maandag 25 mei 2009

Pinksteren

1e pinksterdag:
Handelingen 2 : 1 – 12 De uitstorting van de Heilige Geest
2e pinksterdag:
Johannes 14 : 23 - 31 Mijn vrede geef ik u

uit: Les Tres Riches Heures du Duc de Berry

De evangelielezing voor de 1e pinksterdag beschrijft wat er ‘s morgens om ongeveer 9 uur op die dag gebeurde. De aangegeven perikooptekst leest tot en met het 12e vers, maar om een volledig beeld te krijgen van wat er plaats had, verdient het aanbeveling het hele 2e hoofdstuk uit de Handelingen van de Apostelen te lezen. Daar kan men dan de inhoud van de toespraak lezen, die Petrus tot de verzamelde menigte houdt, waarna er tenslotte rond de drieduizend toehoorders zich laten dopen. Het gebeuren met Pinksteren is niet zo eenvoudig om met de zielenhouding van iemand in de eenentwintigste eeuw te benaderen. Laten we toch maar iets proberen.

De tien dagen na de Hemelvaart van Christus verblijven de discipelen met elkaar in het huis waar zij het avondmaal gehouden hebben. De moeder van Jezus is ook bij hen.
Friedrich Benesch*) wijst erop dat de dagen voorafgaande aan het Pinksterfeest voor de discipelen dagen van zware beproevingen moeten zijn geweest, een tijd van diepe crisis voor hun zielen, waarin de discipelen zich enorm verlaten moeten hebben gevoeld. Na de Opstanding hadden zij vol vreugde Christus weer kunnen ervaren, nadat zij daarvoor eerst getuigen waren geweest van de verschrikkelijke gebeurtenissen op Golgotha. Van deze gebeurtenissen, hoe aangrijpend ook, hadden zij zich tenminste nog redelijk goed een voorstelling kunnen maken. Na de Opstanding bleef de Christus veertig dagen lang bij hen, trad steeds weer in hun midden, maar toen Hij bij de Hemelvaart Zijn wezen in de wereldether liet overgaan en daarin afdrukte, was daarna hun gevoel van eenzaamheid en verlaten te zijn des te groter. De gebeurtenissen met Pinksteren betekenden voor de discipelen het einde van die periode.
Benesch beschrijft drie fundamentele processen, die zich voltrokken in de zielen van de Apostelen. Ten eerste kwam in ieder van hen een geestbeweging opgang waardoor herinneringen boven kwamen aan de tijd dat zij met Jezus Christus hadden gewandeld. Ten tweede ontstond in ieder van hen een diep individueel gevoel van verbondenheid met Christus en tegelijk ook een gevoel voor het eigen eeuwig Ik-wezen, de eigen individualiteit. En ten derde beleefden zij ook dat het geestbewustzijn in hen werd gewekt. Zij kregen begrip voor Zijn wezen, Zijn leven en Zijn daad. Herinnering, gevoel van verbondenheid en inzicht, deze drie elementen werden door ieder individueel en tegelijk ook als groep ervaren. De Apostelen ervoeren de Helende Geest, de Trooster, de Geest der Waarheid.

Laten we nu naar de perikooptekst kijken. Eerst treden er twee elementen op: lucht en vuur.
Er klinkt een geraas uit de hemel als van een hevige wind. Dit doet denken aan de storm op het Meer van Gennesareth (Mattheüs 8:23–27) , maar ook aan iets wat menige leerkracht en ouder uit eigen ervaring kent: kinderen op stormachtige herfstdagen. De onrust in de atmosfeer gaat meestal samen met onrust bij de kinderen, soms zelfs al enkele dagen voorafgaande aan zo’n zware atmosferische depressie. Aan het gedrag van volwassen verkeersdeelnemers kun je vaak merken, dat op zulke dagen ook bij hen onrust in de buitenwereld en onrust in de binnenwereld samen gaan. ‘Hoort de wind waait door de bomen, hier in huis zelfs waait de wind’, luiden de woorden van een traditioneel vaderlands lied ter ere van de bekende Amsterdamse patroonheilige, de gekerstende versie van de Germaanse god van de wind en de menselijke adem, Odin of Wodan. (Wie denkt bij dat lied nou aan Pinksteren?). In het Grieks staat er 'pnohs' wat wind en tegelijk ook adem of levensadem betekent. Het Latijn gebruikt voor wind het woord ‘spiritus’. In die talen liggen geest, adem, levensadem en wind dus dicht bij elkaar.
Men zou zich misschien mogen voorstellen dat er plotseling onrust optreedt in het zielenleven van de apostelen samengaande met een onrust in de lucht buiten het huis. Deze onrust wordt echter tot rust gebracht door een tweede element: een vuur verschijnt, zoals ook de kracht van Christus bij de storm op het meer de elementen tot kalmte maande. Christus geeft ons de vrede, zielerust.
In de perikooptekst voor de 2e pinksterdag lezen we de woorden: ‘Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.’ (Joh 14:27) De kracht om de rust te bewaren en de moed niet te verliezen komt van het Ik en wordt de mens gegeven door Christus: ’Jezus antwoordde: Als iemand mij lief heeft, zal hij mijn woord bewaren en de vader zal hem lief hebben en wij zullen bij hem komen en hem tot onze woning maken.’ (Joh 14:23) Lucht is het element waarin het astraallichaam zich thuis weet, vuur (warmte) is de drager van het Ik.


In de woorden uit de toespraak van Petrus, verderop in het 2e hoofdstuk, klinkt het zo: ‘Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort.’ (Handelingen 2:32-33) Christus is het Ik-Ben-wezen, de schenker van het Hogere Ik aan de individuele mensen. Het Ik verschijnt in het element van de warmte – het vuur. Johannes de Doper kondigde al aan dat de Christus het element van het vuur zou brengen, het element waarin Hij ook al verschenen was aan Mozes in de brandende braambos en op de berg Sinai. Johannes de Doper sprak namelijk tot zijn leerlingen: ‘Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.’ (Mattheüs 3:11-12)

We kunnen ons nog een andere perikooptekst herinneren, welke we lazen op de 1e zondag na Pasen waarin wordt beschreven dat Christus zijn adem inblaast in de Apostelen (Joh. 20:19-31). Hij spreekt dan de woorden: ‘Ontvang Heilige Geest’
In het evangelie volgens Lucas spreekt Christus-Jezus over zichzelf:
‘Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou ik graag willen dat het al brandde! Ik moet een doop ondergaan, en ik word hevig gekweld zolang die niet volbracht is. Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde? Geenszins, zeg ik jullie, ik kom verdeeldheid brengen.’ (Lucas 12:49-51)

In een wat ingedikte versie van een eerder gebruikte passage uit een voordracht van Rudolf Steiner**) volgt hier nogmaals:
'Wanneer het astraallichaam de verlichting ondergaat, bevat het geen onreine indrukken van de fysieke wereld meer doch alleen de organen voor het kennen van de geestelijke wereld. En tot dit gereinigde, gelouterde astraallichaam komt het kosmische Ik, het Wereld-Ik, dat de verlichting teweeg brengt, dat dus maakt dat de mens geestelijk licht om zich heen heeft. Dat heet in de christelijke esoteriek de ‘Heilige Geest’. Het is in christelijk-esoterische zin volkomen juist te zeggen: de christelijke esotericus brengt door zijn inwijding de reiniging en de loutering van zijn astrale lichaam teweeg; en wordt overstraald – als u wilt, kunt u het ook overschaduwd noemen – door de ‘Heilige Geest’, door het kosmische Wereld-Ik.
Wie aldus verlicht is, wie met andere woorden de ‘Heilige Geest’ in zich heeft opgenomen, spreekt niet meer als voorheen. Wanneer diegene spreekt is hij instrument geworden; zijn Ik is ondergegaan, dat wil zeggen tijdelijk onpersoonlijk geworden, en het kosmische Wereld-Ik bedient zich van hem om door hem heen te spreken.'


Icoon uit het klooster Stavronikita op de berg Athos - 17e eeuw

Individu en gemeenschap
In zijn eerder genoemde boekje besteedt Friedrich Benesch aandacht aan het probleem van de zich ontwikkelende individualiteit en de gemeenschap, twee zaken die moeilijk met elkaar te verenigen zijn. De mens op zijn huidige ontwikkelingstrap is eigenlijk een anti-sociaal wezen. In iedere ontmoeting tussen mensen slaapt de mens als het ware in, in de ander, om hem te kunnen waarnemen, maar meteen stoot hij de ander weer af om zelf tot bewustzijn te komen. (Zo werkt de Ik-zin, het zintuig waarmee wij kunnen waarnemen dat de ander ook een geestelijk wezen, een mens is.) Het ontwikkelen van een eigen bewustzijn kan niet zonder de kracht van de antipathie = afzonderen. Dit werpt een licht op het feit waarom de Apostelen door Christus alleen gelaten moesten worden.
Alleen wanneer de mens droomloos slaapt en de grenzen die het fysieke lichaam hem geeft voor hem vervagen, is de mens een van nature sociaal wezen. Zodra hij wakker wordt gaat hij bewustzijn ontwikkelen, denken. Dit speelt zich af in waarnemen en denken. Ook in het voelen en willen echter spelen sociale en anti-sociale tendensen en zielenbewegingen een onbewuste maar grote rol. Zij vormen de bron van sterke gedragspatronen en krachten die werken in het denken, voelen en willen van de mens. Wij willen sociale wezens zijn maar we zijn in de kern van de zaak anti-sociale wezens, omdat in ons bewustzijn ook het zelfbewustzijn leeft. We komen zo tot vrijheid, onafhankelijkheid van de goddelijke leiding.
De stroom vanuit het voorgeboortelijke bestaan, maakt de mens steeds verder zelfstandig. Dit is waardoor de mens afgezonderd wordt van de geestelijke omgeving, de antipathiestroom. Dit is de stroom uit het verleden van de Vader God.

In de perikoop van Pinksteren wordt verteld dat het geluid van de wind klinkt en dat Joodse mensen uit verschillende landen van de toenmalige beschaafde wereld, die in Jeruzalem waren komen wonen, zich verzamelden. Wanneer de Apostelen naar buiten komen en beginnen te spreken, kan een ieder hen verstaan in zijn eigen taal. Dit is de omkering van het beeld van het uiteenvallen van de taal, wat bij de bouw van de Toren van Babel gebeurde. Hier spraken de Apostelen in andere talen met de spraak, die de Geest hun gaf (zoals hun door de Geest werd ingegeven).
Door het vuur krijgen hun woorden richting. Het WOORD klinkt in de moedertalen van wie luisteren. Wie ooit lang in het buitenland heeft moeten verblijven kent het gevoel dat wanneer je daar dan in je eigen moedertaal hoort spreken, je als het ware dieper in je wezen wordt geraakt dan door woorden in de vreemde taal. Het raakt je tot in de diepe en onbewuste levensprocessen van het etherlichaam. Van een vreemde taal raakt de inhoud je wel in het wakkere bewustzijn van de ziel (het astraallichaam), maar niet zo diep als woorden uit de moedertaal, die je heeft gevormd en die je hebt gehoord van kind af aan, tot in dit gebied van de levenskrachten, het etherische. Bij deze gebeurtenis op Pinksteren lijkt de Heilige Geest door te dringen tot in die diepere laag van levenskrachten, waarmee een kiem wordt gelegd voor een toekomstige mensheid, een gemeenschap wier leden de Christus in zich voelen, een gemeenschap in Christus.

Een bevriende collega wees mij erop dat men ook zou kunnen vermoeden dat hetgeen de apostelen beleefden op Hemelvaart, zich op Pinksteren in die diepere laag afdrukt, zoals hierboven aangeduid.
Rudolf Steiner***): ‘Wat zich gedurende de slaap in het astrale lichaam vormt, dat moet zich dan in het etherische lichaam gaan afdrukken, om de mens in staat te stellen, de geestelijke wereld te zien. Op die manier beginnen wij te begrijpen wat we als impuls hebben ontvangen door de komst van Christus op aarde.’

*)Friedrich Benesch: Gemeenschapszin en individualisme, Pinksteren in onze tijd
**) Rudolf Steiner: Het evangelie naar Johannes, esoterische achtergronden (GA 103), 12e voordracht - 31 mei 1908.
***)Rudolf Steiner: Egyptische mythen en mysteriën (11e voordracht).