maandag 30 november 2009

2e zondag van de Advent (2)

Matthias Grünewald: Isenheimer Altar - Colmar (Fr.)

Lucas 1 : 26 – 38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria

Elisabeth leefde vijf maanden nadat de engel Gabriël aan Zacharias verscheen en vanaf het moment dat zij zwanger raakte in stille afzondering. In de zesde maand nadat de engel aan Zacharias verschenen was vindt de scène plaats die we nu kunnen lezen. Maria is in haar huis en de engel Gabriël komt bij haar en verkondigt haar de komst van haar kind. Gabriël is de aartsengel die de zielen, welke geboren zullen gaan worden, begeleidt door de maansfeer. Hij doet dat voor iedere incarnerende ziel. De aartsengel Gabriël is de leidende engel van de geboorte, die in de kring van jaarfeesten staat in de tijd tussen Kerstmis en Pasen. In die tijd van het jaar leidt hij alle zielen, die in een jaar geboren zullen worden, uit geestrijken binnen in de sfeer van de maan.

Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ (Lucas 1:28)

De aanduiding ‘in het huis’ kan worden opgevat als ‘in de eigen binnenwereld’. Maria was op het moment dat zij Gabriël gewaarwordt in gebed of in meditatie. Op het Isenheimer altaar zien we de kamer van Maria afgebeeld met rood en groen als kleuren voor de kruisribben aan het gewelf en voor de gordijnen. Rood en groen vormen een speciale kleurcombinatie. Het zijn bijvoorbeeld de kleuren die gebruikt worden bij de oogmeting door de optometrist. Het rode licht valt net vóór het netvlies, het groene licht valt net achter het netvlies, zodat aan de hand van die meting de lenzen nog scherper kunnen worden afgesteld. Rood en groen zijn ‘drempelkleuren’ die ook een overgang aangeven tussen fysieke wereld en ziele-geestwereld, tussen buitenwereld en binnenwereld. Men vindt die kleurencombinatie ook in de vensters van het Goetheanum, wanneer men vanuit de ruimte ervoor de grote zaal binnenkomt en zo eerst het rood van het grote westelijke venster en daarna het groen van de eerste vensters rechts en links opneemt.

Maria woonde in de kleine gemeenschap van Esseeërs in de heuvels ten zuidwesten van het Meer van Galilea, Nazareth. Nazareth betekent ‘de afgezonderde’ of ‘de bewaakte’. Als jong meisje leefde zij in een religieuze gemeenschap.

Bron: Emil Bock: Tussen Bethlehem en de Jordaan