maandag 7 december 2009

3e zondag van de Advent (1)

Rogier van der Weyden (1400 - 1464): Johannes de Doper


Johannes 1 : 19 – 28 Johannes de Doper over zichzelf

De perikoop voor de 3e adventzondag gaat opnieuw over Johannes de Doper, de wegbereider voor de Heer. In deze tekst horen we Johannes de Doper over zichzelf spreken. Het blijkt dat Johannes niet weet dat hij de wedergekomen Elia is. In de perikoop voor 2e Adventzondag lazen we echter dat Christus zelf meedeelt dat Johannes welzeker de wedergekomen Elia is.
De Joodse priesters uit Jeruzalem en Levieten vragen hem daarna of hij de profeet is. De kanttekeningen bij de Statenbijbel verwijzen naar een passage in het boek Deuteronomium waar staat: ‘Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HEER, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren.’ (Deut. 18:15). De Nieuwe Bijbel Vertaling gebruikt in dit stukje een meervoudsvorm ‘Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik. Naar hen moet u luisteren’, hoewel er in het Hebreeuws toch enkelvoud lijkt te staan. Misschien mogen we ervan uitgaan dat ook in het boek Deuteronomium op de profeet Elia wordt gewezen.

In de perikooptekst voor deze 3e Adventzondag volgens het evangelie naar Johannes geeft de Doper hen het antwoord: ‘Ik ben de stem die roept in deze eenzaamheid (wildernis, woestijn): “Maak recht de weg van de Heer.” Bij Mattheüs kan men lezen: Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.” (Mattheüs 3:3). Het is volgens de evangelietekst een profetie, die blijkbaar door Jesaja over hem verkondigd is, maar bij Jesaja hebben wij vooralsnog niet iets dergelijks kunnen vinden.

'Maak recht de weg van de Heer.' In het Grieks staat er: Εὐθύνατε τὴν ὁδὸν κυρίου (Euthunate ten odon kyrion). Kyrios betekent ‘Heer’ of ‘Meester’, maar mag hier misschien ook worden opgevat als een woord dat verwijst naar het menselijk ‘IK’. Het ‘IK’ is Heer over de ziel van de mens, over de andere wezensdelen van de mens. Zo opgevat staat er: ‘Maak recht de weg voor het IK’. Dat is namelijk wat Johannes met zijn doop wilde bewerkstelligen, de voorbereiding op de komst van het mensheids-Ik, van Christus.

De Farizeeërs vragen Johannes waarom hij doopt als hij niet de Christus is, niet Elia, noch de profeet. De Farizeeërs hadden hun strenge scholing in de Joodse mysteriën. Zij wisten wel degelijk wat zij vroegen. Het antwoord dat Johannes geeft is dan ook in de taal van de mysteriën. ‘Ik doop in water’.
Rudolf Steiner beschrijft dat in de ontwikkelingsgeschiedenis van de mysteriën de verschillende elementen in de cultische handelingen werden beleefd; in de aller-oudste mysteriën speelde het element aarde een belangrijke rol, later maakte het element water een belangrijk onderdeel uit van de cultische handelingen, en nog later het element lucht.
Over het waterelement in de cultus van de oude mysteriën:
'Waar het hier om gaat is dat datgene wat de priester voltrok, minder met het element op zich te maken had, maar dat door de aangewende innerlijke kracht van de offerhandeling, de vloeistofmens –de mens waarin de krachten van het etherische lichaam werken- op dat moment één werden met het universum.'
(Rudolf Steiner: Apokalypse en priesterschap GA 346 - 2e voordracht 6-9-1924).

De doop die Johannes verrichtte had een uitwerking op de vloeistofmens, het etherische in de mens, zoals ook in de vorige bijdrage werd aangeduid. Bij die doop kregen de mensen een blik op hun levenspanorama, op het levenspad dat afgedrukt is in het geheugendragende etherlichaam. De Oudindische Yogascholing werkt op een ander wezensdeel. Zij werkt o.a. bewust met de ademhaling, d.w.z. met ‘de luchtmens’ ofwel het astraallichaam. De Farizeeërs moeten hebben begrepen waar Johannes op doelde.

‘Midden tussen u is komen staan, die gij niet kent, die na mij komt.’
Wij kunnen deze woorden van Johannes misschien letterlijk nemen. De volgende dag komt Jezus weer naar Johannes en Johannes roept dan uit: ‘Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.’ (Joh.1:29). We mogen ervan uitgaan dat Jezus in de dagen van Zijn doop door Johannes steeds in de buurt van de doopplaats in de Jordaan verbleef en waarschijnlijk werkelijk ‘midden tussen’ de mensen stond. De volgende dag gaan enkele dopelingen van Johannes achter Jezus aan en worden Zijn leerling. (Joh. 1:40)
Op een andere manier kunnen we de uitspraak misschien zo opvatten, dat Johannes erop duidt dat het hoogste godswezen, dat eerst in de sfeer van de kosmische zon te vinden was en in alle mysteriën gezocht werd, nu op aarde midden tussen de mensen staat. De mensen kennen hem niet.

Zoals in de vorige notitie is aangeduid, hangt de levensopgave van Johannes de Doper heel nauw samen met die van Jezus van Nazareth. Je zou misschien mogen zeggen dat Johannes de Doper de vertegenwoordiger is van de gehele erfelijkheidstroom van de mensen, vanaf Adam. Hij is de na vele incarnaties wedergeboren oudste ziel van de mensheid. Hij draagt het astraallichaam, etherlichaam en fysiek lichaam dat via de erfelijkheidslijn is doorgegeven. Dit complex van wezensdelen is het totale resultaat van de ontwikkeling vanaf Oude Saturnus, Oude Zon en Oude Maan, en daarna de ontwikkeling van de aarde tot dan toe. Christus zegt van Johannes de Doper dat hij de grootste is onder de mensen.

Het Jezuskind, waarvan de geboorte beschreven wordt door het evangelie volgens Lucas, is de jongste ziel van de mensheid. Het draagt namelijk de reine geestelijke wezensdelen van Adam (Geestzelf, Levensgeest en Geestmens), die bij de zondeval niet zijn meegesleurd in het verderf, maar die werden terughouden in hemelse loges en daar werden behoed en bewaard. Door de zondeval ontving de mens het lagere Ik, een schijn-Ik. Christus brengt het ware hogere IK van de mens. Christus kan het oerbeeld van de mens, zoals het oorspronkelijk bij de schepping gedacht was, herstellen.