dinsdag 21 september 2021

Michaël voor Golgotha (een Russische legende)


Michaël, de Drakendoder

J.D. Habegger, Argentinië



Michaël voor Golgotha
(een Russische legende)

Aan het kruis genageld in het veld op Golgotha,

de armen uitgespreid en de handen pijnlijk bloedend,

hing aan het kruis in het midden van de aarde Christus,

het werk van Zijn goddelijke handen verheffend:

deze wereld van vier dimensies

- in de lengte, de breedte, de hoogte, de diepte.

De engelen stegen op naar en daalden af uit de hemel

en verzamelden zich tot één gemeente.

De hemelse machten bogen zich voor Zijn vrijwillig lijden.


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer


De hemelse heerscharen - alle negen hiërarchieën

Engelen, Aartsengelen, Oerkrachten,

Machten, Krachten, Heerschappijen,

Tronen, Cherubijnen, Serafijnen,

stonden allen voor Hem,

voor de troon der heerlijkheid

geleidelijk opstijgend en afdalend.

En de doden stonden op uit hun graven,

verlieten hun dodenbed en naderden het kruis, 

en bogen diep voor Zijn heilzaam lijden.


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer


De twee gekruisigde misdadigers:

- Saphet en Themach - 

stierven de smartelijke dood aan het kruis

in doffe, doodse loomheid.

Hun gedachten stierven

hun versplinterde schuldige verstand vervaagde - 

duisternis maakte hun ogen blind

de zintuigelijke en de geestelijke

hun harten vergingen smekend:

Genadige Heer God,

Heb medelijden met de gevallenen!


Haar armen als in een kruis uitgespreid naar haar Zoon,

die zelf ook zijn armen aan het kruis had uitgespreid

zinkt onder het kruis neder

onze meesteres,

de heilige moeder Gods.

Het zwaard van smart doorboort haar hart,

met tranen werd haar hart gedoopt

en geheel verscheurd,

De tranen die werden vergoten

zijn opgedroogd.


Hemelse Koning, mijn Zoon!


Drie sterren, als drie goddelijke kaarsen

lichten op uit de duisternis van de maagdelijke moeder, 

die het onbegrijpelijke, wonderbaarlijke baarde,

het onnaspeurlijke licht 

en redding van de wereld.


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer


Twaalf poorten openen zich waar de zon opkomt -

twaalf anderen in het westen -

twaalf boven de zee -

en van alle paden 

van lagere en hogere woningen van de hemel,

verzamelen zich de hemelse machten

bij het kruis.


Twee engelen brachten een oude man

Hem ondersteunend onder de armen

Het was de eerbiedwaardige broze Adam,

de eerst geschapene

en zij plaatsten hem

voor het aangezicht van de Heer.


Met gebogen hoofd 

hing Christus aan het kruis

zodat alle volkeren

Hem konden aanbidden

voor de verlichting en vergeving 

van de zonden van degenen,

die door geloof 

naar de hemel kunnen opvaren.


Hij werd gedrenkt met bittere gal

Hij de Ene van het oerbegin, 

de Enige die zonder begin en einde is.


Er klonk een stem van het kruis:


Voor jou en voor je kinderen

ben ik naar de aarde gekomen

ben ik uit de hemel afgedaald

naar het kruis,

ben ik aan het kruis geslagen.

Heden vervul ik het verbond

vergeef jezelf je schuld!

En Adam zuchtte:

Alzo was Uw wil,

alzo was het Uw wil,

Heer mijn God.


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer


De engelen, de hemelse heerscharen verheugden zich,

voor Adam Christus lovend,

die de zonde van de eerstgeborene nu inloste

Voorbij zijn de donkere nachten

De pijn is weg genomen!

En zij stegen vanaf het kruis omhoog

in angst en vreugde

naar de hemel der hemelen,

Christus prijzend voor Zijn hemelse Vader!


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer


De hemelse heerscharen - alle negen hiërarchieën

Tronen, Cherubijnen, Serafijnen,

Machten, Krachten, Heerschappijen,

Engelen, Aartsengelen, Oerkrachten

stegen op tot de troon van God

het goddelijke lijden lovend en prijzend.


En een der engelen in de heilige kring,

heerlijk van aangezicht, 

stond voor het kruis, onbeweeglijk.

Hij alleen keek zwijgend naar Christus.


Hoe kan het!

Gods Zoon, de geliefde zoon, de broeder,

Christus de Koning der Hemelen,

de schepper van hemel en aarde

is verkocht voor dertig zilverlingen,

en hangt nu aan het kruis!

Hij lijdt, Zijn bloed stroomt 

van Zijn hoofd tot aan Zijn voeten.

Niemand komt Hem te hulp, 

verlaten is Hij,

Nergens is bescherming,

onschuldig hangt Hij aan het kruis!


Niemand zag deze engel - alleen Christus

En alleen naar Christus

keek deze engel.

Hij kon dit niet zomaar laten gebeuren.

zijn vingers waren vast,

in elkaar samengebald,

en de rook - zoals de blauwe kringen uit het wierookvat

kronkelde omhoog tussen scherpe gewrichten.

Wit glansde zijn speer in zijn hand.

Boven de rokende schacht

ruisten, blauw als onweersbuien,

de stormachtige vleugels van woede

als van een arend.

Roerloos, zwijgend, kon hij niet,

wilde hij niet Christus aan het kruis zien.

Alle hemelse machten

keken elkaar verbaasd aan en baden de engel

om tot de troon der heerlijkheid op te stijgen

en daar voor de hemelse Vader de Zoon te prijzen.

Het hart bonsde,

een gedachte vlamde op in het brandende hart:

Hij alleen kan en wil en moet

opstaan om te beschermen.

Hij kan steden en dorpen tuchtigen,

de velden, de heuvels en wouden.

Hij zal de hele wereld vernietigen,

de kroon van de zon uitdoven

als boetedoening voor kruis en kwelling.


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer


Alleen, onbeweeglijk,

standvastig en zwijgend

stond de felle wreker,

de hoogste engel,

de overwinnaar van vijanden

vlammende voor het kruis:

aartsengel Michaël.

In een sneeuwwitte kokende draaikolk

rezen de hemelse heerscharen op, lovend

- van het kruis - over de sterrencirkel - tot aan de troon.

En Christus gebood de engel

om naar de hemel omhoog te stijgen

en het kruis te verlaten.


Volg op het gebod!


Maar trouw aan het kruis

stond de engel ervoor,

weggaan kon hij niet:

Heer, U ziet,

ik kan uw kruisiging niet verdragen.

Maar God beval hem 

van het kruis terug te treden.


Volg op het gebod!


Maar de engel verroerde zich niet.

Standvastig, onbuigzaam

stond hij trouw voor het kruis:

Heer, hoe moet ik gaan?


En ten derde male 

klonk een stem vanaf het kruis met afwijzen

en beval de engel terug te treden van het kruis

en naar de hemel op te stijgen.


Volg op het gebod!


En schaduwen - naar de Geest luisterend - 

trokken over het bleke gelaat,

bevend deed de engel een stap van het kruis vandaan.

Daar stond hij plotseling en draaide zich om,

donkere schaduwen trokken over het witte voorhoofd,

De stormachtige vleugels sloegen als die van een adelaar,

de ogen waren blauw 

en diep als de afgrond in het bos.

Dit lijden te moeten aanzien,

en over de macht beschikken

om het af te wenden,

maar dat niet mogen!


Heer, verlang het niet van mij!

Gij ziet mijn brandende hart

Gij kent mijn liefde,

zij heeft geen grenzen,

ze kent geen gebod.

Waartoe heb ik de macht 

wanneer Gij mij verbiedt

aan Uw kwellingen een einde te maken?

Uw wil en uw woord kan ik niet weerstreven

maar mijn liefde kan ik niet opgeven.


En het vuur van zijn liefde was zo groot,

het lijden zo enorm bitter,

de pijn zo onmetelijk.

Alle aderen van het hart gloeiden.

De engel kon zich niet overgeven,

Hij kon Gods gebod niet opvolgen.

Hij ontspande zijn vingers

Stil ontsnapte een vlam aan zijn hand.

blauw, levendig gloeiend,

het vuur zinderend en brandend,

grauw was de duisternis,

de zeven hemelse kringen trokken samen

en de aarde beefde.


In het gebrul van de in vieren gespleten

en verschrikkelijke bazuinen van de wee

stegen de vier winden op

uit de vier richtingen van de koperen hemel.

Zij ruisten van oost naar west,

van noord naar zuid.

Wie wees hen de weg?

Waar wilden zij heen?

Zij konden zichzelf niet tegenhouden.

Ze hadden geen rust.

In waanzin sloegen ze in de zee,

zodat die opsteeg

en de hele aarde dreigde te verdrinken.

De peilers van de hel sidderden.


Maar in de donder, het gehuil en het kreunen

werd het lijden nog scherper,

de woede vond geen uitweg.

En de engel zond zijn speer in de aarde-duisternis

waar angst verborgen,

waar laster, vervolging was,

waar het verlies treurde.

Het weerloos gekwelde hart 

bonsde, onbewust

het nutteloze medelijden faalde,

de beschermende zorg verrotte.

Als een bliksem die de duisternis doorbrak,

trof de speer de tempel,

sneed door de koepel,

vernielde het voorplein

en van boven naar beneden brak de muur,

de engel scheurde

de voorhang in de tempel in tweeën

als een getuigenis van de Mensenzoon 

voor het lijden en het kruis,

opdat zij zouden zien en erkennen.


En op datzelfde moment stierf Christus

de Vadergod prijzend.


De eengeboren Zoon gaf de geest

de grote licht-engel,

het Logos-woord van God

door Zijn dood overwinnend de dood.


Geprezen zij Uw lankmoedigheid, Heer

geloofd zij Uw smart,

geloofd zij Uw kracht,

Heer en God!


bron: Aus Michaels Wirken
legenden verzameld door Nora von Baditz
uitgegeven bij: J. CH. Mellinger Verlag, Stuttgart (1959 / 1977)

woensdag 31 maart 2021

Judas Iskariot


GIOTTO di Bondone:
Het verraad van Judas (detail)

Uit een oud-christelijke legende waarvan de originele versie te vinden is in de Legenda Aurea:

In Jeruzalem leefde een Joodse man genaamd Ruben met zijn vrouw Ciborea. En toen zijn vrouw zwanger zag ze in een voorspellende een droom, dat het kind dat ze in haar schoot droeg het grootste onheil zou veroorzaken dat ooit door een mens zou worden aangericht. Om die ramp te voorkomen, legden de ouders het kind na zijn geboorte in een mandje vertrouwden het toe aan de golven van de zee, zoals een de moeder van Mozes met haar kind had gedaan. De zee droeg het mandje ten slotte naar de kust van een eiland dat Skarioth heette.

De koningin van dit eiland vond het kistje op het strand. Tot haar verdriet was zij tot dan toe kinderloos gebleven. Zij nam het jongetje aan en beschouwde het als haar eigen kind en voedde het op.

Na enige tijd echter baarde de koningin toch zelf een kind, een jongetje, en zij gaf hem al haar liefde. Maar bij de Judas-knaap, de aangenomen jongen, groeide een vurige haat tegen zijn stiefbroeder. Steeds opnieuw werd deze door Judas mishandeld omdat hij hem de schuld gaf van de vervreemding van zijn moeder. Tenslotte zag de koningin geen andere uitweg dan om de oudere knaap te onthullen dat hij een vondeling was. Judas meende zich te moeten wreken en doodde zijn stiefbroeder. Hij vluchtte daarop de wijde wereld in. Na vele omzwervingen belandde hij in Jeruzalem, waar hij in het paleis van de Romeinse stadhouder Pilatus met het ambt van hofmeester werd bekleed.

Op een dag stond Pilatus op de binnenplaats van zijn paleis en keek begerig naar de tuin van zijn buurman, waar heerlijke appels aan de bomen prijkten. Judas, de trouwe dienaar, haastte zich om zijn heer te bezorgen waarnaar hij verlangde. Hij betrad de naburige tuin, maar raakte algauw slaags met de bezitter die hem van zijn voornemen wilde afhouden. Weer werd Judas zo driftig, dat hij de buurman doodsloeg.

Wat hij niet wist was, dat hij zijn eigen vader had gedood. Als beloning voor zijn trouw schonk Pilatus hem het huis van de buurman en gaf hem diens vrouw tot echtgenote: Ciborea, Judas’ eigen moeder.

Als Ciborea op een dag haar hart lucht en vertelt over het jongetje dat zij aan aan de golven van de zee had toevertrouwd, kijkt Judas in de afgronden van zijn eigen lot. Vertwijfeling maakt zich van hem meester. Wie richt deze innerlijk gebroken mens weer op?

Ciborea, die een vrome vrouw is en als een van de ‘stillen van het land’ met veel liefde en verering de wegen van de Nazarener volgt, brengt de zoon, die nu tegelijk ook haar man is, naar Jezus, die hem met dienende goedheid in de kring van apostelen opneemt. Tot Judas tenslotte, als door een tragisch noodlot gedreven, zijn derde en grootste onheilsdaad begaat: het verraad aan Christus, waarvoor hij dertig zilverlingen ontvangt.

uit: Emil Bock Keizers en Apostelen - uitgeverij Christofoor
Met dank aan Leo Klein en Annelies de Wijn voor de tip


Giotto di Bondone: Het verraad van Judas
Cappella Scrovegni (Arena Kapel), Padua