodat zij net zo zeker zijn van de kracht van het alomtegenwoordige geestelijke zijn als van de alledaagse dingen, neemt steeds meer toe.

Echt religieus leven kan zich in onze tijd alleen ontplooien, wanneer het bestaan van geestelijke wezens verondersteld wordt: de gestorvenen, engelen of hogere goddelijke wezens. Boven het sociale niveau, dat tegenwoordig vaak wordt beschouwd als het enige waar het religieuze zich afspeelt, heeft de mens een plaats binnen de gemeenschap van geestelijke wezens. Deze sociale werkelijkheid binnen het geestelijke is het eigenlijke gebied van he religieuze.

De momenten waarop iemand de aanwezigheid van een hoger wezen ervaart, zijn zelden en het aantal mensen is gering, dat daarbij dan het onderscheid kan maken tussen goede en kwade geesten. Kunnen we op dit gebied van innerlijke ervaring meer bijleren en onszelf stap voor stap zo oefenen, dat we hierbij steeds zekerder worden?

Toewijding en gebed zijn de twee zuilen van het religieuze leven, zowel bij de inspanningen van de enkeling als in het leven binnen de gemeenschap, die als gemeente bijeenkomt voor een dienst. Toewijding is het rustig leren worden, het creëren van de juiste stemming van de eerbiedige verwachting.

De omgang met het Credo, d.w.z. met de inhouden van de geloofsbelijdenis, maakt ons denken krachtiger, doordat het zich daarmee concentreert op de wezenlijke inhouden van de grote wereldsamenhangen en op de boodschap van de Verlossing. Het denken wordt daarmee tot toewijding.

Gebed behoort meer tot het gebied van de wil; in een schietgebed streeft onze wil naar onmiddellijke verlichting, in de voorbede proberen we een medemens helpende krachten te sturen. Het gebed is een oefening van het hart om onze wil en ons verstand bij elkaar te brengen. Het gebed versterkt de besluitvaardigheid van het hart en de bereidheid tot handelen. In de omgang met het Onze Vader leert een christen zijn gedragingen af te stemmen op de goddelijke doelen en leert hij zijn eigen kleine bekommernissen te leggen langs de 'meetlat van gebed’, zoals de heilige Johannes Chrysostomus (345-407 na Chr.) het Onze Vader noemde.
Eigenlijk zijn deze twee hulpmiddelen – Credo en Onze Vader – al voldoende. Maar het leven heeft vele kanten en het lukt niet altijd om een brug te slaan tussen onze dagelijkse noden en de grootse inhoud van het verheven Onze Vader of van het wereldomspannende Credo met zijn zakelijke stijl. De verschillende omstandigheden waarin het leven ons brengt, vragen vaak om een meer daarop afgestemde manier van uitdrukken, totdat de aansluiting lukt met de teksten die boven het persoonlijke uitstijgen.

Rudolf Steiner heeft ons een schat aan spreuken en meditaties gegeven. Maar ook zinvolle citaten of een prachtig gedicht uit een andere bron kunnen even zo goed voeding en richting geven aan het religieuze verlangen van de eigen ziel.

Wanneer je begint met voor jezelf toegankelijke teksten te kiezen, die onmiddellijk het eigen gevoel aanspreken, dan zal de inhoud ervan steeds meer in uitdrukkingskracht toenemen. Daarbij is herhaling van steeds dezelfde gekozen inhoud beter dan dat je steeds opnieuw verder bladert en iedere keer naar iets anders zoekt. Je kunt zo de gekozen inhoud steeds weer doornemen en in beschouwende rust overwegen en opnemen.

Wie een richting zoekt om de eigen religiositeit vorm te geven, kan ook de Bijbel openslaan en een Psalm kiezen of een gedeelte uit een van de evangeliën of uit de Brieven van de Apostelen. In al die teksten wordt de nabijheid van Christus overgebracht – en dat moge toch het hoogste doel zijn van ons bidden: dat wij nader tot Hem komen, zoals ook Hij ons zoekt en ons nader wil komen. 

Het gemeenschappelijk ervaren van een eredienst – vooraf gesteld dat die met zorg en aandacht gehouden wordt, zoals dat bij de Mensenwijdingsdienst van de Christengemeenschap (of bij de Offerhandeling in vrijescholen en antropo-sofisch georiënteerde instituten) gebruikelijk is – kan richting geven aan toewijding, gebed en meditatie. Wie ‘in de stilte van zijn eigen kamertje’ deze toewijding beoefent zal daar ook merkbaar profijt van hebben bij het gemeenschappelijke gebed tijdens een eredienst. Op die manier kan de wisselwerking tussen het individuele en het gemeenschappelijke gebed bijdragen aan het intensiveren van datgene, waar het in het religieuze leven op aan komt.


Bron:
Christoph Rau: Licht vom unerschöpften Lichte - Gebete und Sprüche für Tag und Jahr
Stuttgart 1983, uitgeverij Urachhaus

Deze vertaling en bewerking van de inleiding bij genoemd boekje is eerder gepubliceerd in de Nieuwsbrief No.17 van de Ledengroep 'Christologie en Antroposofie' van de Antroposofische Vereniging in Nederland.