zaterdag 26 december 2015

26 december: naamdag Stefanus

Sint Stephanus en koning Herodes
Gedicht van Gabriël Smit naar een Engelse ballade uit de 14e eeuw.
 
Een trouwe kok, Sint Stephanus,
was aan Herodes’ hof,
en spijs en drank bereidde hij
tot aller tongen lof.

Eens, toen hij uit de keuken kwam,
een zwijnskop in zijn hand,
zag hij een ster, bij Bethlehem
stralend over het land.

De zwijnskop wierp hij op den vloer,
hij snelde naar de zaal:
‘Koning’, riep hij, ‘ik voorspel,
Gij moordenaar, duizendmaal,

Koning, ik voorspel uw dood,
uw rijk is al voorbij.
Een nietig kind in Bethlehem
is machtiger dan gij.’

‘Wat ijl je, Stephanus? Wees stil,
blijf kalm bij trog en vuur,
bereid een zeldzaam kostbaar maal.
Ik vier dit vreemde uur.’

‘Spijs noch dranken gaan mij aan,
ik haat dit groot paleis,
het kleine kind in Bethlehem
is slapende u te wijs.’


‘Houd op met schreeuwen, Stephanus,
geen is er, die je sloeg.
Ontbreekt je goud of goed of kleed,
ben je niet rijk genoeg?’

Goud noch goed ontbreken mij,
maar rijkdom is venijn.
Alleen het kind uit Bethlehem
geneest van deze pijn.’

‘Zoo waar ik vorst Herodes ben,
ik zweer je, dat je liegt,
als deze haan niet kraaien gaat,
en van zijn schotel vliegt.’

Het was nog niet gezegd, of hoor:
het dier sprong van de schaal,
hoog kraaiend: CHRISTUS NATUS EST
door de ontstelde zaal.

‘Staat op mijn trouwe ridders’,
riep ’s konings wilde stem,
‘werpt Stephanus uit mijn paleis
en boei en steenig hem.’

Zij steenigden Sint Stephanus,
zijn bloed blonk waar hij lag
en daarom vieren wij allen hem
op Christus’ geboortedag.

bronnen
Gedicht: Gabriël Smit naar een Engelse ballade uit de 14e eeuw.
Tekeningen: Dini la Poutré - Roeters van Lennep
===
Over Stefanus, zijn toespraak voor het Sanhedrin, zijn veroordeling en terechtstelling wordt verhaald in Handelingen der Apostelen 6 en 7.
===

Anna Catherina Emmerich heeft ook over Stefanus bericht:

2192.
Saulus, die overal het zaad van de tweedracht uitstrooide, had bij hen misnoegdheid over de aalmoezen bemerkt en hij had hen opgewonden. Zij hadden de diakens bij de voormalige armendienst en bij Nikodemus aangeklaagd, en daar dezen hen in het ongelijk stelden, hadden zij zich door bemiddeling van Saulus tot Gamaliël en de raad van de Joodse priesters gewend. Zij beweerden bedrogen en achteruit gesteld te zijn en verzochten om tussenkomst en bescherming.
Hierop zag ik Stefanus gedagvaard worden en vóór de priesters in de tempel verschijnen. Hij werd in een voorhof, zonder enige bijstand of verdediging, door vele Farizeeën en woedende Joden beschuldigd en in verhoor genomen. Hij was geheel alleen, maar wist met doorslaande argumenten en zeer welsprekend zijn goed recht te verdedigen en aan te tonen. Ook werd hij daarna weer op vrije voeten gesteld.

2193.
Ik zie, zei ze, een opschudding in Jeruzalem. Stefanus heeft in een zaal vóór de tempel (waarschijnlijk vestibule) zeer stoutmoedig gesproken en zij hebben hem gevangen gezet, maar hij zit niet in een kerker, doch in een kamer bij de tempelgebouwen.
Die boze kerel van Samaria, Simon de Tovenaar, die afvallig geworden is, verblijft in de stad en hitst met Saulus alles tegen de christenen op (Hand. 9, 1). Dezen verkeren in grote angst en hebben de apostelen, waarvan velen ver verwijderd zijn, laten roepen.

2311.
Ik had een visioen op de marteldood van Stefanus, en ik zag hoe hij zonder op de steniging acht te slaan, voor zijn beulen bad en tot in de geopende hemel zag.
Daar was een ronde plaats, en in het midden daarvan lag een grote steen, waarop de heilige jongeling geknield met opgeheven armen bad.
Hij had een witachtig, lang en gegordeld kleed aan, waarboven op de borst en de rug een soort scapulier met een dubbele dwarsband neerhing; ik geloof dat het een deel van zijn diakenkostuum was. Bij de steniging werd een zekere orde of reglement in acht genomen. In de ronde plaats lag rondom bij de stenigers die een kring vormden, een hoop stenen.
Ik bemerkte daar ook Saulus, een buitengewoon ernstig en militant Farizeeër. Hij had alle nodige maatregelen en schikkingen voor de steniging getroffen en de stenigers legden hun mantels bij hem in bewaring.
Stefanus hield de handen biddend omhoog geheven en waggelde niet onder de steniging; het was als voelde hij de stenen niet; hij maakte ook geen schokkende, stuiptrekkende of afwerende bewegingen; hij scheen in extase te zijn, keek omhoog in de hemel die boven hem open was en hij zag Jezus en bij Jezus Maria, zijn heilige Moeder. (Ze was nog niet gestorven, maar ze kon hem evengoed in de hemel verschijnen, als ze verscheen aan de H. Jakobus bij Saragossa in Spanje).
Eindelijk werd hij door een steen aan het hoofd dodelijk getroffen en zonk zielloos neer. Hij was een schone, grote en jeugdige man, met glad bruin haar.
Saulus maakte op mij, zelfs bij zijn onbesuisde voortvarendheid en ijver bij deze steniging niet zulk een walgelijke indruk gelijk de meeste anderen, die vol nijd en huichelarij waren, want hij deed het uit een blinde, onbezonnen, maar toch goed bedoelde ijver voor het Jodendom. Daarom heeft God hem ook verlicht en uit zijn dwaling geholpen.

Uit: Anna Catherina Emmerich - Het smartvol lijden van onze Heer en Zaligmaker Jezus Christus
website:  www.emmerick.be