maandag 9 december 2024

De Kersthandeling

 



Bartolo di Frediaanbidding door de herders c. 1383 
Pinacoteca, Vaticaan


Op 25 december 1920 werd in de Waldorfschool in Stuttgart voor de eerste maal de Kersthandeling gehouden. Herbert Hahn stond aan het altaar. Hij was het ook die tijdens een lerarenvergadering op 22 november 1920 aan Rudolf Steiner de vraag van het lerarenteam doorgaf of er mogelijkheid was dat er op Kerstmis een bijzondere handeling gehouden kon worden. Wanneer precies Rudolf Steiner de woorden van de Kersthandeling aan de Stuttgarter leraren overhandigde is niet bekend, maar toen de leraren de tekst van de Kersthandeling van Steiner kregen, was het iets heel anders dan zij hadden verwacht. Ze dachten aan een kleine aanpassing in de tekst van de normale Kinderhandeling, maar ze kregen een tekst die daar totaal van afweek. Zoals in een eerdere bijdrage te lezen was, heeft de Kinderhandeling een een zevendelige opbouw, maar het bleek meteen al dat de tekst van de Kersthandeling een twaalfdelige structuur kent. Daarmee wordt in twaalf strofen en op twaalf verschillende manieren de geboorte van het kerstkind en de openbaring van Christus op aarde verkondigd en beleefbaar gemaakt.


Plafondschildering in de Modelbau te Malsch met nieuw door Imme von Eckhartstein ontworpen twaalfdierenriemtekens





Elk innerlijk en procesmatige ontwikkelingsproces verloopt met zevenstappen in de tijd. Daarmee betreden we de wereld van de planeten. De ruimtelijkheid van de zintuigwereld krijgt daarentegen vanuit een twaalfheid gestalte, zoals de mens ook twaalf ribben, twaalf hersenzenuwen en twaalf zintuigen heeft, die gerelateerd zijn aan de twaalf sterrenconstellaties van de dierenriem. De twaalf verschillende strofen van de Kersthandeling vertellen het geboorteverhaal van het Jezuskind, zoals we het kennen uit het evangelie volgens Lucas, met de innige stemming van de herders op het veld, die het kind in de stal gaan zoeken en vinden. De twaafledige structuur van de tekst wijst daarentegen op de sterrenwereld, zoals die door de wijzen uit het oosten werd bestudeerd. Op die manier resoneert ook het geboorteverhaal uit het evangelie volgens Mattheüs mee.
Laten we deze speciale Kersthandeling hier nader beschouwen. 

Bij binnenkomst worden kinderen op eenzelfde manier ontvangen als bij de gewone Kinderhandeling: ‘Je weet dat je gaat naar de Handeling, die je ziel zal verheffen tot de Geest der Wereld.’ In deze woorden klinkt het oude ‘Sursum Corda’, de oproep aan het innerlijk van de mens ‘Verhef uw hart!’, welke ook al klonk in de Rooms-Katholieke Heilige Mis, om jezelf niet slechts te richten op de uiterlijke wereld maar je gedachten en gevoelens te verheffen naar het hogere. En dan is vindt er halverwege deze Kersthandeling er ook weer een rondgang plaats.

Waarin de Kersthandeling verschilt van alle andere cultussen is, dat hierbij de handelinghoudende (in de kerk is dat de priester) zich op geen enkel moment omdraait naar het altaar en de daarboven hangende Christus-afbeelding. Je zou kunnen zeggen dat, de beeltenis boven het altaar als het ware een poort naar de goddelijk-geestelijke zonnehoogten van Christus vormt, zoals in de oosterse kerk de iconostase de afscheiding vormt tussen de ruimte waar de kerkgangers zich mogen bevinden en de altaarruimtme als ‘allerheiligste’ die alleen toegankelijk is voor de priester. Tijdens de Kersthandeling wordt er niet naar die hemelse ruimte gewezen. Juist met Kerstmis kan aanwezigheid van het op aarde gekomen Zonnewezen worden beleefd in de aardse ruimte tussen de zielen van alle aanwezigen, want: ‘De Christus is in het aarde-rijk verschenen’. Het is alsof alle aanwezigen een kring vormen samen met de herders en het Heilige der Heilige binnentreden om samen met hen die kosmische en tegelijk aardse gebeurtenis te beleven: de geboorte van het Jezus-kind.

Wie bekend is met de architectuur van het Eerste Goetheanum zal ook de zevenheid van de planetensferen herkennen in de tweemaal zeven zuilen van de grote koepel. In de kleine koepel heerste de twaalfheid van de dierenriem, want twaalf zuilen droegen het dak van de kleine koepel waartussen in het midden vóór de achterwand een ruimte was uitgespaard voor het beeld van de Mensheidsrepresentant. Daarmee beantwoordde het Eerste Goetheanum ook aan de wetten van de bouw van het menselijk lichaam, zoals vele tempels in de tijden van de oude mysteriën.

Plattegrond van het Eerste Goetheanum met de twee koepels, de grote koepel met tweemaal 7 zuilen, de kleine koepel met 12 zuilen. De verhoudingen tussen deze twee koepels komen overeen met de verhoudingen in de mens in hoofd, middengebied en ledematen.

***

De twaalf strofen van de Kersthandeling in samenhang met de dierenriem

uit: het getijdenboek van de Hertog van Berry:
Les Très Riches Heures du duc de Berry
Geschilderd door de gebroeders Van Limburg

Na de constatering dat de twaalf strofen moeten samenhangen met de constellaties van de dierenriem rijst de vraag: Op welke manier dan?
De Zwitserse arts Ernst Marti beschrijft in zijn boek ‘Das Aetherische’ de reis van de zon door de dierenriem en het effect daarvan op de wereld van de planten. Misschien kunnen we zo een ingang vinden om de relatie van iedere strofe uit de Kersthandeling met de verschillende dierenriemconstellaties te benaderen.

En dan gaan we daarbij niet uit van de dierenriem en de daarbij behorende data, zoals die in astrologische horoscopen wordt gebruikt, maar zoals de zon vanuit de aarde gezien door de dierenriem beweegt. Dat is eenzelfde gezichtspunt als in de Biologisch-Dynamische Zaaikalender wordt gehanteerd.

Boogschutter - ontkiemen — vanaf 20 december
Steenbok - opzwellen — vanaf 19 januari
Waterman - ontspruiten — vanaf 15 februari
Vissen - stuwen — vanaf 12 maart
Ram - omhullen — vanaf 20 april
Stier - vertakken — vanaf 14 mei
Tweeling - bloeien — vanaf 21 juni
Kreeft - verstuiven, pollen — vanaf 20 juli
Leeuw - ontvangen — vanaf 11 augustus
Maagd - vruchtdragen — vanaf 16 september
Weegschaal - lichter worden — vanaf 2 november
Schorpioen - verstarren — vanaf 20 november tot 20 december

Dagelijks beweegt de hemel met sterrenbeelden met zon, maan en planeten van oost naar west - rechtsom, met de klok mee.
Zon, en maan trekken echter tegen de klok in langs de dierenriem, kijkend richting het zuiden: linksom.

Wanneer we deze data waarop de zon naar een volgend dierenriemteken gaat, nemen als uitgangspunt voor een werkhypothese, dan zien we dat de zon vanaf 21 december voor het domein van de Boogschutter staat. In het diepst van de winter, wanneer de zon voor de Boogschutter staat, begint al een kiemen van het nieuwe leven. Ook tijdens de Kerstnacht van 24 op 25 december staat de zon dus voor de Boogschutter. Dit zou voor ons een aanwijzing kunnen zijn om mee te beginnen. In de vierde strofe van de Kersthandeling horen we namelijk de zin: ‘Het werd de eerste kerstnacht van de wereld’. 
Wanneer vervolgens aannemen dat deze vierde strofe de stemming van de Boogschutter weergeeft, dan vinden we terugtellend dat de eerste strofe dan de stemming van de Maagd zou moeten ademen. Maar vinden we in de eerste strofe elementen die de stemming van het sterrenbeeld Maagd weergegeven? En ja, in de eerste strofe van de Kersthandeling klinkt:

‘De helder lichtende Geesteszon van de Christus,
die uit Goddelijke rijken, 
door Jezus, aan de mensheid verschenen is.’

Het kerstkind wordt tijdens de heilige kerstnacht geboren uit de maagd Maria. De Maagd is de Jonkvrouw die het kind baart, een beeld dat we ook kennen uit de Apocalyps. We lezen bij Ernst Marti, dat de krachten uit de regionen van de Maagd in de plantenwereld het vruchtdragen bewerkstelligen. Het Jezus-kind wordt ook wel genoemd ‘de vrucht van de schoot van Maria’. Geboorte betekent dat het kosmische aards wil worden, een incarnatieproces. 
Het beschermende en behoedende gebaar van de kosmische klank  ‘B’ hoort bij het sterrenbeeld Maagd. De Hebreeuwse letter Beth (de letter B) betekent ‘huis’, zoals in ‘Beth-ehem’ (= ‘Beit Lechem’ - ’huis van het brood’).
De volgende zinnen uit de eerste strofe zouden naar Maria’s zielenstemming kunnen wijzen, nadat de aartsengel Gabriël aan Maria de geboorte van het kind heeft aangekondigd:
 
‘Maar innerlijk schouwt ons zielenoog
In de kou en de duisternis van de winter. 
De helder lichtende Geesteszon van de Christus.'

In de volgende strofe komen we dan bij het sterrenbeeld Weegschaal. In de plantenwereld is er vanaf begin november zeker sprake van een lichter worden, want de zware vruchten en de bladeren zijn gevallen. De takken zwiepen weer met een lichter gewicht op, rond Sint Maarten zijn de akkers klaargemaakt voor de winter en de bomen zijn zo goed als kaal. Met de gevallen vruchten dringt het zonlicht van de zomer met de kracht van de klank ‘C’ (spreek uit Tz) tot diep in de aarde door en wordt daar hopelijk bewaard.

De Weegschaal staat ook voor het kosmische evenwicht tussen hemel en aarde, dag en nacht, licht en duisternis in de wereld om ons heen en tevens in het innerlijk van de mens. In de tweede strofe klinkt dan de kerstboodschap in de stemming van dit sterrenbeeld als volgt:

‘Nu openbaart zich Gods Geest in de hoogten, 
en brengt vrede aan de mensen op aarde,
 in wier harten woont een goede wil.’
 
De vrede vormt het innerlijk evenwicht in de ziel dat aan de herders werd. Die vrede komt overigens niet zo maar aangewaaid, maar is wel degelijk helemaal afhankelijk van de goede wil van de mensen.


Op 2 november arriveert de zon voor het teken van de Schorpioen, en dan komen we in het gebied van de laagst staande tekens van de dierenriem. November wordt niet voor niets ‘de Dodenmaand’ of ‘de Sprokkelmaand’ genoemd. Ernst Marti noemt het verstarren als werking van de Schorpioen. De maand begint met ‘Allerheiligen’ en ‘Allerzielen’. De kosmische klank die bij dit sterrenbeeld hoort is de scherpe, snijdend klank ’S’. Die klank wordt bij het spreken gemaakt door ademlucht tussen de gesloten voortanden door te blazen. Tanden en kiezen zijn de meest verharde obstakels in onze spraakorganen. In de euritmietherapie kan de klank ’S’ de werking van de darmen stimuleren. Daardoor hangt de ’S’ als vormkracht in de mens samen met het stofwisselings-ledematen gebied. Vanuit de Schorpioen zijn dus krachten werkzaam, die enerzijds afbraak en dood bewerkstelligen, maar daarmee tegelijk ook de wilskrachten van de mens ondersteunen.

Nadat de herders de engelboodschap hadden vernomen gingen zij op weg naar Bethlehem. In hun zielen zochten zij wellicht al langer Gods Geest, maar de engel spreekt tot hen het verheven woord der hemelen en verkondigt, dat zij Gods Geest niet in de hemel, maar voortaan op aarde moeten zoeken en wel op een tot verstarring gekomen plaats: een schamele stal:

‘En zij zochten Gods Geest,
zoals hun verkondigd was, op aarde. 
In een schamele stal vonden zij 
het kind Jezus die zou worden de Christus.’

Op 21 december komt de zon, zoals we al hadden gezien, voor de Boogschutter en dan hij staat ook het dichtst bij de horizon. Daarna zal hij weer via de Steenbok en de daaropvolgende tekens omhoogklimmen. De kerstnacht valt dus onder de constellatie van de Boogschutter.
De Boogschutter is een vuurteken en heeft daardoor een wilskarakter. De kosmische klank die als vormkracht vanuit de Boogschutter werkt is de ‘K’ en/of ‘G’. Het klankkarakter bewerkstelligt een naar buiten schuiven, zodat een wezen tot verschijning kan komen. Op Jan van Limburgs afbeelding van de anatomische mens, uit het getijdenboek van de Hertog van Berry zien we de Boogschutter bij de bovenbenen van de mens. Het gevaar dreigt dat wilskrachten in de onderste mens zich alleen op zichzelf richten als instincten, driften en begeerten. De kerstboodschap vanuit het sterrenteken Boogschutter spoort ons aan om deze neigingen tot egoïsme te overwinnen door in deemoed te knielen voor het kindeke, door wie het licht van de geest op aarde verscheen:

‘Het werd de eerste kerstnacht van de wereld, 
toen de ootmoedige herders
met biddend hart neerknielden
in de schamele stal voor het kindeke Jezus.
Door Hem verscheen het licht van de geest
Aan de mensen op aarde.’

Vanaf 19 januari en na de zonnewende betreedt de zon de regionen van de Steenbok. De dagen zijn vanaf 6 januari weer gaan lengen en langzaam beginnen met de stijgende zonlicht ook de sapstromen in de bomen weer opgang te komen. In de plantenwereld keert het leven op de aarde terug. Op 2 februari is het Maria-Lichtmis, het einde van de kersttijd. Heel vaak beginnen de jongste kleuters rond die tijd met stokjes de grond los te woelen, tussen bijvoorbeeld de tegels van het speelplein. Ernst Marti beschrijft het opzwellen van de ontkiemende zaden onder de grond. De klank die vanuit de kosmische regionen van de Steenbok komt is ‘L’, een alles doordringende vormkracht, die wat zwaar is weer kan omhoog kan brengen, een vormkracht die de zwaarte van de materie kan overwinnen.

uit: Les Très Riches Heures du duc de Berry Gebroeders Van Limburg

Vanaf het laagste punt in de dierenriem is de zon weer op weg omhoog, totdat hij in juni vlak voor Sint Jan zijn hoogste punt zal bereiken. Het omhoogstrevende karakter van de Steenbok klinkt ook door in de woorden van de vijfde strofe:

‘Door de Christus, 
die is de Geesteszon
zullen wij de weg vinden
naar de hoogten van de geest
om zo ware mensen te kunnen worden.’

Vanaf 15 februari betreedt de zon het gebied van de Waterman. Wanneer in de verre toekomst het lentepunt - nu nog in de Vissen - eenmaal zal zijn opgeschoven naar de Waterman, zal het nieuwe tijdperk, het Aquarius-tijdperk, aanbreken: een nieuw begin.

‘En toen de ootmoedige herders het licht schouwden,
was dat voor de wereld een nieuw begin. 
De Christustijd van de mensheid begon.’

De vormkracht van de Waterman klinkt in de klank ‘M’. In de natuur bewerkstelligt de zon vanuit de Waterman in de prille lente het ontspruiten van de plantenwereld.

Vervolgens komt de zon op 12 maart voor het beeld van de Vissen, dat al sinds de begintijd van het christendom op een bijzondere manier met het wezen van het Christus-Zonnewezen verbonden is. Het lentepunt van de zon lag bij de verschijning van dit Zonnewezen op aarde in dat dierenriemteken. De afdaling in het aarderuim en Zijn verbintenis met de verdere aardeontwikkeling is de grootste kosmische gebeurtenis. ‘En Hij zal met ons zijn, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. (Mattheüs 28:20)

‘En licht zal het blijven 
In de harten van de mensen, 
die met liefde
in het diepst van hun wezen
het licht voelen, dat straalt
op de weg naar het rijk van de Christus, 
dat lichtend is als de zon.’

In de plantenwereld bewerkstelligt de zon voor de Vissen, dat de groei enigszins wordt teruggehouden, een beetje stuwt, zodat de planten hun knoppen vormen. In de klank ’N’ ligt de vormkracht die vanuit de Vissen werkzaam is. Het euritmische gebaar van de klank ’N’ is een licht aanraken en dan meteen weer terugtrekken, alsof je bijvoorbeeld een hete kachel aanraakt maar meteen je vingers terugtrekt voordat je ze verbrandt. In het waarnemen ligt eveneens het karakter van ’N’, een gebaar dat even aanraakt en dan terugneemt.

Wanneer de zon vanaf 20 april voor de Ram staat, heeft het licht in de uiterlijke natuur werkelijk de duisternis overwonnen. Datzelfde kan ook beleefd worden in het innerlijk van de mens:

‘In de harten van de mensen
wordt de donkere winternacht
tot heldere geestesdag
wanneer de ziel zich opent
voor het licht, dat door Jezus
gaat stralen in het leven op aarde.’

De zonnekracht vanuit het dierenriemteken Ram bewerkstelligt het omhullen. De vormkracht vanuit de Ram wordt uitgedrukt in de klanken .’W’ en/of ‘V’. De golvende beweging die karakteristiek is voor de klank ‘W’, bewerkstelligt een afgrenzing en omhulling alsof er een huid om de plant wordt gevormd.
Na deze strofe volgt de rondgang wat een vorm van de communie is, zoals we die ook kennen in de Kinderhandeling en de Offerhandeling. Elke aanwezige verneemt een wilsaansporing in de woorden die tegen elkeen worden uitgesproken:

‘Verhef de gedachten en gevoelens tot de Christusgeest.’

De wilskracht vanuit de Stier bewerkstelligt in de plantenwereld, dat er, na het zich even inhouden onder de Ram, nu weer nieuwe scheuten gemaakt gaan worden.
Eenzelfde wilsimpuls leidt de ziel van de mens de zintuigwereld binnen. Het wakkere waarnemen, krachtig spreken, helder denken, dat alles hangt samen met de naar de aarde gerichte vitaliteit van de Stier. Na die rondgang klinken dan vanaf het altaar nog meer aanmoedigende woorden om de gedachten te verheffen en op weg te gaan naar het Godsrijk: 

‘Verheft de gedachten en gevoelens 
tot de Christusgeest; 
Hij is het licht 
dat straalt in de harten van de mensen 
opdat zij de weg vinden 
tot het rijk van God.’

De zonnekracht vanuit het dierenriemteken Stier bewerkstelligt dus in de planten en bomen dat zij zich gaan vertakken en/of allerlei ranken gaan vormen, die kunnen wuiven in de wind. De vormkracht vanuit de Stier wordt uitgedrukt in de rollende klank ’R’.

Na de communie-rondgang is er midden tussen de tekststrofen van de Kersthandeling een tussenruimte uitgespaard. Dit is vergelijkbaar met het beeld van de Ridders van Tafelronde, waar tussen de twaalf zetels nog een extra zetel werd vrijgehouden voor een onbekende eventuele gast, of zoals Christus als dertiende tijdens het Avondmaal in de kring van de twaalf apostelen aanlag aan tafel. Op dit moment in de Kersthandeling is er een ruimte uitgespaard waarin de woorden van het geboorteverhaal uit het Evangelie volgens Lucas (Luc.2-1:20) kunnen klinken.

Bij het houden van de Kersthandeling ontstond in onze school het gebruik, dat de evangelie-tekst werd gelezen door een tweede handelende, die ook voor het altaar staat aan de linkerkant waarvandaan de woorden van het evangelie altijd klinken. Door het horen van een andere stem wordt de uitgespaarde plaats van de evangelie-woorden nog sterker benadrukt.
Om het feestelijke karakter van Kerstmis en de Kersthandeling nog extra te bekrachtigen zou men zelfs kunnen overwegen om - zoals het in de Offerhandeling gebruikelijk is - met drie personen voor het altaar te staan, na de binnenkomst van de kinderen alle drie om te draaien en zo te blijven staan tot het einde. 
De zogenaamde rechter helper zou in dat geval de rondgang voor zijn rekening kunnen nemen.

Na de evangelielezing volgt de strofe met de stemming van de Tweeling.
Hiervoor treedt de handelinghoudende een stap naar vormen en spreekt als een mantram de volgende woorden:

‘Door des Geestes helende macht,
In wereld-wijdingsnacht,
Wordt zielenlicht verwacht,
Heeft mensenkracht gebracht,
Heeft hartenmoed gebracht,
Sinds het eens is gedacht,
Uit tijden-wijdingsnacht
Tot eeuwig helende macht.’

Het is een strofe waarvan de acht regels eindigen als acht gongslagen met de klankgroep ‘ACHT’. De zich openende klank van de ‘A’ wordt gevolgd door de zonnekrachtige vuurklank‘CH’ met daarna de afsluitende inslag van de ’T’.
De acht regels hebben een gespiegelde structuur. De eerste en achtste regel eindigen met het woord ‘macht’, de tweede en zevende met ‘nacht’, de vierde en vijfde regel met ‘’gebracht’. In de originele Duitse tekst klinkt aan het einde van de derde en zesde regel met hetzelfde woord: ‘erwacht’. Daarmee wordt het karakter van de Tweeling extra benadrukt.

Op 21 juni bereikt de zon zijn hoogste stand in het dierenriemteken Tweeling. Het is meteen de langste dag. ’Nu zit de zonne hooge in den hemelstoel, nu zit de zonne hooge over al’, dichtte Guido Gezelle in zijn Sint Jansvier. De bomen en struiken bloeien volop en uitbundig. De vormkracht van de Tweeling wordt uitgedrukt door de luchtig ademende klank ‘H’. Op Sint-Jansdag 24 juni is de zon in de dierenriem alweer aan het dalen.

Met de Kreeft (vanaf 20 juli) is het uiterlijke zonlicht al weer merkbaar aan het afnemen. De Kreeft bewerkt het verwaaien van stuifmeel en sporen. Het is de vormkracht van de blaasklank ‘F’, dat dit verstuiven van zaadpluizen en stuifmeelpollen bewerkstelligt. Het afdalen van de zon na de zomerzonnewende  komt overeen met de woorden van Johannes de Doper ‘Hij moet groeien en Ik moet afnemen’ (Johannes 3:30). Het lagere ‘ik’ van de mens moet ernaar streven zich te verbinden met het Hogere Ik, met het wezen van Christus om dit vervolgens in zichzelf te laten groeien. Of zoals Paulus het zei: ‘Niet ik, maar Christus in mij.’
De woorden van Johannes de Doper klinken door in de volgende strofe van de Kersthandeling door en dragen daarmee het karakter van het dierenriemteken Kreeft: 

‘De mens vervult zichzelf
Met ware zielenzin,
Wanneer hij in de Kersttijd
Zich innerlijk wendt
Met krachtig denken
Met innig voelen
Tot de Christuskracht,
De mens versterkt zichzelf
Door ware Geesteskracht
Wanneer hij in de Kersttijd
Zijn innerlijk wendt
Met helder denken
Met warm voelen
Tot het Christuslicht.’

Er klinkt in deze woorden een metamorfose van de woorden van Johannes de Doper: […]’de mens vervult zichzelf met ware zielenzin, wanneer hij zich innerlijk wendt tot de Christuskracht, […] de mens versterkt zichzelf door ware Geesteskracht wanneer hij zijn innerlijk wendt tot het Christuslicht.’

Ondersteund door de hartenwarmte vanuit de Leeuw (vanaf 11 augustus) volgt de afsluiting van de Kersthandeling. Vanuit de Leeuw werkt de vormkracht van de klank ’T’ (of ‘D’). In de plantenwereld wordt het ontvangen stuifmeel ontvangen en het beweegt naar beneden zodat de plant wordt bevrucht. Het is datgene dat van boven naar beneden, van de hemel naar de aarde straalt.
De woorden van Johannes waren een oproep aan de mens om de Christuskracht in het hart op te nemen en te bewaren. Het hart is bij uitstek het orgaan dat door de leeuw wordt vertegenwoordigd: een leeuwenhart. In de Kinderhandeling klinkt:
‘Christus stierf. Hij werd levend in het zijn der mensen, die Hem woning gaven in hun harten. Ook ons hart wende zich tot Hem opdat Hij doordringe ons denken, voelen en willen’, en de afsluitende wens: ‘Lieve kinderen, Ik laat jullie nu gaan, maar bewaart in goede gedachten, wat je hier hebt gehoord, gevoeld en gedacht.’ Aan het slot van de Kersthandeling klinkt een vergelijkbaar motief:

‘Lieve kinderen, beste vrienden,
Bewaart dit alles in jullie hart
Draagt het vanuit de heilige Kersttijd mee
In het leven van het gehele jaar.’

***

Nabeschouwing:
Om op een bovenstaande wijze zo analytisch om te gaan met een cultische tekst, kan op weerstand stuiten. Tegelijkertijd kan een dergelijke beschouwing respect oproepen voor de enorm waardevolle schat, die Rudolf Steiner aan de vrijeschoolbeweging, later aan de Christengemeenschap en daarmee aan de mensheid gegeven heeft.
Wij leven in de tijd van de ontwikkeling van de bewustzijnsziel. Vanuit het denken moet de moderne mens de ingang zoeken tot het religieuze. Met het begrijpen ervan kan de cultische inhoud zijn weg vinden naar het gevoel en de wil. Elk woord dat aan het altaar gesproken wordt zou vanuit het bewustzijn ondersteund en voorbereid moeten zijn.
In de woorden van de Kersthandeling klinkt de hartenwarmte van de herders vormgegeven in een kosmische structuur die eerder bij de koningen hoort. Alsof er ook klinkt dat de zielenwarmte ook tot in het hoofd moet doordringen. Evengoed kan het licht van de koningszielen doordringen tot diep in het hart, ‘opdat goed worde wat wij uit harten gronden, uit hoofden doelvervuld richting willen geven.’


Autoreferaat van een voordracht, gehouden op de themadag van de Vakgroep Religieuze Oriëntatie 
10 december 2022



donderdag 21 maart 2024

De drie opwekkingen in de evangeliën in het licht van het Mysterie van Golgotha


Liane Collot d' Herbois: Golgotha

Voorafgaande aan de opstanding van Christus uit het graf op Golgotha, vinden we als preludes daarop in de verschillende evangeliën drie andere verhalen over opwekkingen: de opwekking van het dochtertje van Jaïrus (Mattheüs 9:18-26), de opwekking van de jongeling van Naïn (Lucas 7:11-17), en de opwekking van Lazarus (Johannes 11:1-44). 
Deze laatste gebeurtenis was aanleiding voor de hogepriesters en de farizeeërs om in het Sanhedrin bij elkaar te komen en te overleggen wat zij zouden moeten doen. Op die bijeenkomst spreekt de hogepriester Kaïfas de profetische woorden:  ‘Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.' (Joh. 11:51). 
En vanaf die dag overlegden zij hoe ze Hem zouden doden. (Joh. 11:53).
Door het geesteswetenschappelijk onderzoek van Rudolf Steiner is het ons moderne mensen mogelijk gemaakt om niet alleen volgzaam gelovig, maar ook met ons denken toegang te krijgen en begrip te ontwikkeling voor wat zich heeft voorgedaan. Steiner wees er veelvuldig op, dat het Mysterie van Golgotha als mystiek feit de vervulling van de oude mysteriën was en tegelijk een impuls tot voortgang van de mensheid en de aardeontwikkeling.

De cultuurtijdperken, die hier op aarde zijn ontstaan en voorbijgegaan, bevatten een kiem, die bevrucht kon worden door de Christusimpuls en zij zullen opnieuw tot bloei komen in de tijdsperioden, die volgen na het Mysterie van Golgotha. Rudolf Steiner illustreerde dit met het voorbeeld van de geschenken, die de drie magiërs bij hun bezoek aan het Jezuskind in Bethlehem meebrachten.

Het Evangelie volgens Mattheüs vertelt ons hoe de drie magiërs uit het Oosten komen om hun wierook, goud en mirre aan te bieden aan het pasgeboren kind Jezus, de herboren Zarathustra. Zij brengen hulde aan hun opnieuw geïncarneerde meester, die in zijn verschillende incarnaties in de drie voorgaande culturele tijdperken heeft gewerkt. Zij zijn als het ware de bewaarders van de oude schatten van wijsheid uit de oude Indiase, oude Perzische en Egyptisch-Babylonische tijdperken. En door deze aan de voeten van het kind Jezus te leggen in de symbolische vorm van wierook, goud en mirre, wijzen zij er als het ware op, hoe hetgeen in deze perioden als cultuurkiemen heeft gewerkt alleen voor de mensheid gered kan worden, wanneer het doordrongen wordt van de Christuskracht, die dit kindje op een dag zal bezielen. Zijzelf zullen deze wederopstanding van de wijsheidsschatten van hun culturele tijdperken niet meer meemaken. ‘Ze keerden via een andere route terug naar hun land’

Wat de drie wijzen uit het Oosten [met hun geschenken] aan het Kind Jezus offerden als cultuurkiemen, wordt door Christus opgewekt. Het bevat de krachten, die deze drie latere cultuurperioden werkelijk met de Christusimpuls kunnen doordringen. Het derde na-Atlantische tijdperk met alles, wat het als wijsheid bevatte, zal door Christus worden opgewekt, zodat het ons vijfde na-Atlantische tijdperk kan bevruchten. Het tweede tijdperk, dat van Zarathustra, zal worden opgewekt, zodat het ware begrip van Christus aanwezig kan zijn in het zesde na-Atlantische tijdperk. En het eerste, het oud-Indiase tijdperk, beleeft zijn wederopstanding in het zevende na-Atlantische tijdperk met de hulp van de Christuskracht. En in elk van die gevallen moet Christus een bepaalde persoonlijkheid opwekken, een menselijke ziel, die door lotsbestemming werd geroepen om de speciale drager te zijn van de cultuurkiemen uit de oudheid, en die tegelijkertijd de ziel is, die ervoor kan zorgen dat, wat Christus als gaven aan de mensheid gebracht heeft, ook wordt voortgezet, dat het begrip van Christus en zijn missie ook in latere tijden op de juiste wijze aan de mensheid kan worden bijgebracht. Laten we achtereenvolgens naar deze opwekkingen kijken.

Ten eerste vinden we in het evangelie volgens Lucas (7e hoofdstuk) een ontroerend verslag van de opstanding van de jongeling in Naïn. Elk woord in dit verhaal is veelzeggend en geeft aan hoe het hele derde na-Atlantische tijdperk, de Egyptisch-Chaldeïsche cultuur, in de jongeling te Naïn leefde, precies zoals het zich kon ontwikkelen onder invloed van de krachten, die in die tijd op de menselijke ziel inwerkten. 

Rudolf Steiner: "De jongeling van Nain in het Evangelie van Lucas is niemand anders dan de jongeling van Sais. [...] De jongeling van Sais wilde zonder voorbereiding de geheimen van de geestelijke wereld leren kennen; net als de andere ingewijden wilde hij een ’zoon van de weduwe‘ worden, van Isis, die rouwde om het verlies van haar man Osiris. Maar omdat hij onvoorbereid was, omdat hij het beeld van Isis op het fysieke vlak wilde onthullen en de hemelse geheimen wilde schouwen, stierf hij. Geen sterveling kon op dat moment de sluier van Isis oplichten. De jongeling van Sais symboliseert de machteloze wijsheid van de Egyptische tijd. Hij wordt wedergeboren, hij groeit op als de jongeling van Naïn. Hij is dan opnieuw een ’zoon van de weduwe‘, en opnieuw sterft hij op jonge leeftijd.


En Christus Jezus naderde, terwijl de dode uit de stadspoort werd gedragen. En ’veel mensen uit de stad‘ waren bij zijn moeder. Dat is de schare van Egyptische ingewijden. [...] Christus Jezus had medelijden met de moeder, die daar stond als Isis, de zuster en gemalin van Osiris. En hij zei: ’Jongeling, ik zeg je, sta op!’ ’En de dode stond op en begon te spreken, en Hij gaf hem aan zijn moeder.’ [...] De zoon werd teruggegeven aan zijn moeder. Het is nu aan hem om zich volledig met haar te verbinden. ’En de omstanders loofden God en zeiden: Een groot profeet is onder ons opgestaan‘. Want de jongeling van Naïn ontving door Christus Jezus, met de inwijding, door deze opstanding, een kiem die pas in zijn volgende incarnatie tot bloei kon komen. Een groot profeet is de jongeling van Nain geworden, een machtige godsdienstleraar! In de derde eeuw na Christus verscheen voor het eerst in Babylonië Mani of Manes, de stichter van het manicheïsme."

Dan is er de opwekking van Lazarus:
Rudolf Steiner: "Het tweede na-Atlantische tijdperk is dat van Zarathustra. Hij had dus een speciale verbinding met Christus. Want Zarathustra wees op de zonnegod, Ahura Mazdao, die de aarde naderde en die niemand minder was dan de toekomstige Christus. En in zijn hele missie maakte Zarathustra de weg vrij voor Christus door te onderrichten om de aarde te koesteren en te bewerken en niet te vluchten voor de kwade machten, maar juist om ze te overwinnen en op die manier te verlossen. [...] Het Ik van Zarathustra, het hoogst ontwikkelde menselijke ik, werd uitverkoren om achttien jaar te verblijven in de omhulsels, die daarna de Christusgeest zouden opnemen. Zijn Ik verliet die omhulsels kort voor de Johannes’ Doop in de Jordaan. Hij was dus niet belichaamd, toen Christus op aarde rondtrok. 
[...]
Dus Christus Jezus kon Zarathustra niet opwekken als de aangewezen vertegenwoordiger van het tweede na-Atlantische tijdperk. Maar in die tijd was er een andere individualiteit op aarde geïncarneerd als een soort vertegenwoordiger, wiens ontwikkeling en belangrijkste missie voor de mensheid op een bijzondere manier parallel liep aan die van Zarathustra. Dit was Lazarus.


[...] ‘Toen sprak Thomas, die de Tweeling genoemd wordt, tegen de discipelen: ‘Laten we met Hem meegaan, opdat we met Hem sterven.’” (Joh. 11:16). Bij deze opwekking, die met Lazarus plaatsvond, behoorden de zielen van het tweede na-Atlantische tijdperk, vertegenwoordigd door Thomas, de ‘Tweeling’. Want het tweede na-Atlantische
tijdperk was het tijdperk van Tweelingen.[...] Dat wat leefde als een culturele kiem in het oude Perzische tijdperk is niet gestorven. Het ging niet om een opwekking van een dode, maar om de inwijding van een levende. Dat is het grote verschil tussen deze opwekking en de andere twee."

Als derde is er de opwekking van het dochtertje van Jaïrus.
Rudolf Steiner daarover: "Toen Christus Jezus op aarde rondtrok, waren er alleen nog nakomelingen van het derde na-Atlantische cultuurtijdperk over. Het tweede na-Atlantische tijdperk was als cultureel centrum bijna volledig van de aarde verdwenen, met slechts her en der verspreide volgelingen van de vaak ontaarde Zarathustra-religie. Het oude Indiase culturele tijdperk, het oudste en meest spirituele, had zijn afstammelingen zowel in de tijd van Christus Jezus als in onze eigen tijd, ook al was de cultuur zwak geworden en geïnfecteerd door materialisme. Het is het tijdperk dat als laatste zal opstaan, het tijdperk dat het langst zal moeten wachten.
En deze opstanding wordt ons op mysterieuze wijze verteld in het verhaal van de opstanding van het twaalfjarige dochtertje van Jaïrus en de genezing van de vrouw, die al twaalf jaar aan bloedingen leed. Het meisje is de dood nabij en Christus Jezus moet haar genezen. Maar er is ook de vrouw, wier ziekte begon bij de geboorte van dit meisje. Het bloed, het leven stroomt uit haar weg. Het is dat wat er geworden is van de eens zo bloeiende geestelijke cultuur van het oude India, wat niet genezen kon worden door de doktoren, want geen van de yogische methodes, geen Vedanta- geen Vedanta- filosofie in al haar verhevenheid kon de oud-Indiase cultuur van de ondergang redden. 

De vrouw is karmisch verbonden met het meisje, dat twaalf jaar oud is. Dit houdt in, dat de ontwikkeling van het etherlichaam bijna voltooid is. De oude Indiase cultuurperiode was de tijd van de ontwikkeling van het etherlichaam. Dat wat in de oud-Indiase cultuur als kiem in dit etherische lichaam werd gelegd, moet worden opgewekt en bewaard voor het laatste, het zevende tijdperk. [...] Het is het dochtertje van Jaïrus, een “overste van de synagoge”, want de eerste cultuurperiode was die van de Brahmanen, de priesters. Mattheüs noemt de fluitspelers (9:23) die bij de doden speelden; Krishna speelde ook op de fluit en de mensen volgden dit geluid. [...] Er vond een groot mysterie plaats, want de opstanding van juist het eerste tijdperk en zijn ontwikkeling van het etherlichaam heeft te maken met diepe mysteries van de menselijke natuur."

Zo bezien kunnen we deze evangelie-verhalen lezen als opwekkende daden van Christus, zodat zij tot tot kiem kunnen worden, bevrucht  door de Christusimpuls en in omgekeerde volgorde opnieuw tot bloei zullen komen in de cultuurperioden, volgend op het Mysterie van Golgotha: de derde (Egyptisch-Chaldeïsche) cultuurperiode in de vijfde na-Atlantische tijd, de tweede (Perzische) ) cultuurperiode in de zesde na-Atlantische tijd en de eerste (oud-Indische) cultuurperiode in de zevende na-Atlantische tijd.
Het Mysterie van Golgotha zelf vormt de 'Tijdenwending'. 

Bron: Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 
(GA 264) - Een herinneringsnotitie van Elisabeth Vreede.
Afbeeldingen: eigen fotomateriaal van fresco's in de St. Georgkirche (Reichenau-Oberzell)
Schildering op houten paneel van Liane Collot d' Herbois (eigen foto)

Dit artikel verscheen in een iets andere vorm in Nieuwsbrief 33 van de Landelijke Ledengroep Christologie en Antroposofie van de AViN.