maandag 1 februari 2010

Sexagesima (8e zondag voor Pasen)

Dominica in Sexagesima twee zondagen vóór Aswoensdag

Vincent van Gogh

Lucas 8 : 4 – 15 De zaaier

In een Perikopen Notitie uit 2009 werd al eerder ingegaan op deze gelijkenis van de zaaier. (klik hier om die notitie te lezen)

De parabel van de Zaaier, die we hier lezen uit het evangelie volgens Lucas, is ook te vinden in de evangeliën volgens Marcus (4:1-20) en Mattheüs (13:1-23)
In het evangelie volgens Thomas (Nag Hammadi) komt de volgende passage voor:

Jezus zei: Zie, de zaaier kwam naar buiten, vulde zijn hand en wierp. Een gedeelte viel op de weg, de vogels kwamen en verzamelden het. Een ander deel viel op de rots, schoot geen wortel in de aarde en zond geen aren op ten hemel. Een ander deel viel op doornen. Ze verstikten het zaad en de wormen aten het op. Een ander deel viel op goede aarde en die bracht goed vrucht voort. Het droeg zestig per maat en honderdtwintig per maat.
(Vers 9 -vertaling vanuit de grondtekst door Jos Stollman)


In zijn voordrachten over het Evangelie naar Lucas gaat Rudolf Steiner ook in op deze parabel, maar hij betrekt de inhoud op de verschillende manieren waarop mensen met de inhouden van de antroposofie kunnen omgaan. “Hoe kunnen we de zending van de geesteswetenschap omschrijven?” vraagt hij. Het werkelijk opnemen van de inhouden, die worden aangedragen vanuit de antroposofie, bewerkstelligt een verandering in het innerlijk van de mens:

Al in deze tijd kunnen we spreken over de waarheden, die samenhangen met gebeurtenissen, zoals we die in de laatste dagen hebben medegedeeld, namelijk het indrukwekkende van het samenkomen van het Boeddha element met het Zarathustra element en alles, wat aan het begin van onze jaartelling in Palestina is voorgevallen. We mochten ook wijzen op de wijsheid in het wereldgebeuren, die blijkt uit het doen geboren worden van twee Jezusknapen, één uit de nathanische en één uit de salomonische linie en het doen samenvloeien van die grote stromingen, die voordien gescheiden over de aarde gingen. Men kan hetgeen de laatste dagen hier besproken is, op tweeërlei wijze beschouwen. Iemand zou kunnen zeggen: "Dit alles doet het hedendaagse bewustzijn wat vreemd aan en fantastisch, maar als ik alles tegen elkaar afweeg, wat er uiterlijk is voorgevallen, dan komt het me toch zeer aanvaardbaar voor en dan zijn de evangeliën voor mij ook pas verklaarbaar; vooral als ik aanneem, wat me vanuit de Akasha kroniek wordt medegedeeld. Iemand kan zich interesseren voor wat hem bijvoorbeeld over de twee Jezusknapen wordt verteld; dat kan zijn belangstelling bevredigen. Hij kan dan zeggen: "Nu kan ik veel beter verklaren, wat me voordien onduidelijk was." En weer een ander zou kunnen zeggen: "Voor mij is er nog wat anders! Als ik al die gebeurtenissen overzie, die me worden geschilderd vanuit het occulte onderzoek, bijvoorbeeld dat wonderbaarlijke inwerken van het Nirmanakaya van de Boeddha, dat ten grondslag ligt aan de verkondiging aan de herders, enz. en ook die andere stroming overzie, waarbij de "ster" de genoten in de geest van Zarathustra leidde, toen hun leraar opnieuw verscheen op aarde. Als ik dan voor me zie, hoe de ene grote stroming zich met de andere verenigt, hoe één wordt, wat eerst gescheiden van elkaar stroomde, en dat diep op me laat inwerken, dan heb ik vóór alles één overweldigend gevoel, namelijk het gevoel, dat dit alles onbeschrijfelijk groots en schoon is, zoals het in de wereld geregeld wordt. "De indruk, dat alles heerlijk, geweldig en groots is kan men hebben! Dit is ook iets, waarvoor we in onze ziel warm kunnen lopen, wat ons enthousiast kan maken voor wat er in de wereld werkelijk gebeurt.

En dat is het beste, wat we ons uit zulke grootse waarheden kunnen verwerven. De "kleine" waarheden bevredigen ons verlangen naar weten en de "grote" doen ons innerlijk warm worden; daar kunnen we van zeggen: "Wat er zo in de wereld in het groot gebeurt, is buitengewoon verheffend! Als we dit in zijn schoonheid en heerlijkheid kunnen aanvoelen, schiet het wortel in onze ziel en dan gaat het het normale theoretische weten te boven." Wat zegt Christus volgens het Lucas evangelie?


‘Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. Terwijl hij daarmee bezig was, viel er wat zaad op de weg. Het werd vertrapt en door de vogels opgegeten. Er viel ook wat zaad op rotsachtige bodem, maar toen het opschoot, droogde het uit door gebrek aan water. Ander zaad viel tussen de distels, en toen de distels opschoten verstikten ze het. Maar er viel ook wat zaad in vruchtbare aarde, en dat bracht honderdvoudig vrucht voort toen het was opgeschoten.’
(Lukas 8, 5 8).

Zo is het ook met de antroposofische wereldbeschouwing. Op haar is van toepassing, wat Christus Jezus als verklaring van deze gelijkenis aan de jongeren geeft.

Het zaad is het Rijk Gods, het Rijk der Hemelen, het Rijk van de Geest. Dit Rijk van de Geest moet als zaad in de mensen stromen en op aarde werkzaam worden. Nu zijn er mensen, die in hun ziel alleen maar krachten dragen, die de spirituele wereldbeschouwing, het Rijk van goddelijk geestelijke wezens, afwijzen. Het wordt als het ware door die afstotende krachten opgegeten; voordat het ook maar ontkiemen kan, wordt het teruggewezen. Dit geldt voor veel mensen ten aanzien van de woorden van de Christus. Hetzelfde geldt ook voor velen met betrekking tot wat de Antroposofie in de wereld te brengen heeft; het wordt afgewezen, de vogels eten het, om zo te zeggen, op en laten het geen tijd om in de grond binnen te dringen. Dan kan er gesproken worden tot iemand zij het over de woorden van Christus, zij het over spirituele wijsheidsgoederen maar de ziel is niet diep genoeg ervoor. De ziel is wel zover gevorderd, dat ze begrijpen kan, dat het aanvaardbaar is als waarheid, maar het kan niet haar eigendom worden, geen deel van ziel en wezen worden. Ze kan zelfs over deze wijsheidsgoederen spreken, maar het is niet geïntegreerd geworden in de ziel; het lijkt op het zaad, dat op de rotsen gevallen is en niet kan ontkiemen. Het derde zaadkorreltje is tussen de doornen gevallen; het ontkiemt daar wel, maar het kan niet opgroeien. D.w.z. Christus wil daarmee verklaren dat er mensen zijn, die zo vol zijn van de zorgen en belangen van het dagelijkse leven, dat hoewel ze in staat zijn spirituele waarheden in zich op te nemen al het andere deze waarheden verstikt, zoals een doornstruik dat steeds met andere planten doet. Er zijn tegenwoordig vele zielen, die graag geesteswetenschappelijke waarheden zouden willen opnemen, als niet het uiterlijke leven zoveel vergde, dat het er hen steeds weer van weghoudt. Er zijn er maar weinigen, die in staat zijn spirituele waarheden geheel vrij in zich op te nemen en te verwerken, zoals het vierde zaadje, dat op vruchtbare bodem valt. Dit zijn degenen, die het antroposofische element als levende waarheid beginnen te erkennen en het als een levenselement in hun ziel opnemen en het als hun eigendom voelen; dat zijn tevens de voorbereiders van de werkzaamheden van spirituele waarheden in de toekomst. Niemand, die niet in zijn eigen ziel de kracht gevonden heeft om het juiste vertrouwen in de werking en overtuigingskracht van alle spirituele wijsheid te hebben, kan door iets uiterlijks van de waarheid en kracht van deze wijsheid overtuigd worden.


uit:
Rudolf Steiner: Het Lucas Evangelie (GA 114)
8e voordracht – Basel, 24-9-1909
Vertaling 1975: uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist