maandag 12 januari 2009

2e zondag na Epifanie

Duccio di Bondone: De bruiloft in Kana


Johannes 2 : 1 – 11 De bruiloft in Kana

Op de 2e zondag na Epifanie lezen we over de bruiloft in Kana. Voor kinderen op de basisschool (en wellicht ook voor onszelf) is het geen eenvoudige perikooptekst. Het lijkt mij van het grootste belang om voor het lezen en/of bespreken van deze perikoop de kinderen er vooral op te wijzen dat Jezus beslist geen tovenaar, illusionist of een ander soort wonderen verrichtend figuur was. Stel je voor: het hoogste godswezen komt als mens op aarde en treedt op als een soort potsenmaker. De kinderen snappen meestal meteen dat wat in het evangelie staat niet op die manier moet worden uitgelegd. Eigenlijk vonden de meeste van de gebeurtenissen die zijn opgetekend in de evangeliën in stilte plaats binnen een kleine kring van leerlingen en volgelingen en voor de uiterlijke wereld van die tijd verborgen. In historische documenten is niets terug te vinden over Jezus’ optreden in Palestina. Als Hij een spectaculair tovenaar of een opvallend figuur zou zijn geweest dan was dat zeker wel het geval.
Met de kinderen van de basisschoolleeftijd zou men bijvoorbeeld kunnen bespreken hoe het water, dat een druivenplant opneemt uit de aarde, door de invloed van zonlicht en warmte verandert in heerlijk zoet druivensap. Druivensap kan door gisting weer tot wijn worden omgezet, zoals ook deeg gaat rijzen door zuurdesem of gist. Zoals het water in de druif door de invloed van het zonlicht en de zonnewarmte tot heerlijk sap wordt, zo werd ook het water in de stenen kruiken door de aanwezigheid van Christus, het hoogste Zonnewezen zelf, tot wijn. ‘Hij bracht zijn lichtwezen tot verschijning…’ staat er in de laatste zin. De tafelmeester proefde en wist niet waar de wijn vandaan kwam. De knechten die het water hadden geschept wisten het wel.

Met leerlingen in het voorgezet onderwijs kan men proberen via andere ingangen dieper op de tekst in te gaan. Deze perikoop begint bijvoorbeeld met de woorden ‘Op de derde dag…’. Meteen kan dan gevraagd worden welke derde dag bedoeld wordt. Het Johannes-evangelie vertelt namelijk eerst over de Doop in de Jordaan. De dag daarna roept Jezus zijn leerlingen Andreas, Johannes en Petrus. Dat is dan op de eerste dag na de Doop. De daarop volgende dag wil Jezus naar Galilea gaan en roept ook Filippus en Nathanael. Op de derde dag is Hij in Galilea aanwezig bij de bruiloft in Kana. Opvallend is dat Johannes niets vermeldt over de veertig dagen die Jezus na Zijn doop doorbracht in de woestijn, waar Hij te maken kreeg met de verzoekingen door de duivel. Moeten de getallen dan letterlijk als een tijdsaanduiding in dagen worden opgevat? We moeten in het bewustzijn houden dat het Bijbelboek volgens Johannes behoorlijk afwijkt van dat van de andere drie evangelisten en we moeten zoeken op welke andere niveaus we juist dit Bijbelboek kunnen lezen.
Het evangelie volgens Johannes mogen we namelijk ook lezen als een beschrijving van wat Johannes zelf als mystieke ervaringen had in de hogere wereld tijdens zijn inwijdingsslaap. Net als zijn Apocalyps mag het misschien als een beschrijving van een visioen, een geestelijk schouwen, worden opgevat. De aanduiding ‘de derde dag’ zou dan ook kunnen worden begrepen als aanduiding voor de derde en laatste dag van de eigen inwijding van de schrijver van het Johannes-evangelie. Zo opgevat beschrijft het evangeliegedeelte van deze perikoop in imaginatieve beelden de bruiloft tussen de mensenziel (de bruid) en Christus (de bruidegom) of ook wel het archetypische mensen-IK. Na zijn inwijdingsslaap staat de inwijdeling op de derde dag op. De ziel komt samen met het Ik weer terug in het lichaam dat in het 'graf' lag. In de beeldentaal van de imaginatie wordt dit fysieke lichaam ook wel ‘de moeder’ genoemd, zoals we het lichaam van de aarde wel Moeder Aarde noemen.

Een andere invalshoek:
In cultische handelingen van de zeer oude mysteriën werd al water gebruikt. Het dopen is daarvan een overblijfsel. Wijn had een andere opgave. Wijn maakt je vergeetachtig. De wijn neemt door zijn invloed op het bloed van de mens de taak van het bewuste Ik over. Het brengt je in een roes. Het gebruik van wijn had ook het effect dat het de ziel van de mens op de aarde richtte, waardoor de oude helderziendheid verdween. Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs kan dit genoeg stof geven tot gesprek. Het alcoholmisbruik onder jongeren neemt nog steeds toe. Overvloedig alcoholgebruik kan de ziel sterk aan de aarde kluisteren. Iedereen met de ervaring van een kater weet dat na het gebruik van teveel alcohol het fysieke lichaam als een last kan worden ervaren –hoofdpijn, stroef bewegen. De culturen in oude tijden konden het fysieke nog niet zomaar veroveren. Vanaf Noach (na Atlantis) begint de wijncultuur. Er wordt verteld dat de zonen van Noach hun vader dronken aantreffen (Genesis 9:20–27).
Het lijkt of Christus bij deze gebeurtenis in Kana aansluit bij de cultische gebruiken uit de oude mysteriën. Hij gebruikt echter geen wijn maar water. De opgave van de wijncultus is vervuld en voorbij. De tafelmeester stelt vast dat het water wijn is, zelfs beter dan de wijn eerder uitgeschonken.
Tot op de huidige dag wordt in de kerken bij het offer (avondmaal) de wijn aangelengd met water. Het nuttigen van (gallen-)brood en wijn is ook een gebruik in de synagoge. Het grijpt terug op zeer oude mysterietradities uit o.a. Egypte of nog eerder, bijvoorbeeld de tijd van de grote ingewijde Methusalem, zoon van Henoch (Genesis 5:22-27). Brood en wijn hebben door middel van gisting een verandering doorgemaakt, zoals de geest het lichamelijke kan omvormen. In de kerkelijke traditie staan de substanties brood en wijn voor het lichaam en voor het bloed van Christus, maar eigenlijk ook van iedere mens die offert. Dit wordt ook in de tekst van de Offerhandeling genoemd. Wijn kan gezien worden als verbonden met het Ik en met de wil van de mens. Het water meer met het voelen. Ze hebben niet alleen een symbolische waarde maar een nog veel diepere werking waarop binnen deze notitie niet verder kan worden ingegaan.

In deze perikoop is sprake van een Joodse reinigingritus die voorschreef zes watervaten klaar te zetten. Tot nu heb ik dit gebruik niet kunnen achterhalen. Echter, het getal zes heeft bij de Joden een betekenis. Rekenkundig heeft het harmonie en perfectie want 6 = 1+2+3. Het is het getal van de mens. Denk daarbij aan de Davidster, die een symbool is voor het samengaan van het geestelijke met het lichamelijke, wat gesymboliseerd wordt door de twee elkaar doordringende driehoeken, een van boven en een van beneden. In de Davidster zien we ook de 2 x drie ruimterichtingen die met hun krachtenstromingen samen een kubus vormen, oerbeeld voor de structuur van de lichamelijkheid van de mens, als drager voor zijn geestwezen en voorbereid in vele tijdenronden. Vanuit de verschillende ruimterichtingen vormen geestelijke stromingen een kubus, die de goddelijke imaginatie is van de lichamelijke organisatie van de mens. Dit wordt tot drager van de menselijke geest. De zes stenen vaten met water zouden misschien kunnen worden opgevat als representant van de gehele lichamelijkheid van Jezus van Nazareth, waarin bij de doop in de Jordaan het geestwezen van Christus zijn intrek heeft genomen. Het water wordt tot wijn, het bloed wordt tot drager van Christus, het werkelijke mensen-Ik. Christus brengt pas werkelijk voor de mens het Ik tot in de lichamelijkheid op aarde. Vanuit de drager van Zijn ziel en geest bracht Hij ‘zijn lichtwezen tot verschijning’.

In het 4e vers komt een merkwaardige zin voor. Jezus spreekt tot zijn moeder, die ook bij de bruiloft aanwezig is. De verschillende Bijbelvertalingen luiden als volgt: ‘Vrouw, wat heb Ik met u te doen?’ (Statenvertaling), ‘Vrouw, wat heb Ik met u van node?’ (Nederlands Bijbel Genootschap), ‘Wat hebben ik en u daarmee van doen, Vrouwe?’ (Willibrord Vertaling), ‘Wat wilt u van me?’ (Nieuwe Bijbel Vertaling 2000). Deze zinnen klinken onaardig en afwijzend jegens de moeder van Jezus. Rudolf Steiner heeft er echter op gewezen dat er bij deze gebeurtenis juist een innige samenwerking plaats had tussen het wezen van de moeder en Jezus. In het Grieks en Latijn staat er niet meer dan ‘Wat is er tussen mij en u, vrouw?’ Julia van Andel vertaalde deze zin als:‘Vrouw, wat weeft er tussen u en mij?’.
Sinds de oertijden van de mensheidsontwikkeling hebben juist vrouwen de verbinding met het geestelijk-goddelijke verzorgd. In de oude mysteriën waren vrouwen (priesteressen, orakels, sybillen) met hun zielenkrachten de aangewezen verzorgers van het religieuze leven. De geestelijke impulsen gingen van vrouwen uit. Nog steeds heeft de vrouw via haar zielenleven makkelijker toegang tot het spirituele.
In de beeldentaal van de sprookjes, mythen en ook van de Bijbel representeert de ‘vrouw’, de ‘jonkvrouw’ of de ‘bruid’ altijd de menselijke zielenkrachten. De ‘prins’ of de ‘bruidegom’ representeert altijd het Ik van de mens. Zo opgevat weeft hier iets tussen Jezus en zijn moeder, tussen de representanten van de geest en van de ziel. Dat wat als impulsen werkzaam is weeft tussen geest en ziel kan door het voelen (water) en het willen (wijn/bloed) omgezet worden in aardse werkelijkheid. De bruiloft van Kana kan misschien ook worden opgevat als een beeld voor het samengaan van geest, ziel en lichaam. Ook bij deze invalshoeks is de slotzin ‘Hij bracht zijn lichtwezen tot verschijning…’ niet zonder betekenis.

Tenslotte zou men ook nog kunnen denken dat de scène van de bruiloft in Kana, waarbij Jezus samen met zijn moeder aanwezig is, een overgang aanduidt. De tijden zijn voorbij dat de mens sterk verbonden is met de erfelijkheid van de familie, met de stam. In de mens leefde vroeger een sterk groepsbewustzijn, maar er moet een individueel bewustzijn ontwaken, bewerkstelligd door de kracht van het Ik. De substantie van het Ik stamt uit het lichtwezen genaamd ‘Ik-ben’. Wanneer de mens het hart tot Hem wendt zal Hij erin werken en zijn lichtwezen tot verschijning brengen en het denken, voelen en willen van de mens doordringen. Hier sluit Christus-Jezus aan bij oude tijden (via de erfelijkheidsband met zijn moeder) en brengt Hij impulsen voor het toekomstige.

De bruiloft in Kana: H. Martinus te Reahûs_Groningen