maandag 14 september 2009

15e zondag na Trinitatis

Anoniem: Bergrede, 13e eeuw


Mattheüs 6 : 24 – 34 Laat u niet door zorgen beheersen


Ter voorbereiding op deze perikoop zou men de tekst kunnen lezen binnen het verband van het hele 6e hoofdstuk van het Mattheüs-evangelie. Daarin geeft Jezus zijn leerlingen richtlijnen voor de inrichting en de verzorging van het innerlijk leven; het geven van aalmoezen, het vasten en het bidden moet niet gebeuren zodat anderen het zien, maar in stilte. De Vader in de hemel zal er van weten. Dan geeft Hij de woorden van het Onze Vader en Hij raadt aan om niet zoals de heidenen hele litanieën voort te prevelen. In het Mattheus-evangelie vormen de hoofdstukken 5 t/m 7 de Bergrede, een grote les aan Zijn naaste leerlingen. Het is les in priesterschap:

Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen.
Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen.
Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
(Mattheus 6:19-21)

Na nog enkele opmerkingen volgt dan de tekst van deze perikoop:

Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. (in onze vertaling: de geest van de hebzucht)

Het woord mammon was een oud-Syrisch woord voor geld of rijkdom en is niet de naam voor een afgod of demon. Rijkdom kon soms wel als een god vereerd worden. In de christelijke traditie is het een woord geworden waarmee de zucht naar het materiële wordt aangeduidt. Het woord mammon komt vier keer in de Bijbel voor. In de Willibrordvertaling is het vertaald als geldduivel.

De vogels op het veld zaaien niet, oogsten niet en verzamelen niet in schuren. Waarom doen ze dat niet? Dieren hebben geen besef van tijd. Ze hebben geen besef van een eigen biografie omdat zij niet over een individueel Ik beschikken. Zij leven in het tijdloze heden omdat zij geen Ik hebben en de Vader zorgt voor hen. Waarom zouden mensen zich dan zorgen maken over de uiterlijke dingen?
Het eten en drinken zouden kunnen worden opgevat als de verzorging van het fysieke lichaam en het etherlichaam. Het kleden zou dan het astraallichaam kunnen zijn. De mens hoeft zich daarover geen zorgen te maken. Deze wezensdelen zijn alle drie onder de invloed van de tegenstandersmachten van de mens. De innerlijke wezenskern -het IK van de mens- is verwant aan God de Heer. Het is de goddelijke vonk in de ziel van de mens.

Om met kinderen (vanaf een jaar of 10) deze perikooptekst te bespreken zou men de kinderen wellicht vragen wat zij nog weten over Franciscus en over zijn orderegels. Vrijeschool-kinderen leren Franciscus kennen in de 2e klas. Zij herinneren zich vast en zeker nog de verhalen over hem.
Franciscus van Assisi (1181-1226) was de stichter van de Franciscanenorde waarvoor hij de regels schreef. In tegenstelling tot de plaatsgebondenheid van de kloostermonniken, stelde Franciscus dat de bedelmonniken zowel individueel als gemeenschappelijk de armoede en de ongebondenheid aan enig aards bezit moeten onderhouden. De Franciscanen proberen Christus radicaal na te volgen door te leven in volledige armoede, waartoe alle bezittingen aan de armen worden geschonken. Om die reden werden zij ook wel arme of minderbroeders genoemd. Aanvankelijk waren de Franciscanen wandelpredikers, die met hun preken de sociale misstanden aan de kaak stelden. Na de dood van Franciscus verschoof het werkterrein echter steeds meer naar de steden, waar de leden gemeenschappelijk in huizen gingen wonen om zich toe te leggen op de armenzorg.
(bron: http://www.katholiek.org/religemeensch.htm)

Het eerste vers van Mattheüs 6 luidt:

Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet.
Zoals al geschreven gaat het er volgens Jezus om in stilte het innerlijk leven te verzorgen. De twee laatste verzen lijken daarop terug te komen:

Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.
Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.
(Mattheus 6:33-34)