dinsdag 4 augustus 2020

Rudolf Steiner: 'We zouden elke dag het Onze Vader moeten bidden.'


Rudolf Steiner voordracht:  'Het Onze Vader' 
Keulen, 6 maart 1907 (GA 97)

Giovanni di Paolo (1430-35) 
Pinacoteca, Vaticaan

Wanneer men het heeft over een gebed in christelijke zin, dan moet men allereerst duidelijk maken dat de vorm van gebed nauwelijks iets anders is dan het verzinken in of een overgave aan het goddelijke. In de grote godsdiensten die dit proberen te bereiken door mentale overgave, noemt men het ‘meditatie’; en in die religies waarin de overgave meer vanuit het hart komt dan vanuit het hoofd, meer vanuit de persoonlijkheid, wordt dit verzinken in het goddelijke ‘gebed’ genoemd. 


In de christelijke religie heeft deze toewijding een persoonlijk karakter; in de oude religies was het veel onbewuster, onpersoonlijker. De mens heeft duizenden jaren geleden al geweten dat er iets eeuwigs, iets goddelijks is, zoals bijvoorbeeld een slaaf die zei: ‘Één van de vele levens.’ - Levenshoop, moed, kracht en zekerheid leefden daarom in die tijd in de mensen. Het was een soort kijken vanuit het tijdelijke naar het eeuwige. Maar er moest voor de mensheid een tijdperk komen waarin de mens persoonlijk opkijkt naar zijn god. Het exoterische christendom zegt:  Er hangt veel af van de persoonlijkheid die van geboorte tot dood gaat. Daarom nam de meditatie dus ook het persoonlijke karakter van het gebed aan. Maar we mogen niet vergeten dat er binnen het christendom een oer-gebed bestaat: 'Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan. Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’ (Matteüs 26:39).


Als je die stemming oproept, dan heb je een christelijk gebed. Het gebed dat vraagt ten bate van de persoonlijkheid, voor eigen zaken, dat is geen christelijk gebed. Twee legers staan bijvoorbeeld klaar voor de strijd, beide bidden om de overwinning. - Twee boeren, de ene vraagt ​​om regen, de andere vraagt ​​om zonneschijn. Wat moet god dan doen? Een werkelijk christelijk gebed heeft niets van doen met dat soort persoonlijke wensen en verlangens. Het persoonlijke gebed, het ware gebed, kan er ook zijn met een persoonlijk verzoek, maar het belangrijkste principe moet zijn: Niet mijn wil, maar uw wil geschiede! 


Dit geeft de stemming aan die het gebed zou moeten hebben, gebaseerd op het oorspronkelijke christelijke gebed van Christus Jezus, de Heer. Er zijn veel christelijke gebeden, maar het Onze Vader is het christelijke oer-gebed, waarvan kan worden gezegd dat er bijna niets ter wereld bestaat dat zo veel en zo belangrijks bevat als dit Onze Vader. En dan herinneren we ons hoe Christus Jezus dit gebed gebruikte. 'Als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is’, zegt Hij. (Mattheüs 6:6)


Overal, in alle godsdiensten vind je meditatieformules, magische formuleringen. Deze magische formuleringen hebben zelfs dezelfde meditatieve betekenis als de meditaties. De mens wilde zichzelf meditatief aan zijn god overgeven. Hij wilde zich ook door magische oefeningen aan zijn god onderwerpen. Maar de Christus Jezus waarschuwt: 'Je moet niet bidden om wat er op straat gebeurt. Je moet diep, diep in je innerlijk gaan als je bidt.' In de mens leeft er iets van het goddelijke wezen, een druppel van het goddelijke wezen leeft in de mens dat dezelfde substantie heeft als de godheid. - Zowel de hele oceaan als een druppel water zijn gemaakt van dezelfde stof. 


Laten we nu eens kijken naar het universum en de mens, zoals dat gebruikelijk was in de eerste esoterische scholen. We willen teruggaan naar de tijdstip dat de mensenlichamen die zich voorbereidden - als het ware wachtten - op de goddelijke kiem van de menselijke ziel die van de godheid afstamt. In die tijd bestond de wereldbevolking uit planten en andere dierlijke mensenlichamen. De mens zoals hij nu is, was er niet. De zielen waren geleidelijk hun tegenwoordige lichamelijkheid aan het voorbereiden. Over de aarde lag een geestelijke vloeistof. Stel je nu voor dat iemand honderd kleine sponzen nam en een druppel van deze vloeistof in elk van deze sponzen zou verzamelen. Nu heb je een druppel van het goddelijke in iedereen. De zielen waren voorheen in de zee van de Godheid, daarna werden ze als druppels belichaamd. In die tijd waren de zielen bij de eerste belichaming nog erg onvolmaakt, maar in de kiem bezaten ze al het hogere mensenwezen: Atma, Buddhi, Manas voor de ontwikkeling gedurende het leven op aarde. De dierlijke mens heeft de vier onderste hulsels al, maar eerst transformeert hij ze met de ziel en ontvangt dan Atma, Buddhi, Manas.*)


Nu willen we deze ontwikkeling esoterisch bekijken vanuit twee gezichtspunten: ten eerste wordt de mens steeds goddelijker in Atma, Buddhi, Manas; ten tweede zit de druppel godheid erin.

We willen eerst vanuit het goddelijke aspect de hogere mens beschouwen. Er werd in christelijke leerscholen gezegd: Kijk eerst naar de bovenste deel van het goddelijke wezen, waarnaar de mens aan het einde van zijn ontwikkeling zal zijn opgestegen. Atma, de wil, een wilsmatige natuur heeft dit bovenste wezensdeel. Als de mens volkomen zal zijn geworden, dan zal de wil zijn grootste kracht zijn. Zijn wil moet dan naar buiten stromen. Er zal dan in de mens geen wilsbesluit meer zijn dat niet onmiddellijk een daad wordt. Ons Atma heeft een wilskrachtige natuur.  De godheid heeft met het Atma bij ons eerst hun wil laten binnenstromen. De goddelijke wil leeft in ons en in alle dingen. 


Ten tweede hebben we de Buddhi in de mens. Terwijl de godheid naar de mensen stroomt, gaat ze van Atma naar Buddhi. Hoe werkt de goddelijke wil? We kunnen de goddelijke wil alleen met het idee van het offer vergelijken. Stel je voor dat wanneer je in een spiegel kijkt, dat je dan je gestalte ziet. Deze gestalte lijkt op jou. Stel je nu voor dat je over een scheppende wil beschikt en zou je alles wat je hebt, je hele leven, je hele wezen aan het beeld op offeren. Je zou daarmee in dit beeld leven. Zo kun je het opofferde scheppen van de goddelijke wil begrijpen. De goddelijke wil wordt niet alleen weerspiegeld in de dingen, in beelden, maar ze offert alles erin op. En dus heb je de geofferde goddelijke wil in de hele wereldruimte. Zo ziet de christen in alles in de wereld een weerspiegeling van de godheid, van de goddelijke wil. Je hebt de geofferde godheid in de wereldruimte en dit beeld van de godheid werd in het esoterische christendom beschreven als het ‘Koninkrijk”. Miljoenen malen weerspiegelde goddelijke wil, dat ervoer men als het ‘Koninkrijk’ of ‘Rijk’. Dat wat als Atma schept, wat in ons leeft als Buddhi, wat in de buitenwereld schept, werd ‘het Rijk’ genoemd. 


Kijk u nu omhoog naar wat er in het spiegelbeeld leeft van de godheid in de kosmos. Het individuele wezen kan dit onderscheiden door de Naam’. Dit is in ons Manas, het geestelijke zelf, dat is onze Naam. Manas is de naam in ons en in alle dingen daarbuiten. Dus voor de mens was de Naam van alles geheiligd. En ze zeiden tegen de leerlingen: Het moet je duidelijk zijn, dat zelfs wanneer je een stuk brood eet, dat ook iets is waarin de Godheid aanwezig is. Daarom zou het heilig voor je moeten zijn.

Voor zover onze Naam in God is, is het Manas, de Naam. Onze Buddhi is het Rijk. In ons Atma leeft de goddelijke Wil. Deze drie zijn goddelijke wezenleden van de mens. De mens heeft deze goddelijke wezenleden en in de buitenwereld worden ze als Naam, Rijk en Wil aangeduid.


Stel je nu voor dat Christus zijn discipelen wilde onderwijzen door tegen hen te zeggen: De godheid werd de Vader genoemd en het goddelijke de Hemel. Eenwording met het goddelijke was alleen mogelijk, doordat dit goddelijke zich overgaf aan de drie hogere wezensleden van de mens. Wat moet de christen te zeggen als hij dit wil uitdrukken?


Onze Vader, die in de hemelen zijt,

Uw Naam worde geheiligd,

Uw rijk kome tot ons,

Uw wil geschiede, gelijk in de hemelen, alzo ook op de aarde.


En zo krijgt u in de eerste drie beden van het Onze Vader de drie hogere wezensdelen van de mens op de meest duidelijke manier uitgedrukt. Deze eerste beden van het Onze Vader zijn uit het hogere geestelijke wezen van de mens gevormd.


Nu bekijken we esoterisch naar de vier onderste wezensdelen van de mens: het fysieke lichaam, het etherische lichaam, het astrale lichaam en het ik.

Het fysieke lichaam is datgene wat de mens gemeen heeft met alle mineralen en waarin de fysieke stoffen en krachten elke dag in- en uitgaan. Wanneer de mens zijn fysieke lichaam wil opbouwen, moet hij erom smeken dat de fysieke substanties die er in de fysieke wereld zijn, aan hem worden gegeven. 

Geef ons heden ons dagelijks brood.


We hebben het etherlichaam samen met alle mensen om ons heen. Een astraallichaam hebben dan weer meer persoonlijk. In het etherlichaam hebben we iets gemeenschappelijks binnen de familie, in ieder volk. Je behoort meer tot een soort, een geslacht, omdat je een etherlichaam hebt. Je bent meer een individualiteit doordat je een astraal lichaam hebt. Je verstoort de etherlichamen in jouw omgeving wanneer je er niet mee in harmonie bent. Dit werd ‘schuld’ genoemd, dat wat men anderen via het etherlichaam aandoet. Daardoor wordt men ook zelf geschaad. Schuld is dus gerelateerd aan het etherlichaam of levenslichaam. Je bent je naaste iets verschuldigd door zijn etherlichaam of levenslichaam te verwonden of te beschadigen. Hoed je daarvoor, want alleen dan kunnen je jouw eigen schulden vergeven worden.

Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.


Waardoor gedijt het astrale lichaam? Verleiding of verzoeking is: de individualiteit van het rechte pad afhouden. Het astraallichaam is onderhevig aan verleidingen. Alles waaraan de individualiteit zich bezondigt is verleiding of verzoeking. 

En leid ons niet in verzoeking.


Het Ik is de bron van de zelfstandigheid in de mens, maar tegelijkertijd ook de bron van egoïsme, van de zelfzucht. In die zin is het ik ook het kwaad, het symbool daarvoor. ‘Sed libera nos a malo.’ Het woord ‘malum’ betekent zowel ‘appel’ als ‘slecht’. De zondeval is het kwaad, het falen, het gevallen zijn uit egoïsme.

Maar verlos ons van het boze.


Wil de christen bidden om een gedijen van zijn vier onderste wezensleden, dan bidt hij voor deze wezensdelen de woorden:

Geef ons heden ons dagelijks brood.

Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.

En leid ons niet in verzoeking.

Maar verlos ons van het boze.


Dat zijn de vier andere beden van het Onze Vader. Zo moest de christen binnen de esoterische scholen bidden, deze vier formuleringen zijn voor de vier lagere wezensleden van de mens. Kijk je naar de laatste vier beden van het Onze Vader voor de lagere natuur van de mens, dan heb je de vier beden voor de onderste wezensleden, zoals de eerste drie beden voor de drie hogere ledematen van de mens zijn. Dus in de zeven beden van het Onze Vader heb je de leer van het zevenledige wezen van de mens, zoals dat geleerd wordt door de geesteswetenschap.


Bij alle grote godsdiensten bestaat geen gebed, geen formulering dat niet uit hele diepe wereldwijsheid is genomen. En alleen omdat ze daaruit zijn voortgekomen, hebben deze gebeden een diepgaande werking. De grote godsdiensten danken hun duizendjarige werkzaamheid aan de oer-wereldwijsheid.


'De Vader' drukt het oerwezen van de wereld tot uit. Je kunt het niet mooier omschrijven dan zoals het wordt geschilderd in het Onze Vader. Vandaar de werkzaamheid van het Onze Vader. Dat is recht tot het hart sprekende, dat is krachtige van dit gebed. Je kunt niet zeggen dat gewone mensen niets van deze wijsheid weten. De gewone mens beleeft daaraan hetzelfde. Het is net zo, als wanneer hij verrukt is van bloemen maar ook geen idee heeft van de wijsheid waarmee die bloemen zijn geschapen. Zo kan dus ook zijn ziel, zonder de wijsheid ervan te begrijpen, verrukt zijn van het Onze Vader. Als men deze wijsheid die in het gebed leeft niet begrijpt, kan het toch kracht hebben voor mensen. Degene die de mensen dit gebed heeft gegeven, heeft dit uit de diepste wijsheid geput; daarom de kracht van dit grote wereldgebed. Dat is het geheim van deze gebeden, dat ze door ingewijden en religieuze stichters uit de oerwijsheid zijn gehaald.


Nu is het tijd aangebroken, dat mensen weten wat met deze gebeden is bedoeld. We zouden elke dag het Onze Vader moeten bidden. Je hoeft over de natuur van de mens niets anders te weten, dan wat er in het Onze Vader gezegd wordt. Want daarmee zou de mens krijgen wat de antroposofische wijsheid te vertellen heeft over het wezen van de mens.

De esoterie van de door de apostel Paulus gestichte school was diep. Daarbuiten werd het christendom exoterisch vertegenwoordigd. Paulus gaf Dionysius de Areopagiet opdracht deze wijsheid esoterisch te verzorgen. Dus stelde men zich het rijk van de geest voor in de Machten, Krachten en Heerschappijen en men zei: Als we leven zoals het Onze Vader het verlangt, dan leven we ons een weg omhoog door de Machten, Krachten, Heerschappijen tot aan de Cherubijnen, Serafijnen, tot aan de godheid zelf in het Onze Vader. Daar heb je deze drie stappen: ‘Want van u is het Rijk en de Kracht en de Heerlijkheid’, want deze drie stappen zijn in het rijk van de geest.


Het is moeilijk om over het ‘Amen’ iets te zeggen. Ik kan alleen maar zeggen dat het een oude formule is, een enigszins verminkte uitdrukking.


We hebben dus gezien, hoe het Onze Vader zijn krachtige werking in de ziel van de mens heeft en de leer van de zevenledige mens representeert. Het is daarom het werkzaamste gebed. Door dit ritme dat in de ziel werd aangeslagen, werden diegene bewust die esoterisch wisten: De christen had door het Onze Vader te bidden, de menselijke antroposofie gebeden en in het gebed beleefd. - Deze antroposofie is niets nieuws, maar is dat wat in alle harten is, dat in de geest wordt begrepen, zodat het licht van kennis zich over het gebied van het goddelijke kan verspreiden. Als dit in de harten en zielen gebeurt, vindt de mens zijn weg naar de hoogste hoogten van de geest waarnaar hij zich kan ontwikkelen.


*) Atma, Buddi, Manas

Steiner gebruikte in zijn voordrachten voor de Theosofische Vereniging nog de oude theosofische termen voor de wezensdelen van de mens. De namen Manas, Buddhi en Atma van de hogere en geestelijke wezensdelen verving hij later door de moderne termen Geestzelf, Levensgeest en Geestmens.


Bron tekst:

Rudolf Steiner voordracht over Het Onze Vader

Keulen, 6 maart 1907 (GA 97)