maandag 26 oktober 2009

21e zondag na Trinitatis

Christus en de Hoofdman uit Kapernaum
Anonym (Breslau)



Johannes 4 : 46 – 54 Genezing van de zoon van een hoofdman*

De perikoop van deze zondag begint met de zin: 'Jezus kwam nu weer in Kana, in Galilea, waar Hij water in wijn had veranderd.' De naam van het stadje Kapernaüm, dat ligt aan het Meer van Galilea zijn we eerder tegengekomen. Het is de woonplaats van Jezus sinds Hij uit Nazareth was weggegaan.
Het evangelie vertelt dat Jezus vanuit Judea terug naar Galilea reisde via Samaria, waar hij het gesprek had met de Samaritaanse vrouw bij de waterput. Wanneer Hij weer in Kana is komt er een hoveling vanuit Kapernaüm naar Hem toe. Deze hoveling is waarschijnlijk geen Jood in de strikte zin van het woord, maar het is niet helemaal duidelijk of hij dezelfde is als de Hoofdman, waarvan elders beschreven wordt dat diens jongen (zoon of slaaf) stervende is (Lucas 7:1–10 en Mattheüs 8:5–13). In het Lukas-evangelie is Jezus al in Kapernaüm en gaat Hij naar de hoofdman toe. In de perikoop voor deze zondag is Hij in het plaatsje Kana en komt de hoofdman naar Hem toe. De genezing gebeurt op afstand. Wanneer de hoveling wel dezelfde is als de hoofdman uit Lukas, dan is hij een Romeins staatsburger. Zo niet dan is hij waarschijnlijk toch wel iemand van vreemde, niet Joodse afkomst, wonend in de handelsstad Kapernaüm. Emil Bock beschrijft deze figuur als Romeins centurion (honderdman) van het garnizoen dat de bij de stad gelegen burcht bezet hield. Bock noemt ook de lotsverbondenheid tussen deze hoofdman en Jaïrus, het hoofd van de synagoge in Kapernaüm, wiens dochtertje later uit de dode wordt opgewekt. In het Lukas-evangelie wordt verteld dat de Joodse leiders (van de synagoge) Jezus aanmoedigen om naar de hoofdman toe te gaan. De hoofdman had geholpen de synagoge van Kapernaüm te bouwen.
'Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst. Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’ (Lukas 5:4)

*) In de andere Bijbelvertaling staat “koninklijke hoveling”, of “hoveling” een vertaling zoals die ook voor ons perikopenboek door Julia van Andel is gebruikt. In het Latijn staat er “regulus” wat stamhoofd, prins, vorst of koning van een klein land betekent. De Griekse tekst gebruikt het woord 'basilikos' wat 'een man behorende aan (in dienst van) een koning, aan een minister enz.' betekent.
Een weer andere uitleg vond ik op de website van de Statenvertaling (www.statenvertaling:net): Grieks koninklijk; namelijk officier of heer, in dienst of uit het hof van den koning Herodes, welke sommigen menen, dat Chusa zou geweest zijn, de rentmeester van Herodes, wiens huisvrouw Johanna, benevens andere vrouwen, den Heere Christus dienden van hare goederen, (Luk. 8:3) hetwelk ook Joh. 4:53 schijnt te bevestigen.

Als niet-Jood toont de hoveling van begin af aan een groot geloof en vertrouwen. En na deze gebeurtenis vervult de kracht van het geloof zijn hele huis, dus al zijn familieleden en waarschijnlijk ook zijn personeel.
Zowel bij de zoon van de hoofdman als bij het dochtertje van Jaïrus en de jongeling uit Naïn, gaat het om jeugdige mensen van ongeveer 14 jaar. Zij zijn qua leeftijd op de overgang naar de volgende levensfase. Het is de leeftijd waarop het individuele astraallichaam geboren wordt. Blijkbaar stokt in alle gevallen er iets in de biografische ontwikkeling. Er moet een innerlijke oorzaak zijn, waardoor iets van een karmische verknoping optreedt. De volwassene in de omgeving van de jeugdigen –hier de vader de hoveling- is nog nodig en werkt nog als sturend Ik. Via het vertrouwen van de hoveling kan Jezus helend ingrijpen. De genezing van de zoon vindt dus indirect plaats, doordat de hartenkrachten van de hoveling door de Christus worden versterkt. De jonge ziel van zijn zoon kan nu opbloeien en zijn verdere lotsbestemming vinden.

In deze perikoop staat duidelijk vermeld dat dit het tweede teken was. Het eerste teken dat het Johannes-evangelie beschrijft is op de bruiloft in Kana. Na dit teken volgt onmiddellijk het 3e teken: de genezing op een Sabbat van de lamme zieke in Bethesda (Joh 5:1-18). Nog later de spijziging van de vijfduizend (Joh 6: 1-15), het 4e teken waarover gezegd kan worden dat daarbij zichtbaar wordt dat de Christuskracht tot in het etherische werkzaam begint te worden. Het 6e teken is de genezing van de blind geborene (Joh 9: 1-41) en vindt ook op de Sabbat plaats. Aan dit teken gaan lange gesprekken vooraf over het zondig zijn.
Dan volgt als 7e teken de opwekking van Lazarus (Joh 11). Het zijn zeven stappen in ontwikkeling.



De provincie Galilea wordt in deze perikoop nadrukkelijk genoemd. Kapernaüm is de stad aan het Meer van Galilea waar Jezus gaat wonen wanneer Hij uit Jeruzalem terugkomt, nadat hij heeft vernomen dat Johannes de Doper door Herodes gevangen is gezet. Kapernaüm ligt iets noordelijker dan Bethsaïda = het huis van de vissen (Beth = huis, Saïda = visvangst). In Nazareth, waar Hij eerst bij zijn familie leefde, verkeerde Hij nog in de bescherming van de kleine gemeenschap met familieleden. Kapernaüm was meer een wereldlijke handelsstad terwijl Nazareth een gesloten gemeenschap was van Esseeërs.

Kana (bruiloft, het eerste teken in het Johannes-evangelie) en Kapernaüm (tweede teken) liggen in Galilea dat groen en vruchtbaar is, in tegenstelling tot het woestijnachtige Judea waar Jeruzalem ligt en waar Jezus zo juist van terug is gekomen. In het Galilese landschap zijn meer etherkrachten werkzaam dan in het zuidelijke dorre Judea. Het zijn levenbrengende en genezende krachten, die in de natuur werkzaam zijn. Geen enkele geografische stap van de Christus is zonder betekenis. Deze geografische aanduidingen bij Zijn daden hebben altijd een diepere betekenis en staan in relatie tot wat Hij doet en waarheen of waarvandaan Hij reist. Daarover bericht o.a. Emil Bock uitgebreid . In het begin van zijn openbare werken maakt de Christus gebruik van de levenbrengende krachten in de natuur van Galilea. Later is zijn werkzaamheid zo sterk dat Hij in Judea zonder hulp van de aarde-ether kan genezen. De opwekking van de jongeling van Naïn en het dochtertje van Jaïrus vinden beide dus plaats in Galilea. We hadden al ontdekt dat Jaïrus ook in Kapernaüm woonde.

Geraadpleegde bron:
Emil Bock: Van Jordaan tot Golgotha, Uitgeverij Christofoor blz. 191 en verder

Ikoon: Johannes de Evanglist