maandag 9 februari 2009

Sexagesima (8e zondag voor Pasen)

Dominica in Sexagesima is de benaming voor de tweede zondag vóór Aswoensdag. De naam komt oorspronkelijk uit het Latijn - sexagesimus (zestigste). Dit verwijst naar het feit dat er ongeveer zestig dagen zijn tussen deze zondag en Pasen.

Vincent van Gogh


Lucas 8 : 4 – 15 De zaaier

De perikoop van deze zondag komt uit het Lucas-evangelie. Aan het begin van het achtste hoofdstuk lezen we de volgende inleiding:
Kort daarop begon Hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden Hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden. (Luc. 8:1-3)

Dan volgt de tekst van onze perikoop. Met het 4e vers geeft Lucas ons inzicht in de werkwijze van Jezus. Het beschrijft duidelijk dat Hij tot de verzamelde menigte anders spreekt dan tegen zijn intiemste leerlingen. Tegen het volk spreekt de Christus altijd in beelden, zoals men tegen kinderen dingen ook veel beter in verhaalvorm en in beelden kan uitduiden, beter dan met rechtstreekse en intellectuele verklaringen. Bij de Apostelen is het vermogen om de geheimen al denkend in zich op te nemen. Het denken heeft met de werking van het Ik te maken, dat bij hen blijkbaar al verder was. Zij waren dus blijkbaar verder ontwikkeld, dan de gemiddelde mens uit die tijd.
Na de gelijkenis neemt Jezus de intieme leerlingen apart en op hun verzoek verklaart Hij zijn gelijkenis. De tekst spreekt voor zich, maar we kunnen er misschien nog meer mee. Het zaad is het Woord Gods = de Logos. Het zaad zou ook op de Christus zelf kunnen duiden, of op de Christuskracht. Dan wordt de vraag aan het einde van deze perikoop: “Wie nemen de Christus in zich op, in een edel en goed hart, en bewaren het zodat het vrucht zal dragen?”

Wanneer we met het antroposofische mensbeeld in het achterhoofd nog eens naar de uitleg van de gelijkenis kijken, rijst de vraag of met de vier verschillende categorieën misschien ook een beeld gegeven zou kunnen zijn van de vierledige mens: fysiek lichaam, etherlichaam, astraallichaam en Ik. Naast de laatste groep wordt er drie maal een groep mensen aangeduid waarbij het Woord Gods niet wordt opgenomen.
-Op de weg wordt het zaad vertrapt. Het kan niet eens ontkiemen. Is dat het fysieke lichaam? De duivel neemt het woord weg.
-Op de rotsgrond verdort het zaad. Het krijgt geen vocht. Zou dat het etherlichaam zijn? Deze mensen nemen het Woord met vreugde op, zij geloven een tijd, maar vallen af.
-Distels verstikken het zaad. Het Woord wordt door zorgen, rijkdom en de genoegens van het leven verstikt. Dat is dan het gebied van het astraallichaam.
-Het Ik kan het Woord opnemen in het hart. Daar valt het zaad in goede aarde. Het kan levend worden in het zijn van de mensen, die hem woning geven in hun harten.

De tegenmachten die werkzaam zijn op het fysieke niveau worden Asura’s genoemd. Zij ontpooien hun negatieve werking diep in de menselijke organisatie, bijvoorbeeld als aanval op de zintuigontwikkeling van het kind. De negatieve invloed van de Asura’s neemt in onze eeuw steeds meer toe. De tegenstandersmachten die de levenskrachten van het etherische uitdrogen -waardoor o.a. het denken materialistisch wordt- zijn de ahrimanische wezens. De wezens die werkzaam zijn in het astraallichaam van de mens en daar zelfzucht en begeerte veroorzaken, hebben een luciferische oorsprong. Zij verleiden de mensen met rijkdom en begeerte naar genietingen, zodat zij verstikt raken en uiteindelijk geen vrucht dragen. De werking van de Christuskracht, die met het denkende bewustzijn van het Ik kan worden opgenomen is in staat om de mens van de werking van deze tegenkrachten te helen. Dan kiemt het zaad en draagt vrucht.
In een ander verband is er op gewezen dat enkel door overdag bewust een verbinding te zoeken met de Christus, Hij in de nacht de mens kan begeleiden en de mens kan helen van de negatieve invloeden van de tegenmachten. Naast wat de vrijeschool-pedagogie kan betekenen voor de opgroeiende mens wanneer de leerkrachten bewust zoeken samen te werken met de engelen, aartsengelen en archai, is de bewuste verbinding met het Christuswezen zoals die in de Handelingen wordt gelegd, van onmetelijke betekenis voor nu en voor de opgroeiende mensenkinderen van de toekomst.

Siegwart Knijpenga koos in zijn boek ‘Wie is mijn naaste?’ (uitgeverij Christofoor) een andere menskundige invalshoek, namelijk van de drie zielenkrachten denken, voelen, willen. In de beeldspraak van de Bijbel zou het beeld van de akker kunnen staan voor het gebied van de groeiprocessen, de innerlijke grond waarop een gezond zielenleven zich kan ontwikkelen. Dit gebied van de levensprocessen –het etherlichaam- ligt als het ware onder het zielenniveau. Op de weg wordt het zaad vertrapt: het combinerende analytische verstand dat begrippen verbindt als wegen, ligt ook min of meer geïsoleerd van de andere, diepere zielenvermogens. Het verdroogde stenige deel van de akker spreekt over het gemoed, dat te weinig medelevende wil heeft. Waar het zaad verstikt wordt, is een ziel waarin eenzijdige wilsdaden te weinig door lichtkrachten van het denken en warmte van het gemoedskrachten richting krijgt. Daar waar het zaad van het godswoord kan ontkiemen, wordt de grond zo bewerkt dat de bodem ontvankelijk is en licht en lucht er op kunnen inwerken.