maandag 16 augustus 2010

12e Zondag na Trinitatis

Fresco uit de Johanneskirche in Müstair - Genezing van de doofstomme


Marcus 7 : 31 – 37 Genezing van een doofstomme

Voor de bijdrage over deze perikooptekst uit 2009: klik hier.

Het evangelie volgens Lucas staat bekend om de vele beschrijvingen van genezingen. Het evangelie volgens Marcus beschrijft er twaalf. Met het getal twaalf lijkt Marcus te duiden op de kosmische werking die van Christus uitgaat. Hij is tussen zijn apostelen als de zon temidden van de twaalf tekens van de dierenriem.
Het evangelie beschrijft Jezus’ tocht van Tyrus naar Dekapolis, het gebied van de Tien Steden, dat ligt ten oosten van het Meer van Galilea en het dal van de Jordaan. Het gebied reikte van Damaskus in het noorden tot Philadelpia, het huidige Amman. De steden in het gebied waren sterk beïnvloed door de Griekse cultuurimpuls. Ze waren opgebouwd of herbouwd in de tijden van Alexander de Grote. De Joden hielden het voor een gebied van heidenen, maar Jezus bezocht het verschillende malen, o.a. wanneer hij bezetenen in de grafholen geneest. (zie de perikoop van 4e zondag na Epifanie en ook Marcus 5:1-20) Het moet een gebied zijn geweest waar veel oude mysterieplaatsen waren, die in verval waren geraakt, decadent waren geworden. Vanuit dit gezichtspunt mogen we er vanuit gaan dat de dove en slecht sprekende man, niet zomaar de eerste de beste mens is die bij Jezus gebracht wordt, maar dat hij eerder iemand was, die bij deze mysterieplaatsen hoorde, daarvan een leerling of priester was.

Jezus neemt de man apart van de menigte, zodat Hij met hem alleen was. Hij geneest de dove en slecht sprekende man niet door slechts een woord uit te spreken, maar Christus Jezus raakt de dove man aan, stak Zijn vingers zelf in de oren van de dove man en met Zijn met spuug bevochtigde vingertoppen raakt Hij de tong van de man aan. Dan kijkt Hij op naar de hemel, naar het gebied van de sterren waarvandaan helende kosmische krachten stralen. Jezus zucht diep een roept. Tot in detail is deze genezing door Marcus beschreven. Men zou hierin kunnen herkennen dat de man op vier niveaus wordt aangesproken door de helende kracht van het Christuswezen: eerst de fysieke aanraking doordat Christus bij hem de vingers in de oren steekt, dan de heling van de levenskrachten (etherlichaam) doordat Christus met speeksel de tong bevochtigt, daarop de genezing van het zielelichaam (astraallichaam), door het diepe ademen en opkijken naar de sterrenwereld (astrale wereld) en tenslotte wekt Christus met het uitroepen van het woord ‘Effatha’, dat is Ga open! het Ik-wezen van de dove man op tot eigen activiteit.

Jezus wil echter niet dat er ruchtbaarheid gegeven wordt aan Zijn daden. Het evangelie schrijft dat Hij het verbood iemand iets te zeggen. Hoe meer Hij het verbood des te meer verkondigden zij het. Men kan zich voorstellen dat ook de dove en slecht sprekende man daaraan meedeed.
Wanneer binnen de oude mysteriën iemand werd ingewijd, werd hij in een doodslaap van enkele dagen gebracht, waarbij zijn ziel ervaringen opdeed in de goddelijk-geestelijke werelden. Bij het ontwaken kon zo’n inwijdeling vertellen wat hij had meegemaakt. Het zou kunnen zijn dat deze man het woord van de goden niet meer had kunnen vernemen en er ook niets meer over had kunnen meedelen. Nu echter heeft hij gehoord en kan hij spreken, want het goddelijke zonnewezen van Christus, dat eerst in de hemelen vertoefde, heeft hem apart genomen en zijn oren geopend, zijn tong losgemaakt.

Bronnen:
H.A.P.Ogilvie: Godszoon en Mensenzoon, beschouwingen over het evangelie volgens Marcus uitgeverij Kluwer Deventer 1946
Siegwart Knijpenga: Niets is verborgen, Kosmische dimensies in het Marcus-evangelie uitgeverij Kok Kampen 2004