maandag 10 mei 2010

Hemelvaart



Handelingen van de Apostelen 1:3–12

Wanneer we op zoek gaan naar de betekenis van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, vinden we bij de traditionele kerkgenootschappen voor het moderne bewustzijn, waarmee mensen ook geestelijke realiteiten denkend willen begrijpen, weinig aanknopingspunten.

Op Wikipedia vindt men de traditionele opvatting als volgt samengevat:
‘Volgens het christelijke geloof ging Jezus terug naar de hemel om te zitten aan de rechterhand van God de Vader, om zodoende te pleiten voor de gelovigen en mee te regeren. Door de Hemelvaart maakte Jezus de weg vrij voor de uitstorting van de Heilige Geest, hetgeen herdacht wordt op Pinksteren. Bij de Wederkomst zal Jezus terugkomen naar de aarde, om het Laatste Oordeel uit te voeren.’

Het bewustzijn van de tegenwoordige mens vraagt voor de innerlijke verbinding met het Christusmysterie meer dan algemeenheden. Daarom hebben we ter voorbereiding van onze lessen en de Handelingen andere inhouden nodig.
In de Perikopennotitie van 2009 (klik hier) zijn al enkele aspecten aangedragen, waaronder het gezichtspunt dat Christus juist niet terug naar de hemel gaat, maar zich met de voortgang van de aarde-evolutie verbindt. Als aanvulling daarop volgen hieronder opnieuw enkele citaten. Eerst twee gedeelten uit voordrachten van Rudolf Steiner:

Christus is naar de aarde afgedaald, zodat de mensen Hem op aarde konden aanschouwen, nadat zij Hem in de hemel niet meer konden schouwen, als herinnering. Dat is wat het Mysterie van Golgotha ons eigenlijk brengt, zoals het vanuit hedendaagse gezichtspunten voor het geestelijk oog verschijnt.
De leerlingen bezaten nog een rest van de oude helderziendheid. Zij konden dus Christus als hun leraar ervaren, zelfs na de opstanding toen Hij in het geestelijk lichaam leefde. Maar deze kracht verdween geleidelijk aan. En het volledig wegvallen van deze kracht wordt gesymboliseerd in het feest van Hemelvaart. Een diepe droefheid overviel de discipelen, omdat zij er van uitgingen dat Christus er niet meer was. Ze hadden de gebeurtenissen op Golgotha meegemaakt. Maar toen Christus uit hun bewustzijn verdween (zij zagen de gestalte van Christus in de wolken verdwijnen, dat wil dat zeggen, uit hun bewustzijn verdwijnen) moest het hun voorkomen dat Christus niet meer op aarde was. Zij raakten in diepe droefenis. Alle echte inzicht is uit droefenis, uit pijn, uit verdriet geboren. Uit plezier zouden deze diepgaande inzichten niet geboren zijn. Werkelijk diepgaand inzicht komt voort uit lijden. En uit het lijden dat voor de discipelen van Christus het gevolg was van de Hemelvaart, uit dit diepe ziele-verdriet is het Pinkstermysterie voortgekomen. Voor de uiterlijke instinctieve helderziendheid van de leerlingen verdween de aanblik van Christus. In hun innerlijk ontwaakte de kracht van Christus. In hun innerlijk kwam de kracht van Christus op. Christus zond hen de Geest, die het voor hun zielen mogelijk maakte Zijn Christus-bestaan in hun innerlijk te voelen.

uit: Rudolf Steiner: Menschenwesen, Menschenschicksal und Weltentwickelung (GA 226) - Kristiania (Oslo), 20 mei 1923

De jongeren zeiden dan ook onder elkaar: Uit de ogen van Jezus van Nazareth straalt het licht van de zon tot ons, uit de woorden van Jezus van Nazareth spreekt tot ons de kracht van de verwarmende zon. Als Jezus van Nazareth met ons is, is het alsof de zon zelf haar lichtende kracht in de wereld uitzendt.
Degenen, die dat konden begrijpen, zeiden tegen zichzelf: Zo verblijft in een mens het zonnewezen bij ons, dat vroeger alleen bereikt kon worden als de blik vanaf de aarde omhoog gericht werd naar de geestelijke wereld. – En omdat de leerlingen en apostelen in staat waren om dit te zeggen, hadden ze ook de juiste houding tot en het begrip voor de dood van Christus. Daardoor konden zij leerlingen van Christus Jezus blijven, ook toen de Christus Jezus reeds door de dood op aarde was gegaan.
We weten uit op geesteswetenschappelijke manier verkregen inzichten, dat Christus toen Hij het lichaam van Jezus van Nazareth had verlaten, geestelijk met zijn leerlingen verkeerde en hen verder onderrichtte. De kracht die de discipelen en apostelen ontvingen, zelfs wanneer Christus alleen nog in een geestlichaam aan hen verscheen, om hen te onderrichten, deze kracht ging na enige tijd verloren. Er is een moment in het leven van de leerlingen van Christus Jezus waarop zij tegen elkaar zeiden: We hebben Hem gezien, maar we zien Hem niet meer. Hij is vanuit de hemel tot ons afgedaald. Maar waar is Hij heengegaan?
Dit tijdstip, waarop de leerlingen geloofden de aanwezigheid van Christus weer verloren te hebben, is voor ons vastgehouden in het christelijke Hemelvaartsfeest. Daarmee wordt gewezen op het feit dat voor het bewustzijn van de leerlingen de Hoge Zonnegeest, die in de mens Jezus van Nazareth de aarde bewandelde, weer verdwenen was. Nadat de discipelen dit beleefden, beving hen een diep gevoel van droefenis, die zich met niets laat vergelijken dat op aarde aan verdriet bestaat. Wanneer in de oude mysteriën, waar de zonnecultus werd gevierd, het beeld van de zonnegod in de aarde werd gelegd om het pas na dagen weer tevoorschijn te halen, kwam er over de zielen iets als grote treurnis over de dood van de godheid. Maar dit rouwen laat zich niet vergelijken met de grote droefheid, die nu in de harten van de leerlingen van Christus kwam.
Alle echte grote kennis is geboren uit pijn en zorgen. Wanneer men met de middelen van kennis, die zijn beschreven door de antroposofische geesteswetenschap, de weg naar hogere werelden probeert te gaan, ook dan kan men slechts zijn doel bereiken, wanneer men door pijn heengaat. Zonder dat men lijdt, veel lijdt en daardoor vrij kan worden van bedroevende pijn, kan men de geestelijke wereld niet leren kennen.
De leerlingen van Christus hebben in de tijd, die ons door de tien dagen na de Hemelvaart is aangegeven, enorm geleden omdat voor hen de aanblik van Christus was verdwenen.

uit: Rudolf Steiner: Welten-Pfingsten, die Botschaft der Anthroposophie - een voordracht Kristiania (Oslo), 17 mei 1923 in: Menschenwesen, Menschenschicksal und Weltentwickelung (GA 226)

Friedrich Benesch, priester van de Christengemeenschap, zoekt de toegang tot de Hemelvaart aan de hand van het fenomeen van de vorming van wolken in de lucht. Hij duidt erop dat het wezen van Christus zich werkelijk in de atmosfeer van de aarde, om de aarde bevindt. Het kijken naar de wolkenformaties, zoals men volgens het leerplan gewend is te doen tijdens de periode meteorologie in de 6e klas van vrijescholen (groep 8), kan ook eens gedaan worden met het bewustzijn dat men kijkt naar de werkingssfeer van het Christuswezen. De leraar Religieuze Oriëntatie zou dat aspect eventueel ter sprake kunnen brengen. In de kleuren van de zonsopgang en/of zonsondergang kan men een openbaring (= in het zichtbare verschijnend) zien van het zielewezen van de kosmische Christus, die zich tot het einde der tijden met de aardesfeer verbonden heeft: 'En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld." (Mattheüs 28:20)
bron: Friederich Benesch: Natuurwaarneming als sleutel tot de Hemelvaart van Christus - Uitgeverij Christofoor, Zeist

Emil Bock beschrijft in een van zijn boeken de gang van de apostelen vanuit de beschutte binnenruimte van de avondmaalzaal, waar zij verbleven na de gebeurtenissen rond Pasen, naar de buitenwereld van wind, licht en wolken. Het Lucas-evangelie (24:50) vermeldt: ‘Hij nam hen (de leerlingen) mee de stad uit naar Bethanië. Daar hief Hij zijn handen op en zegende hen.’
Bethanië ligt op een berg –de Olijfberg- niet ver van Jeruzalem vanwaar je beneden je de stad kunt zien liggen. De veertigdagentijd na Pasen verbindt Bock met de veertig dagen na de Doop in de Jordaan, die Christus Jezus in de woestijn verbleef. Op dat moment had Christus zich met enorme kracht kunnen openbaren en de wereld als een magiër kunnen redden uit de klauwen van de tegenstandersmachten. Hij heeft dat echter niet gedaan en heeft in alle stilte de drie jaren op aarde volbracht. Na het Mysterie van Golgotha heeft Christus nogmaals in stilte en met zijn eerst nog delicate opstandingslichaam, -het nieuwe en geestelijke fysieke lichaam- zich alleen aan zijn naaste leerlingen en apostelen getoond. Na veertig dagen treedt Hij met hen naar buiten en gaat naar de berg. Men zou daarin ook de voorschouw van de drie apostelen tijdens de Verheerlijking op de Berg kunnen herkennen. Het stralende opstandingslichaam toont Hij in al zijn glorie waarna het wordt opgenomen in de atmosferische elementen van lucht en water -de wolken- om daarin verder werkzaam te blijven.
Het Christusoffer is echter niet ten bate van slechts een kleine groep leerlingen. Zijn liefdedaad heeft een werking die de hele mensheid ten goede komt. Hij wordt door de wolken in het aarde-ether-element opgenomen. Daardoor wordt Hij ‘Heer der Hemelkrachten op aarde’. Door Hem wordt de aarde tot hemel, schrijft Emil Bock. De grote offerende zelfverwandeling, die de Opgestane veertig dagen na Pasen volbracht, was een overgang van de bijzondere geestlichamelijkheid naar de alom tegenwoordige geestelijke lichamelijkheid.
De leerlingen konden hun meester niet volgen en bleven alleen en vertwijfeld achter. Ze dachten Hem nu totaal verloren te hebben. Maar dan volgt na tien dagen Pinksteren.
bron: Emil Bock: Cäsaren und Apostel, Urachhaus, Stuttgart


Vlaams Miniatuur (1450-1475)