zondag 22 september 2019

Michaels strenge afwijzing

Hans Memling: Aartsengel Michael  (ca 1479) 


‘Michaël komt, wanneer hij de mensheid tegemoet treedt, met een heel duidelijk afwijzend gebaar voor veel dingen waarmee de mens op aarde zich tegenwoordig bezighoudt. Bijvoorbeeld alles wat de mens aan kennis verwerft over het leven van mens, dier of plant, dat terugvoert op erfelijke eigenschappen, op wat in de fysieke natuur wordt overgeërfd. Daarvan kun je voelen, dat Michaël dat voortdurend afwijzend van zich afstoot. Hij wil daarmee laten zien dat zulke inzichten de mens helemaal niets opleveren voor zijn relatie tot de geestelijke wereld. Alleen dat wat de mens onafhankelijk van de erfelijkheid in mensheid, in het dieren- en plantenrijk ontdekt, alleen dát kan omhoog worden gebracht tot Michaël. En daarvoor ontvang je niet die veelzeggende afwijzende handbeweging, maar een goedkeurende blik die zegt: Dat is helemaal in harmonie met de leiding van de kosmos.’
uit: Rudolf Steiner: Die Weltgeschichte in anthroposophischer Beleuchtung (GA 233) Mysteriënstätten des Mittelalters Rosenkreuzertum und modernes Einweihungsprinzip
6e voordracht - Dornach, 13 januari 1924

======
Gregor Mendel - een Oostenrijkse monnik (1822-1884) - kruiste in het midden van de 19e eeuw verschillende variëteiten van de erwtenplant. Zijn onderzoek leidde tot inzichten in de wetmatigheden in de overerving, en zijn werk werd rond 1900 bekend. Maar Mendel wist nog niets van DNA en chromosomen. Misschien zou het ook opgaan voor andere soorten en ook voor de mens.
In 1869 werd het DNA ontdekt door de Zwitserse biochemicus Johann Friedrich Miescher. Het DNA is de stof waaruit chromosomen zijn opgebouwd, die in iedere cel van het lichaam zitten, met een soort ‘code’ waarin alle erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA.
Darwin was in dezelfde tijd gekomen met zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie.
Darwins evolutietheorie vormt tegenwoordig, samen met de erfelijkheidsleer van Mendel, de basis van alle biologische theorie.
Dan neemt Michaël als tijdgeest in 1879 de leiding over van de aartsengel Gabriël, we vernemen wat Rudolf Steiner begin 1924 over Michaël zegt: dat Michaël alles afwijst, wat met het onderzoek naar erfelijkheid te maken heeft. Het levert niks op in de verhouding tussen de mens en de geestelijke wereld.

We vinden het tegenwoordig zo normaal om te zeggen: ‘Dat zit in de genen’. De geaccepteerde wetenschap wil ons niets anders laten geloven. TV-programma’s als ‘DNA-onbekend’ en ‘Verborgen Verleden’ zijn behoorlijk populair bij de kijkers, maar ook wijzelf zijn kinderen van onze tijd; ons denken is beïnvloed - om niet te zeggen geïndoctrineerd - door de algemeen geldende opvattingen; kinderen moeten het op school leren: ‘Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die (mede) bepaalt hoe je er uit ziet, hoe je lichaam werkt of hoe je bent.’ De laatste tijd kun je via internet zelfs je eigen DNA laten onderzoeken, zodat je je erfelijkheidslijn geanalyseerd krijgt. Daar is blijkbaar goed geld mee te verdienen en het vindt aftrek.

Nu moeten we ons als moderne een-en-twintigste-eeuwers natuurlijk niet buiten de werkelijkheid van onze tijd plaatsen. De wetenschap heeft ons veel goeds en bewonderenswaardigs gebracht.
Rudolf Steiner vertelt de eerste leraren ook dat de mens zijn lichamelijke organisatie – fysiek, ether- en astraallichaam – met de wereld om ons heen gemeen heeft; met de mineralen, de planten en de dieren. Maar de mens heeft ook ziel en geest, de ziel met drie kwaliteiten: gewaarwordingsziel, verstand/gemoedsziel en bewustzijnsziel. De geestelijke wezensdelen van de mens worden vooralsnog behoed in de schoot der hiërarchieën. Sinds het punt in de wereldontwikkeling dat wordt aangeduid met de term ‘de zondeval’, speelt de erfelijkheid toch zeker een rol. Vanaf dat moment verdichtte de aarde zich steeds verder zodat uiteindelijk de planten, dieren en mineralen verschenen, terwijl tegelijkertijd met de veranderende omstandigheden het mensenwezen steeds verder verdichtte. Voor het lichamelijke aspect van ons bestaan, staan we als mens wel degelijk in de stroom van de erfelijkheid.
Het fysiek, ether- en astraallichaam zijn zelfs aan de mens geschonken door de engelen, aartsengelen en Archai vanuit de tijd dat zij een mensheids-ontwikkeling doormaakten. Die wezensdelen zijn dus niet ons eigen werk, maar dienen nu als ‘schaal’ voor het mensen-Ik. Daar zit het stuk erfelijkheid.
Eenmaal ingedaald in de ‘schaal’ van de lichamelijkheid begint de aardse opgave van de mens: als 10e hiërarchie in vrijheid de kosmos verder te brengen en om te vormen tot een gemeenschap van liefde.
Daarvoor is nodig dat de mens opnieuw de geestelijke werkelijkheid achter de zintuiglijke wereld – dieren, planten en mineralen – moet leren herkennen als gelijk aan het geestelijke in hemzelf. De aandacht moet zich daarvoor verleggen naar de ziel en de geest, die zelfs herkennen achter de realiteit van de stroom van de erfelijkheid.
Steiner droeg nog meer zaken aan die Michaël met een afwerend gebaar van zich afstoot: nationalistische gevoelens, zaken die geregeld – of beter ontregeld - worden op basis van nationaliteit, dat gaat allemaal in tegen het Michaël-principe. Je kunt vermoeden dat Steiner destijds duidde op de jaren van het Nationaal-Socialisme die nog zouden volgen. Maar wat zien we in onze tijd? ‘America first’ of ‘Eigen volk eerst’ zoals je op dit moment in ook Europese landen de kop op steekt, het druist allemaal in tegen wat Michaël wenst te zien. En verder?

Het is bijvoorbeeld al zo goed als vergeten dat iemand als Jozef Mengele op een lugubere manier onderzoek deed naar erfelijkheid o.a. op tweelingen, waarbij hij medische experimenten uitvoerde, vaak met dodelijke afloop, en daarbij ook gevangenen selecteerde voor de gaskamers. De ideeën die aan dit soort onderzoek ten grondslag lagen kwamen voort uit het tot in extremo doorgedacht materialisme.
De resultaten van zijn onderzoekingen zijn echter niet verloren gegaan. Ze worden binnen de medisch-wetenschappelijke wereld weliswaar afgekeurd en als misdadig beschouwd en men acht de resultaten van zijn experimenten wetenschappelijk gezien onbruikbaar, maar dan vooral omdat de achterliggende gedachte, dat het ene ras superieur is aan het andere, terecht als ongefundeerd wordt geacht. De geschiedenis heeft op schaamteloze wijze aangetoond, waartoe die eenzijdige opvatting – dat de mens bepaald wordt door zijn overgeërfde eigenschappen –, toe leidt.
Maar na die tijd zijn toch nog tweelingen en drielingen vlak na de geboorte uit elkaar gehaald en als experiment moedwillig bij families van verschillende sociale klassen ondergebracht, om te onderzoeken wat sterker was: ‘nature’ of ‘nurture’ (aanleg-opvoeding) - de natuur of de invloed van de sociale omgeving. Gelukkig wordt binnen de wetenschap ook over deze praktijken nu met afschuw gesproken. Maar tegelijkertijd loopt aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam nog steeds een onderzoek naar de ontwikkeling tweelingen. De twee broers die ik ken, worden al meer dan zestig jaar in dit onderzoek gevolgd. Wanneer zij met z’n tweeën weer in Rotterdam worden uitgenodigd, noemen zij dat zelf met wat galgenhumor ’weer een dagje ‘Josef Mengelen’.

De stroom van het lichamelijk voortbestaan is de wereld van de Vadergod, waaruit alle substantie en ook de mens is voortgekomen. En daarin stamt elk mens af van de eerste: Adam. Vanaf het mysterie van Golgotha werkt er in de mensheid en in de hele schepping een nieuwe impuls. Sindsdien is het bloed niet alleen drager van de bloedverwantschap, maar is drager geworden van onze geest – zoals het lichaam drager is van onze ziel – en draagt de mens bij aan de transformatie van de aardesubstantie.

Met elk menselijk stoffelijk overschot worden aan de aarde nieuwe levengevende krachten binnengevoerd. Dat is de transsubstantiatie. Tot in de verre, verre toekomst is het de taak van de mensheid om deze aarde mede om te vormen tot een nieuwe planetaire bestaansvorm.
Het Christus-wezen, dat Zijn eigen lichamelijkheid tot en met de chemische processen binnen de botstructuur kon doordringen en het mensenwezen daarmee aan de dood der materie kon ontrukken, is de mensheid daarin voorgegaan.
In dit licht kunnen we het afwijzende gebaar van Michaël begrijpen. Het gaat niet meer om de Oude Adam via de erfelijkheid, maar ieder individueel mens kan een verbinding zoeken met de Nieuwe Adam, het Christuswezen waarop de apostel Paulus duidde. 
Het kan een oproep zijn om over na te denken.

Eerder verschenen in Nieuwsbrief No. 15 (september 2019)
van de Landelijke Ledengroep Christologie en Antroposofie