Fra Angelico: Annunciazione
Lucas 1 : 26 – 38 Verkondiging van de engel Gabriël aan Maria
(zie ook de notitie voor 2e Advent)
Na de twee adventzondagen waarin de perikopen spraken over Johannes de Doper, naderen we nu de geboorte van het Jezuskind. De moeder van Johannes, Elisabeth, leefde vijf maanden in afzondering. In de zesde maand nadat de engel verscheen aan haar man Zacharias, die priester in de tempel te Jeruzalem was, vindt deze scène plaats. Maria is in haar huis, de engel Gabriël komt bij haar en verkondigt haar de komst van haar kind.
Maria woont in een kleine gemeenschap in Galilea. Nazareth ligt verscholen in de heuvels westelijk van het Meer van Galilea. Daar in een van de dalen had zich een levensgemeenschap gevestigd, waarbinnen een streng en diep religieus leven werd geleid. Waarschijnlijk was het een gemeenschap van Essenen of daaraan verwant. Over Jezus wordt later in de evangeliën gezegd dat Hij een Nazareër is. De Nazarenen streefden ernaar het mensenwezen zoveel mogelijk in zijn hemelse oorsprong te bewaren en te verhinderen dat het zou verzinken in het al te veel menselijk begeren. De leden van de orde der Essenen leefden zelf streng ascetisch, maar om het klooster woonde een grotere gemeenschap van mensen, die het handwerk en de ambachten uitoefenden waarmee zij voor de gemeenschap geld verdienden. De ambachtslieden reisden rondom hun vakmanschap in dienst van buitenstaanders te stellen. Ook zij leefden vroom en sober.
We kunnen ons dus echt voorstellen dat Maria, op het moment dat de engel Gabriël aan haar verschijnt, in gebed was of mediteerde. De opmerking ‘Toen hij binnentrad..’ (Lucas 2:28) duidt daarop. De NBV schrijft: ‘Gabriël ging haar huis binnen..’ De Willibrord-vertaling schrijft: ‘De engel trad bij haar binnen’ en noemt de naam Gabriel in deze zin niet. Evenmin wordt het woord ‘huis’ gebruikt. Het begrip ‘huis’ staat in de beeldentaal voor het innerlijk, het zielewezen van de mens dat woont binnen de omhulling van het fysieke lichaam.
Met de kinderen zou aan de hand van dit tekstfragment misschien besproken kunnen worden, dat wanneer een mens een engel ontmoet hij daarvan meestal schrikt. Dat gebeurde bij Zacharias, die in het donker van de tempel opeens de aartsengel Gabriël aanschouwde. En nu horen we dit ook hier bij Maria. Maar engelen stralen Gods liefde en wijsheid uit en zij stellen je daarom meteen gerust en zeggen: ‘Wees niet bevreesd’, of ‘Wees niet bang’. Je kunt de kinderen eens vragen of zij ooit een engel hebben ervaren. Advent is een gunstige tijd om dit soort gesprekken met de kinderen te voeren.
Rudolf Steiner spreekt in zijn voordrachten over de jaarfeesten (De kringloop van het jaar - GA 229, voordracht van 13-10-1923) erover dat de aartsengel Gabriël alle zielen, die in een jaar geboren zullen worden, tussen Kerst en Pasen binnenleidt in de maansfeer op weg naar de aarde. Hij doet dat voor iedere incarnerende ziel. De aartsengel Gabriël is de leidende engel van de geboorte, die in de kring van jaarfeesten staat van Kerstmis tot Pasen. Met de kinderen van de lagere klassen is de tijd van vóór de geboorte een gespreksonderwerp voor de lessen RO. Je mag met een gerust hart vertellen dat Gabriël ieder kind naar de aarde begeleidt. Een tweedeklasser (groep 4) merkte eens op: “Ja dat is zo, maar ik ben het eigenlijk vergeten.” Een antwoord als het volgende was voor veel kinderen een intense geruststelling: “De mensen vergeten meestal hoe het was voordat zij geboren werden, net zo goed als wanneer je een mooie droom snel vergeet. Maar toch begeleidt de aartsengel Gabriël je dan en hij geeft je aan je eigen engel, die je dan verder in het leven zal begeleiden.”
Om de figuur van Maria de moeder van Jezus zijn in de traditie van de Katholieke Kerk veel gebruiken en feestdagen ontstaan. In zijn boek Tussen Bethlehem en Jordaan geeft Emil Bock een overzicht van de twee biografieën van Maria, de Maria uit het evangelie volgens Mattheüs en de Maria volgens het Lucas-evangelie.
Op 8 december is de officiële feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Een dogma, dat is aangenomen in 1854 stelt dat Maria ter wereld kwam zonder door de erfzonde te zijn belast. Zij werd ontvangen met een onbevlekte ziel. Volgens de katholieke geloofsleer bracht de bijzondere uitverkiezing van Maria als de moeder van Jezus met zich mee dat zij de enige mens in heel de geschiedenis moet zijn wier ziel nooit met enige zonde bevlekt geweest is, zelfs dus niet met erfzonde is bevlekt. Een soortgelijk beeld kennen wij van de ziel van het Lucas-Jezuskind. Het lijkt erop dat in de kerkgeschiedenis twee beelden verweven zijn.
Het is aan te raden het boek van Emil Bock te bestuderen. Van Bock is ook nog een boekje met drie voordrachten over Maria verschenen . Emil Bock gaat daar in op de wereldhistorische betekenis van Maria, het geheim van de maagdelijke geboorte, de samenhang tussen Maria en Eva als ‘oermoeder’ en de verhouding tot de Sophia, het menselijke vermogen tot inzicht. Het is goede lectuur voor een kerstvakantie.
Bronnen:
Emil Bock: Tussen Bethlehem en Jordaan (1984) – Uitgeverij Christofoor, Zeist
Emil Bock: Maria, een drievoudig geheim (2003) - Uitgeverij Kamerling, Zutphen