Posts tonen met het label Epifanie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Epifanie. Alle posts tonen

vrijdag 23 december 2016

Kerst 2016

Het openbare geheim van de Kersttijd
 
Barnaba da Modena (1377)

Dertien dagen en nachten duurt de kersttijd vanaf kerstavond tot aan Driekoningen of Epifanie. Het zijn dertien dagen waarop elke ochtend de zon op hetzelfde tijdstip opkomt. Hier in Nederland is dat rond 8:48 u. Na Driekoningen op 6 januari wordt het ’s morgens snel vroeger licht, maar veel eerder begint de zon al later onder te gaan, n.l. vanaf 13 december, St. Lucia gaat hij met een rap tempo weer steeds later dan 16:28 u. onder. De winterzonnewende is dan nog niet geweest, want op 13 december is het nog ongeveer 7 uur en 47 minuten licht. Op de dag van de winterzonnewende, 21 december is dat zelfs nog 4 minuten korter, terwijl de zon dan wel al weer 2 minuten later ondergaat. De aarde en de zon voeren zo samen een prachtige en mysterieuze dansbeweging uit en het is dan ook niet verwonderlijk dat in oude tijden het Kerstfeest in dit deel van het jaar werd gedacht.
De evangeliegedeelten die al sinds de vroeg-christelijke tijd in deze serene periode van het jaar worden gelezen en die wij ook lezen tijdens de Handelingen die in de kersttijd worden gehouden, spreken van een ander geheim. Zij vertellen over een mysterie, dat niet samenhangt met de uiterlijke zon en fysieke aarde, maar dat samenhangt met de relatie tussen het geestelijke wezen van de zon en de aarde.

Op de 1e Kerstdag horen of lezen we over de herders van het veld, die het kind Jezus vinden in de stal, liggende in een kribbe (Lucas 2:1-20). Terwijl zij in de nacht met hun schapen in het veld zijn om getuige te zijn van de terugkomst van het licht (tja, week herder houdt zijn schapen 's nachts niet in de stal? Dan moet het een bijzondere nacht zijn!), verschijnt aan hen een goddelijke boodschapper en het openbaringslicht des Heren omstraalde hen.

'Heden is voor u een verlosser geboren,
Christus de Heer, in de stad van David.'

Rondom de engel werden de andere hemelse hierarchiën zichtbaar voor de herders. En zij hoorden hen ook zingen:

'Openbaar is geworden God in hemelhoogten
en vrede op aarde onder mensen van goede wil.'

Dit gedeelte uit het evangelie volgens Lucas wordt in de Lutherse perikopenlijst verdeeld over eerste en tweede kerstdag. Bach’s Weihnachtsoratorium volgt deze indeling door Luther ook.

Fra Angelico (1395-1455): Aanbidding door de wijzen
Op Nieuwjaarsdag lezen wij volgens onze perikopenlijst dan over de wijzen uit het oosten, de Drie Koningen die het kind Jezus na een lange zoektocht eindelijk in Bethlehem aantreffen in een huis. Het is een verhaal met een heel ander strekking. De priesterwijzen halen hun geschenken goud, mirre en wierook voor het kind Jezus uit hun schatkisten tevoorschijn.

Dit gedeelte uit het evangelie volgens Mattheus (2:1-15) wordt ook wel gelezen op 6 januari, maar dat is ook de datum waarop wordt gelezen over de verschijning van Christus in Jezus bij de Doop in de Jordaan. De dag van 6 januari draagt de naam Epifanie, een term die via het Kerklatijn uit het Grieks komt en ‘godsverschijning’ of ‘openbaring des Heren’ betekent.
Over die doop in de Jordaan wordt in alle vier de evangeliën geschreven. Mattheus, Marcus en Lucas beschrijven ieder op hun manier de gebeurtenis (Mattheus 3:13-17, Marcus 1:9-11, Lucas 3:21-22). Het evangelie volgens Johannes daarentegen verhaalt wat Johannes de Doper zelf getuigde over Jezus van Nazareth en de verschijning van het Christuswezen in de aardewereld (Joh. 1:29-34).

Donatello (1396-1466): De Doop van Jezus in de Jordaan
Al eeuwenlang worden deze drie verschillende geboorteverhalen naast en na elkaar gelezen en door de mensen in hun innerlijk leven opgenomen. Veel kunstenaars (schilders, componisten) hebben op hun manier de verschillende verhalen willen verbeelden. Het mysterie rond de geboorte van Jezus Christus was altijd en is nog steeds een openbaar geheim, voor niemand verborgen, voor iedereen beschikbaar. Maar men ziet het pas als men ervan weet, om een bekende landgenoot te citeren: Je gaat het pas zien als je het door hebt. Sinds Rudolf Steiner zijn inzichten met de mensheid deelde is de diepte van het mysterie dat zich bij de menswording van het Christuswezen voltrok ook voor het denken van de mens toegankelijk geworden.

De christologische inzichten, die Rudolf Steiner meedeelde vanuit zijn geesteswetenschappelijk onderzoek, zijn best complex. Maar wanneer men probeert zich deze inzichten stap voor stap eigen te maken, kan het gemoed zich zeer verrijkt en getroost voelen. De menswording van het geestwezen, dat wij met de naam Christus aanduiden, kan zich toch niet anders dan op een complexe manier hebben voltrokken? Men kan leren inzien dat we in Jezus van Nazareth met de meest grootse samenhangen te maken hebben,. Het gaat hier om meer dan een gewone timmermanszoon, die aan het begin van de jaartelling ergens op aarde als religieus leraar optrad en een aantal volgelingen had.
De herders die Hem vonden in de kribbe en de wijzen die Hem bezochten in het huis, waren allen lieden die door de mysteriën waren voorbereid en wachtten op de verschijning van dit godswezen in de aardesfeer. Zij wisten dat de mensheid door Hem weer de weg naar geesteshoogten zal kunnen vinden, om zo werkelijk ware mensen te worden.
Gedurende de drie jaren vanaf de Doop in de Jordaan tot aan de kruisdood op Golgotha werd het op een complexe manier voorbereide aardse omhulsel van het Christuswezen omgevormd tot het lichaam en bloed, dat als kiem zou worden voor de hele verdere aardeontwikkeling en mensheidsontwikkeling tot aan het einde der aarderonden.

Rudolf Steiner schonk ons met de antroposofie zijn geesteswetenschappelijke inzichten, waarmee wetenschap, kunst en niet te vergeten religie bevrucht en samengebracht werden. We kunnen hem daarvoor niet dankbaar genoeg zijn.
Een goede kersttijd gewenst.

===
Deze tekst is in een iets andere vorm eerder verschenen als bijdrage aan de 4e Nieuwsbrief van de Landelijke Ledengroep Christologie en Antroposofie van de Antroposofische Vereniging in Nederland.




Barnaba da Modena - Altaarstuk (1374)

maandag 3 januari 2011

Epifanie (6 januari)

Dominico Ghirlandaio: De Doop in de Jordaan

Mattheüs 3 : 13 - 17
De Doop in de Jordaan
(klik hier voor de bijdrage uit 2009 en hier voor de bijdrage uit 2010)

In de tijd van de twaalf heilige nachten voeren de drie perikoopteksten voor 1e kerstdag, nieuwjaarsdag en 6 januari ons voor de geest dat de langverwachte komst van de Immanuel een complexe voorbereiding vergde. In Jesaja kan men lezen:

‘Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen. Boter en honing zal hij eten, totdat hij in staat is om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.’ (Jesaja 7:14-15)

Niet alleen het Joodse volk verwachtte de komst van het godswezen (het Hebreeuwse woord ‘El’ betekent ‘god’, ‘Immanu’ betekent ‘met ons’), in alle mysterieplaatsen werd uitgezien naar deze gebeurtenis.

Het is niet de bedoeling een exclusief dogma voor het christendom op te eisen. Dat zou een vergrijp zijn tegen het ware christendom, want iedereen die de feiten kent weet dat de christelijke leer ook in de oude mysteriën werd onderricht.
In de volgende door Augustinus gesproken woorden ligt dan ook een diepe waarheid besloten: 'Wat tegenwoordig de christelijke godsdienst wordt genoemd, bestond reeds bij de volkeren der oudheid en was ook reeds aanwezig in de begintijd van het mensengeslacht. Maar toen Christus als een lichamelijk wezen op aarde verscheen, kreeg de ware religie, die voordien reeds bestond, de naam christelijk.'
Waar het op aankomt is niet dat het zo genoemd wordt, maar dat we de ware betekenis van de Christusimpuls begrijpen.

uit: Rudolf Steiner Egyptische mythen en mysteriën
(GA106) – 10e voordracht, Leipzig 12 september 1908

We weten dat Christus voor het mysterie van Golgotha een kosmisch wezen was, dat buiten de aardesfeer leefde; dan hoe Christus bij de gebeurtenis van de doop door Johannes afdaalde in de daartoe voorbereide lichamelijkheid van Jezus van Nazareth en drie jaar daarin werkte; hoe dan uiteindelijk door het mysterie van Golgotha de Christusgeest zich verenigde met de aura van de aarde en sindsdien in de omgeving van de aarde is te vinden.

uit: Rudolf Steiner
Aus den Inhalten der esoterischen Stunden, III – 1913 – 1914 (GA 266c) - Esoterische Stunde, Berlijn, 17 november 1913

Dat was het geheim dat de mensen door de doop van Johannes in de Jordaan duidelijk begon te worden, dat nu de tijd was gekomen dat de rijken van de hemelen hun licht tot in het Ik gingen verspreiden, dat zij tot aan het Ik, het aardse Ik begonnen te komen.

uit: Rudolf Steiner Het evangelie naar Marcus esoterische achtergronden (GA 139)
7e voordracht, Basel 21 september 1912

In feite is de vereniging van Christus met de aarde pas door de doop van Johannes, of eigenlijk door het mysterie van Golgotha tot stand gekomen. Christus is dus de zonnegeest; we moeten Hem, voordat het mysterie van Golgotha op aarde plaats had, zien in samenhang met zijn rijk, de zon, waar Hij ook door de oude Zarathoestra werd gezocht.

uit: Rudolf Steiner Der Mensch im Lichte von Okkultismus, Theosophie und Philosophie (GA 137)
10e voordracht, Kristiania (Oslo), 12 juni 1912

Giotto di Bondone: Doop in de Jordaan

De afdaling van het zonnewezen naar de aarde zou de overwinning van de dood betekenen. Oude meesters beeldden de dood uit als de schedel onder het kruis, wat misschien ook als een verwijzing naar de Golgotha of `Schedelplaats’ kan worden begrepen. (zie afbeelding onderaan dit bericht) Rudolf Steiner heeft dit mysterie tot in detail onderzocht. Hieronder twee verdergaande citaten:

Bij deze Doop in de Jordaan, waarbij het betekenisvolle symbool van de duif verschijnt boven het hoofd van Jezus, niet slechts geïnspireerd door Christus maar door Hem direct op geestelijke wijze volbracht, doordringt iets het hele lichaam van Jezus van Nazareth tot in die delen die in de huidige mensheidsontwikkeling het meest aan de invloed van de mens onttrokken zijn: tot in de beenderen schiet iets naar binnen. Ik ga nu iets zeggen dat voor het materialistische bewustzijn van tegenwoordig waanzinnig lijkt, maar dat maakt niets uit. Tot in de botten strekt zich de werking uit. Het lichaam van Jezus van Nazareth wordt als 'doorgloeid' en 'doorvuurd' door de Christus-individualiteit, door de hoge zonnegeest. Wanneer u een bot verbrandt, dan verbrandt de kraakbeenmassa en de as van de botten blijft over. Het is, wat u zich zo kunt voorstellen, iets dat als het ware het tegenovergestelde van vuur is, maar tegelijk ook een daarmee verbonden macht, die de minerale massa van de botten en het kraakbeen bij elkaar houdt. Dat is tegenwoordig nog volkomen aan de wil van de mens onttrokken: het zou aan de wil onderhevig worden gesteld van degene die later de gebeurtenissen op Golgotha zou doormaken. De mens is tegenwoordig in staat zijn hand te bewegen, maar hij heeft niet de macht om invloed uit te oefenen op de chemische krachten binnenin zijn beenderen. Hij is in zijn beenderen gestold. Macht over de kracht om de kraakbeenmassa en de beender-as bij elkaar te houden, bezat alleen het unieke lichaam dat op aarde heeft bestaan, het lichaam van Jezus van Nazareth, door de werking van Christus. Daarmee wordt ons aangeduid, dat door het beheersen van de beenderen die kracht in de wereld kwam, die in staat is de dood van de fysieke materie werkelijk te overwinnen. Want de beenderen zijn schuld aan de dood van de mens; doordat de mens zo is gevormd en hij de vaste beendermassa in zich integreerde verstrikte hij zichzelf met het minerale van de aarde. Daardoor werd de dood hem aangeboren en daarom wordt de dood altijd afgebeeld als een skelet; zulke dingen vertegenwoordigen altijd iets rechtmatigs.

uit: Rudolf Steiner Welt, Erde und Mensch (GA 105)
10e voordracht – Stuttgart, 14 augustus 1908

Een maand later legt Rudolf Steiner het aan andere toehoorders uit:

De grote profeten waren reeds door het Christuswezen bezield. Het was een welbekend wezen in de oudere mysteriën, en overal en altijd had men gewezen op hem die zou komen.
En hij kwam! Maar hij kwam opnieuw, doordat hij zich voegde naar de historische noodzakelijkheden die ten grondslag liggen aan de evolutie. Zonder speciale voorbereiding kon hij niet incarneren in een fysiek lichaam. Hij kon slechts in een aardse gestalte incarneren wanneer een fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraallichaam een speciale voorbereiding hadden ondergaan. Er ging een zeer sterke impuls uit van de Christus, maar hij kon alleen maar incarneren wanneer een fysiek lichaam, etherlichaam en astraallichaam volkomen waren gelouterd en gepurificeerd door een ander wezen.

De incarnatie van de Christus kon dus alleen maar geschieden doordat een ander wezen verscheen dat zich zo ver had ontwikkeld. Dit was Jezus van Nazareth. Hij had zich zo ver ontwikkeld dat hij in staat was zijn fysieke lichaam, etherlichaam en astrale lichaam gedurende zijn leven zo te louteren, dat hij deze lichamen in het dertigste jaar van zijn leven kon verlaten; maar hij deed dit op zo'n manier dat deze lichamen hun levenskracht behielden en bruikbaar waren voor een hoger wezen.
Het is vaak gebeurd dat, wanneer ik vertelde dat Jezus een hoog ontwikkelingsstadium moest bereiken om zijn lichamen te kunnen opofferen, de mensen de volgende merkwaardige tegenwerping maakten: 'Maar dat is toch helemaal geen offer; men kan zich immers niets mooiers voorstellen! Er kan toch geen sprake zijn van een groot offer wanneer het erom gaat zijn lichamen af te staan aan zo'n verheven wezen!' Ja, het is inderdaad iets moois, en het offer zou ook niet zo groot zijn wanneer men het zo abstract bekijkt.
Maar ik zou hierop willen antwoorden: Laat iemand deze daad eens proberen te volbrengen. Alle mensen zouden dit offer wel willen brengen, maar laten ze het eens proberen. Men moet over uitzonderlijke krachten beschikken wanneer men zijn lichamen zo wil louteren dat deze nog levensvatbaar zijn wanneer ze worden verlaten, en vele offers zijn noodzakelijk om deze krachten te kunnen ontwikkelen. Om dit te kunnen moest Jezus van Nazareth wel een buitengewoon hoge individualiteit zijn.
Het Johannes-evangelie duidt aan wanneer Jezus zijn fysieke lichaam, etherlichaam en astrale lichaam heeft verlaten en de geestelijke wereld is binnengegaan, en wanneer het Christuswezen zich met de drie lichamen heeft verbonden. Dit is gebeurd tijdens de doop in de Jordaan. Op dat moment heeft er iets heel belangrijks plaatsgevonden in de lichamelijkheid van Jezus.
Wat ik nu ga zeggen zal een materialistisch denkend mens waarschijnlijk wederom verbijsterd doen staan. Er vond een heel bijzonder proces plaats in het fysieke lichaam van Jezus van Nazareth. Om te kunnen begrijpen wat er gebeurde op het moment van de doop, toen Christus bezit nam van het lichaam van Jezus, moeten we eerst onze aandacht richten op iets dat zeer vreemd zal lijken, maar dat niettemin waar is.
In de loop van de menselijke evolutie hebben de verschillende organen zich geleidelijk aan ontwikkeld en hun uiteindelijke vorm aangenomen. We hebben gezien hoe bepaalde structuren en functies deel gingen uitmaken van de mens toen de organen het niveau van de heupen hadden bereikt. De steeds grotere zelfstandigheid van de menselijke individualiteit ging gepaard met een verharding van het beenderstelsel. Hoe zelfstandiger de mens werd, des te meer verhardde zijn beenderstelsel, en werd ook de macht van de dood steeds groter. Dit moeten we goed onthouden om het volgende volledig te kunnen begrijpen.

Hoe komt het eigenlijk dat de mens moet sterven en dat zijn lichaam geheel en al vergaat? Dat komt doordat het menselijke lichaam iets bevat dat verbrand kan worden, namelijk de beenderen. Het vuur bezit ook macht over het menselijk beenderstelsel. De mens heeft geen macht althans geen bewuste macht over zijn gebeente. Deze macht ligt nog buiten het bereik van de mens.
Op het moment dat de Christus tijdens de Doop in de Jordaan bezit nam van het lichaam van Jezus van Nazareth vond er een verandering plaats in het beenderstelsel van dit wezen, waardoor het daarna volkomen verschilde van dat van de overige mensen. Dit was iets dat voordien nog nooit eerder was gebeurd en ook daarna tot op de dag van vandaag niet meer heeft plaatsgevonden.
Samen met het Christuswezen drong iets in het wezen van Jezus binnen, dat macht had over de krachten die beenderen verbranden. Tegenwoordig is het de mens nog niet gegeven zelf mee te werken aan de totstandkoming van het beenderstelsel. Maar de bedoelde macht van het Christuswezen drong helemaal tot in de beenderen door. Dit is mede de betekenis van de doop door Johannes. Hierdoor heeft zich iets met de aarde verbonden dat men de heerschappij over de dood zou kunnen noemen, want met het ontstaan van het beenderstelsel is ook de dood in de wereld gekomen. Doordat de macht over de beenderen bezit nam van het menselijk lichaam werd de dood in de wereld overwonnen.
Hier wordt een zeer diep mysterie geopenbaard. Iets zeer heiligs had zich door middel van de Christus verbonden met het beenderstelsel van Jezus van Nazareth. Daarom moest het ook onaangeroerd blijven, opdat het volgende schriftwoord vervuld zou kunnen worden: 'Geen van zijn beenderen zal gebroken worden.' Anders zou mensenmacht ingegrepen hebben in goddelijke krachten. We worden hier geconfronteerd met een zeer diep mysterie van de menselijke evolutie.
Hiermee komen we tegelijkertijd bij een zeer belangrijk begrip van het occulte christendom, dat ons kan tonen hoe dit christendom van de hoogste waarheden is vervuld. Hiermee bedoel ik het overige dat ons in de doop tegemoet treedt. Doordat het Christuswezen bezit nam van de drie lichamen, waarin vroeger het Ik-wezen van Jezus leefde, was er nu een wezen met de aarde verbonden dat vroeger een woonplaats had gehad op de zon.
Dit wezen was eerder met de aarde verenigd geweest tot aan het moment waarop de zon zich van de aarde had afgescheiden. Ook de Christus heeft destijds de aarde verlaten en sindsdien kon hij de aarde slechts van buitenaf met zijn krachten beïnvloeden. Op het moment van de doop verenigde de hoge Christusgeest zich weer volledig met de aarde. Voordien werkte hij van buitenaf, overschaduwde de profeten en manifesteerde zich in de mysteriën. Nu was hij in een fysiek lichaam op de aarde geïncarneerd.
En wanneer iemand vanuit een afgelegen plaats in het heelal gedurende een periode van duizenden jaren naar omlaag had kunnen kijken, dan zou hij niet alleen de fysieke aarde, maar ook de geestelijke stromingen, het astrale lichaam en het etherlichaam van de aarde hebben gezien. En hij zou ook hebben waargenomen dat er belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden op het moment van de doop door Johannes in de Jordaan en op het moment dat op Golgotha het bloed uit de wonden van Christus vloeide. Het astrale lichaam van de aarde werd hierdoor volkomen veranderd. Het nam op dat moment iets anders op; het kreeg een andere kleur. Een nieuwe kracht werd in de aarde geplant.

Wat vroeger van buitenaf had gewerkt, werd weer met de aarde verbonden, en hierdoor zal de aantrekkingskracht tussen zon en aarde zo sterk worden dat de zon zich weer met de aarde, en de mens zich weer met de zonnegeesten zal verenigen. En het was Christus die ervoor heeft gezorgd dat de aarde zich weer met de zon kan verbinden, en zo weer in de schoot van de goden wordt opgenomen.
Dit is de diepere betekenis van hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. We moesten dit eerst uiteenzetten om duidelijk te kunnen maken hoe belangrijk de komst van de Christus voor de aarde is geweest. Hierdoor kunnen we begrijpen hoe de mens, doordat hij zich met de Christus verenigt, werkelijk iets in zich op kan nemen, waardoor zijn bewustzijn na de dood weer verhelderd wordt. Wanneer we dit voor ogen houden zullen we ook kunnen begrijpen dat er een evolutie plaatsvindt in de tijd tussen dood en een nieuwe geboorte. Laten we ons nu eens afvragen ter wille van wie dit alles is gebeurd.
Aanvankelijk leefde de mens in de schoot der goden. Vervolgens daalde hij af naar de fysieke wereld. Wanneer hij in de geestelijke wereld was gebleven, zou hij nooit zijn tegenwoordige zelfbewustzijn hebben kunnen ontwikkelen. Hij zou nooit een Ik hebben verkregen. Slechts in het fysieke lichaam kon hij zijn zelfbewustzijn in grote helderheid doen ontvlammen. Hij moest geconfronteerd worden met de uiterlijke wereld en moest zich kunnen onderscheiden van de hem omringende voorwerpen; hij moest afdalen naar de fysieke wereld.
Enkel en alleen ter wille van het menselijk Ik is de mens afgedaald. In zijn Ik stamt de mens af van de goden. Dit Ik is neergedaald vanuit de geestelijke wereld; het is vastgesmeed aan het fysieke lichaam, opdat het helder en klaar kan worden. Juist de verharde materie van het menselijk lichaam heeft de mens zijn zelfbewuste Ik geschonken en heeft hem in staat gesteld kennis te verwerven. Maar het heeft hem tevens vastgeketend aan de rotsen van de aarde.

uit: Rudolf Steiner Egyptische mythen en mysteriën (GA106) –
10e voordracht, Leipzig 12 september 1908

Gedurende de drie jaar na de Doop in de Jordaan transformeert Christus de lichamelijkheid van Jezus van Nazareth, d.w.z. van binnenuit. Het begin van deze transformatie wordt in de evangeliën beschreven als de Verzoeking in de Woestijn. Langzamerhand begint de helende werking van de Christusgeest ook in de omgeving merkbaar te worden. We kunnen hierbij denken aan de vele genezingen en aan bijvoorbeeld de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Tenslotte wordt na de kruisdood het lichaam van de Christus Jezus in het graf van de aarde gelegd. Vanaf dat moment wordt Hij de helende kracht voor de aardeplaneet en zal van daaruit, verbonden met de verdere ontwikkeling van de mensheid, werken.

Fra Angelico: Het Kruis op Golgotha

maandag 4 januari 2010

Epifanie - 6 januari

Als twee majestueuze zuilen verheffen zich de twee winterfeesten Kerstmis en Epifanie in de tempel van het jaar. Het zijn de feesten die op de geboorte van de mens en de geboorte van de godheid in de aardesfeer wijzen.
(uit: Sergej O. Prokofieff: De twaalf heilige nachten en de geestelijke hiërarchieën)

Anonymus: De Doop van Jezus in de Jordaan (ca.1400)


Mattheüs 3 : 13 – 17
De doop in de Jordaan
(klik hier voor de bijdrage uit 2009)


Over de tijd in het leven van Jezus tussen zijn twaalfde en dertigste levensjaar is niets te vinden in de evangeliën. Rudolf Steiner heeft over enkele momenten mededelingen gedaan. In de buurt van de Esseeër-gemeenschap van Nazareth woonde een grotere gemeenschap van mensen, die handwerk en ambachten uitoefenden, waarmee zij voor de hele gemeenschap geld verdienden. Deze handwerkslieden reisden rond om hun vakmanschap in dienst van buitenstaanders te stellen. Ook Jozef behoorde tot deze groep. Men kan zich voorstellen dat Jezus als oudste zoon zijn vader Jozef op die reizen vergezelde en hielp. Zo moet Hij in zijn jongere jaren door het gebied van Galilea en de daaromheen liggende landstreken zijn getrokken.
In de in die omgeving liggende mysterieplaatsen moet Hij kennis hebben gemaakt met de cultische gebruiken, maar deze ontmoetingen betekenden voor Jezus van Nazareth een grote teleurstelling. Hij kwam uiteindelijk tot het besef dat de mensheid in onbeschrijflijke innerlijke verarming en vereenzaming verkeerde.
Drie geestelijke stromingen leerde Jezus kennen:
- Het Jodendom, dat in vroegere tijden de openbaringen van de goddelijke geestwereld had kunnen opnemen, was nu niet meer in staat daardoor geïnspireerd te worden. De lichamen van de Joden konden deze inspiratie niet meer opnemen. De Joodse schriftgeleerdheid was alles wat er van de oude inspiraties uit de tijden van Mozes en de profeten was overgebleven.
- Niet Joodse, zogenaamd heidense mysteriën waren eveneens totaal in verval geraakt. Daar werden niet de goede heidense goden in de offerplaatsen aanbeden, maar slechts demonen aangeroepen en opgeroepen. Jezus had op die plaatsen de grote nood en ellende van de mensheid kunnen ervaren.
- Tenslotte was Jezus tijdens zijn verblijf bij de orde van de Esseeërs tot het inzicht gekomen dat het voor het grootste deel van de mensheid niet mogelijk was iets van het diepste geheime weten van de Esseeërs te kunnen ervaren. Het gaan van een dergelijke strenge esoterische scholingsweg kon alleen nog maar in afzondering van de uiterlijke wereld. Andere mensen moeten daarvoor de prijs betalen. Zoals bijvoorbeeld Boeddhistische monniken hun geestelijk leven kunnen leiden door te bedelen, waardoor zij afhankelijk worden van mensen die afzien van dat geestelijk leven. Het bereiken van het hogere leven is op die manier dus niet voor alle mensen weggelegd, slechts enkelen kunnen het bereiken dank zij anderen. Daardoor is zulk streven altijd gebaseerd op een vorm van egoïsme. Dat alles vervulde Jezus met grote droefheid, die Hij in de tijd voor de Doop in gesprekken met Zijn moeder met haar deelde .

Rudolf Steiner vertelt over de tijd voor de Doop in de Jordaan:
In de tijd voor de Doop in de Jordaan ontmoette Jezus ook weer Johannes. Rudolf Steiner beschrijft het in een voordracht als volgt:
Jezus van Nazareth leerde een eveneens jonge man kennen van ongeveer zijn eigen leeftijd, die, weliswaar op een geheel andere manier dan Jezus van Nazareth, in nauwe betrekking was gekomen met de orde van de Essenen, maar die desondanks ook niet helemaal Esseen was geworden. Deze jongeman, die bij wijze van spreken als lekenbroeder binnen de gemeenschap van de Essenen leefde, was Johannes de Doper. Hij kleedde zich als de Essenen, want deze droegen ’s winters kleren van kameelhaar. Maar nooit had hij de leer van het Jodendom volledig in zichzelf kunnen vervangen door de leer van de Essenen. (…)
Er hadden veel gesprekken plaats tussen Jezus van Nazareth en Johannes de Doper. En op een dag gebeurde het, dat Jezus van Nazareth, terwijl hij met Johannes de Doper sprak, voor zich zag hoe de fysieke lichamelijkheid van Johannes de Doper als het ware verdwenen was, en dat hij het visioen had van Elias.

Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forshung. Das Fünfte Evangelium (GA 148) voordracht: Kristiania 5 oktober 1913

In de tijd voor de doop had Jezus diepgaande gesprekken met zijn moeder over Zijn ervaringen en diepe teleurstellingen. Opnieuw in de woorden van Rudolf Steiner:
Hij zei: ‘Wanneer ik als zoon uit het geslacht van David, de verheven openbaringen, die als een verlichting in mijn ziel zijn uitgestort, zou willen uitspreken, en die dezelfde openbaringen zijn die in vroeger tijden aan het Joodse volk geschonken waren, thans zijn er geen mensen meer die ze kunnen horen!’
Dat had Zijn ziel diep vervuld van smart en leed, dat weliswaar eens de grootste waarheden der wereld aan het Hebreeuwse volk waren geschonken en de mensen van dit volk toen ook zodanige lichamen hadden dat zij die openbaringen konden begrijpen, maar dat thans de tijden waren veranderd en ook de lichamen van het Hebreeuwse volk anders waren geworden, zodat men de oude openbaringen van de voorvaderen niet meer kon begrijpen.
Het was een ongehoord ingrijpende smartelijke ervaring voor Jezus, dat Hij voor zichzelf moest erkennen: Eens werd begrepen wat de profeten leerden, het Hebreeuwse volk heeft het woord van God begrepen; thans echter is er niemand die het kan opnemen; men zou voor dove oren prediken. Zulke woorden zijn in deze tijd niet meer op hun plaats; er zijn geen mensen meer die oren hebben om ze te horen! Waardeloos en nutteloos is alles wat men op zo’n manier zou kunnen zeggen. En als een samenvatting van wat Hij in deze richting te zeggen had, sprak Jezus van Nazareth tot zijn moeder: De verkondiging van het oude Jodendom is niet meer mogelijk voor deze aarde, want de oude Joden zijn er niet meer om die verkondiging op te nemen. Dat moet op onze aarde worden beschouwd als iets wat waardeloos is.
En het was merkwaardig hoe zijn moeder rustig naar Hem luisterde toen Hij sprak over de waardeloosheid van datgene wat voor Hem het heiligst was. Maar zij had Hem innig lief en voelde slechts haar oneindige liefde. Daardoor stroomde in haar iets binnen van een diepvoelend begrip voor Hij wat haar te zeggen had.
(…)
Sinds dat gesprek leek ook Hij totaal veranderd, zo veranderd dat Zijn broers of stiefbroers en de andere familieleden die in Zijn omgeving waren de indruk kregen dat Hij zijn verstand verloren had. Wat jammer, zeiden ze, hij wist zo veel; hij was altijd al heel zwijgzaam, maar nu is hij volkomen abnormaal geworden, nu heeft hij zijn verstand verloren! Men beschouwde hem als een verlorene. Hij liep ook inderdaad dagenlang als in een droom door het huis. Het Zarathustra-ik was juist bezig dit lichaam van Jezus van Nazareth te verlaten en in de geestelijke wereld over te gaan. Een laatste besluit ontwrong zich aan Hem: als gedreven door een innerlijke drang, een innerlijke noodzaak, ging Hij na enige dagen als werktuiglijk het huis uit en begaf zich naar Johannes de Doper, die Hij reeds kende, om van hem de doop te ontvangen.
En toen voltrok zich de gebeurtenis die ik al vaker heb beschreven als de Doop in de Jordaan: in Zijn lichaam daalde het Christuswezen neer.

Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forshung. Das Fünfte Evangelium (GA 148)
voordracht: Kristiania 6 oktober 1913

Na de intieme en droeve gesprekken met Zijn moeder trok het Ik-wezen van Zarathustra zich terug uit de lichamelijke omhulling van Jezus van Nazareth. Dit Zarathustra-Ik had sinds het twaalfde levensjaar (zie: perikoop 1e zondag na Epifanie) de lichamelijke en zielenconfiguratie van Jezus doordrongen. Hij die nu naar Johannes bij de Jordaan liep, was weer geworden als diegene die de vrucht in de schoot van Elisabeth -het Johanneskind- deed opspringen. In Johannes en Jezus kwamen de Oude Adam en de Nieuwe Adam opnieuw bij elkaar. Johannes ontwaarde Jezus tussen de menigte en doopte Jezus, daarmee bewerkstelligend dat de Christusgeest zich met Jezus verbond.

Rudolf Steiner:
Het leven van de Christus vanaf de doop tot aan het Mysterie van Golgotha begrijpen wij, als wij het vergelijken met het leven dat de mensenkiem doormaakt in het lichaam van de moeder. Het is dus in zekere zin een kiemontwikkeling die het Christuswezen doormaakt tussen de Doop in de Jordaan en het Mysterie van Golgotha. Het Mysterie van Golgotha zelf moeten wij dan zien als de geboorte van Christus op aarde, dus de dood van Jezus als de aardse geboorte van Christus. En zijn eigenlijke aardeleven moeten wij zoeken na het Mysterie van Golgotha, de tijd waarin Christus omgang had met de apostelen, toen deze apostelen, zoals ik gisteren zei, in een ander soort van bewustzijnstoestand waren. Dat was iets dat na de geboorte van het Christuswezen plaatsvond.
Rudolf Steiner: Aus der Akasha-Forshung. Das Fünfte Evangelium (GA 148)
voordracht: Kristiania 3 oktober 1913

Zie voor verdere aanvullingen:
Emil Bock: Tussen Bethlehem en de Jordaan blz. 163 ev.
Emil Bock: Van de Jordaan tot Golgotha blz.35 ev.

zondag 4 januari 2009

Epifanie – 6 januari

Fra Angelico: de doop van Jezus in de Jordaan


Mattheüs 3 : 13 – 17 De doop in de Jordaan

De zesde dag van het nieuwe jaar is zowel de datum voor het feest van Driekoningen als de datum van de Doop in de Jordaan. Het geboorteverhaal van Jezus volgens het evangelie van Mattheüs wordt volgens de perikopenlijst al op nieuwjaarsdag gelezen.
6 januari is de datum van Epifanie, de Openbaring van de Heer (Lat: Sollemnitas Epiphaniae Domini). Op het moment dat Johannes de Doper Jezus doopte daalde de Zonnegeest van de Christus af in het op een complexe manier voorbereide lichaam van de dertigjarige Jezus van Nazareth. Op dat moment nam 'Hij die werkt als Geest in het Al' een menselijk lichaam aan. Vanaf dat moment beginnen de drie jaren van de werkzaamheid van de Christus op aarde. De evangelisten Marcus en Johannes laten hun evangeliën bij dit moment beginnen. Zo lijkt het of het verschijnen van de Christus op aarde door de evangeliën dus op verschillende manieren is verhaald: het geboorteverhaal volgens Mattheüs, een ander geboorteverhaal volgens Lucas, en de doop in de Jordaan, waarover Marcus en Johannes enkel berichten.
Men kan naast deze perikoop ook in de drie andere evangeliën de verhalen over de Doop in de Jordaan opzoeken (Lucas 3 : 21-22, Marcus 1 : 9 – 11). In het evangelie volgens Johannes wordt de doop als zodanig niet beschreven maar vertelt Johannes de Doper achteraf wat hij heeft geschouwd (Joh. 1 : 29 – 34).

De rivier de Jordaan, waar Johannes doopte, stroomt door een dal die de diepste kloof in de aardkorst is. Johannes de Doper was een kluizenaar, een ziener. Hij doopte de mensen door hen onder water te houden tot het moment dat zij bijna een verdrinkingsdood ondergingen. Het boek van Pim van Lommel Eindeloos Bewustzijn geeft beschrijvingen van mensen met soortgelijke en andere bijna-dood ervaringen. Op zo’n moment raken de wezensdelen los van elkaar en schouwt de ziel de herinneringen die afgedrukt zijn in het etherlichaam. Het etherlichaam is de drager van ons geheugen. In normale toestand neemt de ziel slechts de fysieke wereld waar door middel van de zintuigen. Herinneringen duiken uit het diep-onbewuste gebied van het etherische op en worden door de hersenen gespiegeld zodat zij in het heldere waakbewustzijn van de ziel optreden. Door deze doop werden de dopelingen zich bewust van hun biografie tot dan toe, alsof hun leven tot op dat moment als een groot panorama werd getoond. De biografie is een resultaat van de werking van het Ik, het geestelijke deel van de mens. Johannes haalde de dopelingen precies op tijd weer boven water, terug in de gewone fysieke zintuigwereld, bracht de biografie in het bewustzijn. Hij sprak dan:‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ (Mattheüs 3:2) Het lijkt erop dat de Doper op deze manier de weg bereidde voor de Heer en tegelijk voor het Ik van iedere mens.

De perikooptekst voor 6 januari verhaalt dat Jezus door Johannes gedoopt wil worden. Johannes weigert dit eerst. Na aandringen van Jezus verricht hij tenslotte deze handeling. Rudolf Steiner beschrijft in zijn voordrachten over het Vijfde Evangelie dat het Ik-wezen van Zarathustra het lichaam van Jezus reeds verlaten had. Bij de doop kon de Zonnegeest van de Christus in de op een uiterst gecompliceerde manier voorbereide lichamelijke omhulling afdalen.
In het Mattheüs-evangelie volgt meteen hierna de passage dat Jezus naar de woestijn gaat en daar door de duivel beproefd wordt. Ook Marcus en Lucas berichten daarvan.
(Marcus 1:13 en Lucas 4:1-13)

De zonnegeest, het Ik-ben dat nog nooit op aarde in een mensenlichaam had geleefd, doordringt de lichamelijke organisatie van Jezus van Nazareth d.w.z. het door kosmische wijsheid (de werking van de Heilige Geest) voorbereide astraallichaam, etherlichaam en fysiek lichaam van Jezus. Misschien mag je wel stellen dat de hele inhoud van het Oude Testament een verslag is van de lange voorbereidingen voor deze lichamelijk omhulling. De wezensdelen, die door goddelijke leiding en wijsheid via de lijn van de erfelijkheid aan Jezus werden aangeboden, hebben ook in zich op moeten nemen de invloeden van de tegenstandersmachten, respectievelijk Lucifer en Ahriman en Asura’s in respectievelijk het astraallichaam, etherlichaam en fysiek lichaam. (zie daarvoor de perikoop voor Invocavit - 6e zondag voor Pasen)