maandag 11 januari 2010

2e zondag na Epifanie

Jan Cornelisz Vermeyen: De Bruiloft in Kana (1530)


Johannes 2 : 1 – 11 De bruiloft in Kana
(zie ook de Perikopen Notitie uit 2009)

Mag ik het mij in deze bijdrage veroorloven met een persoonlijke herinnering te beginnen. Het moet aan het eind van de zestiger jaren van de vorige eeuw zijn geweest. De pastor van de Rooms-katholieke kerk die ik elke week met mijn ouders bezocht, sprak in zijn preek over de bruiloft in Kana. Zijn uitleg was ongeveer als volgt: De bruidegom wilde de beste wijn voor zichzelf houden en had ze opgeslagen in de waterput. Jezus doorzag het egoïsme van deze bruidegom en gaf de dienaren opdracht water te halen. Toen het zogenaamde water geproefd werd, bleek dat het betere wijn was dan de wijn, die eerst aan de gasten geserveerd was. Zo kwam het bedrog aan het licht.
Ik herinner mij dat ik toen als nog maar net ontwakende puber dacht: ‘Wat een flauwe uitleg! Dit is mij te platvloers. Ik kan mij niet voorstellen dat Christus zich met zulke kleinzieligheden bezig hield. Er moet hier iets anders aan de hand zijn geweest.’
De gerespecteerde moderne theoloog Nico Ter Linden geeft de interpretatie dat de bruiloft te Kana gezien moet worden als een beeld van het verbond tussen God en mensen; dat wijn bij uitstek de drank is waarmee dat verbond gevierd wordt. Rudolf Steiner’s mededelingen lichten voor mij meer tipjes van de grote mysteriesluier op.

In verschillende eerder gepubliceerde bijdragen hebben we hier al aangedragen, dat we het wandelen en de daden van Christus in Palestina moeten leren zien als vervulling van de mysteriën van de Oudheid. Ook hetgeen er in Kana op de bruiloft plaats heeft, mag gezien worden als een mysteriehandeling.
In de 9e en 11e voordracht van zijn cyclus over Het Evangelie naar Johannes (GA 103) spreekt Rudolf Steiner over het teken tijdens de Bruiloft in Kana.

In de vroege jaren van het werk in de Esoterische School kwam Steiner ook al te spreken over de Bruiloft in Kana en de rol die wijn speelde in de bewustzijnsontwikkeling van de mensheid:

Nu komen we bij de na-Atlantische mensheid. Naast elkaar leven dus melkdrinkers en vruchteneters; andere dingen komen daar nieuw bij. Wat in de na-Atlantische tijd voornamelijk aan de dag treedt is dat wat uit het minerale verkregen wordt, dat betekent verkregen via een chemisch proces. In Genesis wordt dat aangeduid. Wat wordt er door een chemisch proces verkregen? De mens stijgt op in de ontwikkeling. Men past chemie toe op planten, op vruchten. Daardoor ontstaat de wijn. Die bestond nog niet in Atlantis. Daarom spreekt de Bijbel erover dat Noach, de oervader van de mensheid, na de zondvloed dronken werd van wijn (Genesis 9:20-23). Door een mineraal-chemisch proces wordt iets verkregen uit het plantenrijk. De wijn speelt dan een bepaalde rol in de hele na-Atlantische tijd. Alle ingewijden uit de begintijd van de na-Atlantische ontwikkeling hebben hun tradities nog overgenomen van de Atlantische mensheid, toen er nog geen wijn was: de Indische, Perzische en Egyptische ingewijden gebruikten nog geen wijn. Alleen water speelde bij hun heilige handelingen een rol. 
In 4e na-Atlantische cultuurperiode kwam de wijn op, waarbij de minerale behandeling van de plant moest meewerken. De eerste drie na-Atlantische cultuurperioden waren een herhaling van eerdere tijden. Pas de 4e na-Atlantische tijd ontwikkelde het nieuwe zich. Daarin ontwikkelde zich een bepaalde sacrale functie van de wijn. Vandaar dat er cultushandelingen ontstonden, waarbij wijn een rol gaat spelen (Dionysoscultus). Er ontstond zelfs een god van de wijn.
Stap voor stap heeft dat zich in de mensheid voorbereid. Allereerst kwam een wijncultuur op bij de Perzen, maar daarbij is de wijn nog iets wereldlijks. Pas geleidelijk aan vond dat ook ingang in het cultische, in de Dionysoscultus. De 4e na-Atlantische cultuur bracht het christendom voort. Diegene die zevenhonderd jaar daarvoor de missie van het christendom aankondigden met hun Dionysosspelen, die namen als eersten de wijn op in hun cultus. De evangelist die het meest door het christendom is afgewezen, Johannes, heeft dit feit op een wonderbaarlijke manier weergegeven. Meteen aan het begin van zijn evangelie bespreekt hij de verandering van water in wijn, want het christendom is allereerst voor het 4e cultuurtijdperk van de na-Atlantische tijd gekomen. Men had een leer nodig, die heiligt wat er vanuit het fysieke plan moest tevoorschijn komen. Wijn snijdt de mens af van het geestelijke. Wie wijn geniet, kan niet tot het spirituele komen, kan niets weten van Atma (Geestmens), Buddhi (Levensgeest) en Manas (Geestzelf), van hetgeen blijvend is, wat zich wederbelichaamt. Dat moest zo zijn. De hele gang van de mensheidontwikkeling is een neerdalende en een opstijgende. De mens moest eenmaal tot op het diepste punt afdalen. En opdat hij helemaal tot op het fysieke plan afdaalt treedt de Dionysoscultus op. De menselijke lichamen moesten worden voorbereid voor het materialisme, daarom moest een godsdienst optreden, die het water in wijn verandert. In vroeger tijden heerste een streng verbod op wijngebruik door priesters. Zij konden de Geestmens, de Levensgeest en het Geestzelf ervaren. Er moest een religie zijn, die helemaal tot op het fysieke plan voerde, anders waren de mensen niet totaal afgedaald. Deze godsdienst, die de mens omlaag leidde, moest een uiterlijke openbaring hebben, zo’n openbaring dat afgezien werd van Geestmens, Levensgeest en Geestmens, van de reïncarnatie, en die alleen zou wijzen op het algemene. De volgende stap is dat de wijn weer in water wordt veranderd.
Wanneer niet eerst het water in wijn veranderd was, dan had de mens niet alles kunnen opnemen, wat er hier onder in dit aardse dal is. Aan het begin van het Johannes-evangelie vindt men dat weergegeven, hoe Christus rekening hield met wat er al was. Hij hield echter ook rekening met de toekomst, doordat Hij van Zijn kant het Avondmaal instelde. Dit Avondmaal is het grote symbool voor hetgeen in de 4e na-Atlantische tijd is begonnen. Wanneer Hij dus de werkelijke ‘Mensenzoon’ was, die tot het diepste is afgedaald om daarna het krachtigst weer terug omhoog te voeren, dan moest Hij zich houden aan hetgeen er al was, en de mensen laten zien hoe de fysieke inhoud van het cultuurtijdperk met Zijn eigen missie samenhangt. Wil de mensheid weer opwaarts gaan, dan moet zij een symbool hebben dat van het dode weer in het levende voert: brood en wijn.

Rudolf Steiner: Grundelementen der Esoterik (GA 93a), 30e voordracht Berlijn, 4-11-1905

Ikoon uit het Decaniklooster (Kosovo): De Bruilioft in Kana