Christus en de twaalf apostelen - Spaans houten paneel
Mattheüs 9 : 35 - 10 : 4 - Vraag om Arbeiders
De perikoop van deze zondag sluit in zekere zin aan op die van de vorige week. Jezus onderrichtte Zijn leerlingen ‘op de berg’ en had hen in de intimiteit van het ‘op-de-berg-zijn’ voorbereid op hun toekomstige priesterlijke taak. ‘Toen Jezus van de berg afgedaald was, volgden Hem veel mensen.’ (Matth.8:1)
Wanneer we het Mattheüs-evangelie verder lezen, volgen er in het 8e en 9e hoofdstuk vele genezingen: de genezing van een melaatse (8:1-4), de genezing van de zoon van de hoofdman in Kapernaüm (8:5-13), de genezing van Petrus’ schoonmoeder (8:14-15), en de genezing van bezetenen (8:16-17). Dan volgt de scène met de Storm op het Meer (8:23-27) waarna in het land van de Gadarenen door Hem opnieuw bezetenen worden genezen (8:28-34). De genezing van de verlamde op het draagbed (9:1-8) gaat vooraf aan de roeping van de tollenaar Levi/Mattheüs en het gesprek met de leerlingen van Johannes de Doper. Dan volgt de genezing van het dochtertje van Jairus (9:18-26), de genezing van twee blinden en opnieuw van een bezetene (9:27-32).
De eerste zinnen van de perikoop voor deze 7e zondag na Trinitatis kan men dan ook lezen met al deze beelden in gedachten: ‘En Jezus ging rond langs alle steden en dorpen. Hij gaf onderricht in hun synagogen en verkondigde de goede boodschap van het rijk Gods en genas iedere ziekte en iedere zwakte.’
Het priesterschap in christelijke zin, waarover de apostelen ‘op de berg’ waren onderricht, zou anders moeten zijn dan wat men in de oude mysteriën gewend was. Christus Jezus doet het Zijn leerlingen voor.
Ook moesten kosmische wetmatigheden op een nieuwe manier en met nieuwe inhoud vormgegeven worden. Sinds de Doop in de Jordaan heeft het hoogste Zonnewezen Zijn woonstee immers niet meer op de zon, maar heeft Hij zich verbonden met de aardewereld en de mensheid. Hij omringt zich nu met twaalf intieme leerlingen, zoals de zon omringd wordt door de twaalf tekens van de Zodiak.
Via de structuur van de twaalf kan de kracht van het Zonnewezen nu werkzaam worden in de aardewereld. Zij worden de eerste arbeiders om de grote oogst binnen te halen.
Wanneer men het 10e hoofdstuk van het Matthëus-evangelie verder leest, vindt men hoe Christus de twaalf doordringt met Zijn kracht -d.w.z. met de kracht van het ‘Ik-ben’- en hen op weg zendt. Op deze kracht van het ‘Ik-ben’ wordt wellicht ook gewezen wanneer Jezus spreekt over de mensenmenigte –de schare van het volk- die als schapen zonder herder is.
De bewoording ‘Heer van de oogst’ wordt ook wel vertaald als ‘eigenaar van de oogst’. Het Grieks gebuikt hier het woord: κύϱιος – kyrios, wat o.a. eigenaar, meester, prins, opperhoofd, en Heer betekent. Kyrios is ook een naam die gebruikt wordt voor God en voor de Messias. Die naam is echter ook ‘Ik-ben’. In dit licht mogen we wellicht zien hoe het ‘Ik-ben-wezen’ van Christus aan de twaalf leerlingen Zijn macht en kracht doorgaf om onreine geesten uit te drijven, anders gezegd: om aan de zielen van de mensen de Ik-kracht gegeven, zodat zij de valse lagere Ik-kracht (der demonen) zouden kunnen overwinnen. Door het reinigen van de zielen wordt de destructieve werking op de constitutie van de mens getransformeerd tot een gezondmakende kracht om iedere ziekte en zwakte te genezen.