donderdag 21 mei 2009

Exaudi - 6e zondag na Pasen

Ex-audi = o.a. verneem, luister, geef gehoor, gehoorzaam. Naar Psalm 27:7 Exaudi Domine vocem meam qua clamavi ad te; miserere mei, et exaudi me. Hoor mijn stem HEER wanneer ik u aanroep, wees mij genadig en hoor mij.

Hemelvaart


Johannes 15:26 – 16:4 Wanneer de Trooster zal komen


Met deze perikoop sluiten we de serie teksten uit het 16e hoofdstuk van het Johannes-evangelie af. We zijn dicht bij Pinksteren en de komst van de Heilige Geest, de Trooster, de Geest der Waarheid wordt aangekondigd. We worden weer geconfronteerd met het raadsel van de Triniteit: Vader – Zoon – Heilige Geest. De Geest der Waarheid gaat volgens Christus van de Vader uit. Ook over Hemzelf klonken de woorden: Ik Ben de Waarheid (de weg, de waarheid en het leven).

Zoals in eerdere notities al aangegeven, zijn de woorden die opgetekend zijn in het 16e en 17e hoofdstuk van het Johannes-evangelie gesproken na afloop van het Avondmaal, voordat Jezus met zijn leerlingen de zaal verliet om naar de Hof van Gethsemane te gaan. Emil Bock roept in zijn boek een beeld op van dit laatste samenzijn, door te wijzen op de leerling welke de Heer lief had. Johannes lag aan de borst van de Heer, luisterend naar Zijn woorden. Na het delen van het brood en de wijn gaf Christus zichzelf via het door Hem gesproken Woord, de Logos. In de ziel van de aan Zijn borst luisterende Johannes stijgt het horen op tot het niveau van de inspiratie – intuïtie. Bock schrijft dat het misschien niet eens Christus is van vóór de lijdensdood, die we in deze woorden horen speken, maar dat het woorden zijn van de Herrezene. Het lijkt alsof deze afscheidswoorden al verzadigd zijn van de substantie van het wezen van Christus van na het graf. ‘En daarom zijn deze woorden tegelijkertijd formuleringen om de aanwezigheid en hulp van Christus op te roepen, sleutels voor de nabijheid van Christus. Dat is het geheim van het 17e hoofdstuk van het evangelie volgens Johannes.’ (Het Hogepriesterlijk Gebed). Zo besluit Bock deze paragraaf in zijn hoofdstuk over Christus de leraar.


Christus spreekt in de eerste zin van deze perikoop over het zenden van de Trooster (de Helper, de Pleitbezorger), die Hij zal zenden van de Vader. De eerste zin van deze perikoop drukt ons meteen op het geheim van de triniteit.

Dan spreekt Hij over hetgeen de apostelen te wachten staat. Julia van Andel vertaalde het 1e vers van Johannes 16 voor ons als volgt:
'Deze dingen heb ik tot u gesproken opdat gij niet struikelt.'

Ταυτα λελαληκα υμιν ινα μη σκαυδαλισθητε (tauta lelalèka umin ina mè skandalisthète) (Grieks)
Hæc locutus sum vobis, ut non scandalizemini (Latijn)
Statenvertaling: Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt.
NBG : Dit heb Ik tot u gesproken opdat gij niet ten val komt.
Willibrordvertaling: Dit heb Ik u gezegd opdat gij niet ten val komt.
Ogilvie vertaalt deze zin met: Deze woorden heb ik tot u gesproken opdat gij in de beproeving niet ten val komt.
Nieuwe Bijbel Vertaling: Dit heb ik tegen jullie gezegd om te voorkomen dat jullie je geloof verliezen.

De leerlingen zullen uit de synagoge gestoten worden. Er zal zelfs een tijd komen dat mensen zullen menen er goed aan te doen wanneer zij de leerlingen zullen doden. We kunnen ons afvragen of deze zinnen alleen voor de apostelen gelden of dat zij eigenlijk over hun hoofden tot de gehele christenheid worden gesproken. Is het misschien een voorspellende blik, zoals in de Apocalyps, waarin gesproken wordt over mensen die in de toekomst wel en mensen die dan niet de Christuskracht -de kracht van het Hogere Ik- in zich zullen hebben opgenomen?
Misschien kunnen we de zin ‘Zij zullen u uit de synagoge stoten’ opvatten als ‘Zij zullen u uit de groepsziel -de volkssamenhang- verstoten’, juist omdat het gaat om de toekomstige ontwikkeling van het mensen-Ik. De tegenstandersmachten zullen er alles aan doen die ontwikkeling tegen te werken, om recht te praten wat krom is, mooi te noemen wat lelijk is, goed te noemen wat slecht is. Eerder in het 15e hoofdstuk sprak Christus al: ‘Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze mij eerder haatte dan jullie’ (15:18) en ‘Dit alles zullen ze jullie vanwege mij aandoen, want ze kennen hem niet die mij gezonden heeft.’ (15:21).

Volgens Rudolf Steiner mogen de eerste zinnen van het Johannes-evangelie worden opgevat als een soort mantram, waarvan een sterke werking uitgaat wanneer men deze woorden steeds weer voor de geest roept. Emil Bock duidt op een dergelijke werking bij de woorden van de leringen van Christus, met name het Hogepriesterlijke Gebed uit het 17e hoofdstuk. Zij kunnen worden ervaren als een voorbereiding op de komende Heilige Geest.


Bron: Emil Bock: Van Jordaan tot Golgotha