maandag 13 september 2010

16e zondag na Trinitatis

The church of Saint Patrick - Timberscombe (near Minehead) -Somerset

Lucas 7 : 11 – 17 Opwekking van de jongeling van Naïn
(zie ook de bijdrage uit 2009 - klik hier)


Op de 16e zondag na Trinitatis wordt het evangelieverhaal over de opwekking van de jongeling van Naïn gelezen.
Rudolf Steiner spreekt over de verschillende opwekkingen in de evangeliën: van het dochtertje van Jaïrus (Lucas 8:41, Mattheüs 9:18-26 en Marcus 5:22-43), van de Jongeling van Naïn (Lucas 7:11-17), en de opwekking van Lazarus (Johannes 11:1-54). Ieder van deze daden van Christus Jezus heeft een eigen karakter. De opwekking van de jongeling van Naïn grijpt in in de wetten van karma en reïncarnatie. Christus Jezus geeft hier de lotsdraden uit het verleden een nieuwe toekomstimpuls .

Rudolf Steiner:
Wat we lezen over de "opwekking" van de jongeling te Naïn, behelst het geheim van de voortzetting van het werk van Christus. Terwijl bij het verhaal van de genezing van de dochter van Jaïrus, dat ik u eergisteren even in het kort beschreven heb, de geheimen zo diep zijn, dat Christus daarbij maar weinig mensen aanwezig wil hebben en hun opdraagt er niet verder over te spreken, zien we dat deze "opwekking" direct bekend gemaakt wordt. De eerste genezing (van het dochtertje van Jaïrus) kon alleen verricht worden door iemand, die diep inzicht had in de geheimen van het fysieke lichaam. De andere (de opwekking van de jongeling van Naïn) was een inwijding. De persoonlijkheid, die leeft in het lichaam van de jongeling van Naïn moet een zeer bijzondere soort inwijding beleven.
Er zijn namelijk verschillende soorten inwijding. De ene soort bestaat hieruit, dat de betrokkene onmiddellijk na de inwijding de kennis over de hogere werelden voor zich ziet oplichten; hij krijgt dan inzicht in de gebeurtenissen en wetmatigheden van de geestelijke werelden. Een andere soort kan een zodanige zijn, waarbij in de ziel als het ware een kiem wordt gelegd, zodat deze ziel nog een volgende incarnatie moet afwachten; dan komt die kiem tot rijpheid en wordt de gereïncarneerde een ingewijde in de volste zin van het woord.
Zo'n ingewijde nu werd de jongeling van Naïn. Tijdens het gebeuren in Palestina voltrok zich een verandering in zijn ziel; hij had nog niet de indruk tot de geestelijke wereld te zijn opgestegen. Pas in de volgende incarnatie kwamen de krachten te voorschijn, waarvan de kiem bij zijn inwijding in zijn ziel was gelegd. In deze niet-esoterische voordrachten kan niet de naam genoemd worden van de geïncarneerde; er kan alleen op gewezen worden, dat later in een zeer beroemd godsdienstleraar de ziel geïncarneerd was, die door Christus in de jongeling te Naïn was "opgewekt". Op deze wijze kon er in later tijd een nieuwe verkondiger van het Christendom opstaan, die dus beschikte over de krachten, die in eerste aanleg door Christus zelf in zijn ziel waren gelegd. Op deze wijze heeft Christus ervoor gezorgd, dat er later een persoonlijkheid zou opstaan, die het Christendom weer verder kon brengen. De persoonlijkheid, die in de jongeling van Naïn "opgewekt" werd, is ertoe uitverkoren, later steeds meer en meer het Christendom te doordringen met de leer van karma en reïncarnatie; deze kon in de tijd van Christus niet uitdrukkelijk als leer verkondigd worden, omdat er in de mensenzielen eerst een gevoel voor moest worden wakker geroepen.

uit: Rudolf Steiner Voordrachten over het Evangelie volgens Lucas (GA 114)
10 voordracht Bazel, 26 september 1909

In de passage uit de voordrachtcyclus over het Lucas-evangelie hierboven kan Rudolf Steiner niet ingaan op de individualiteit van de jongeling van Naïn. In persoonlijke gesprekken en in een esoterisch uur sprak hij daar wel over.

De jongeling van Naïn volgde na zijn opwekking Christus als leerling. Hij behoorde niet bij de twaalf.
Vraag: Wordt hij niet als leerling van Christus in de apocriefe evangeliën genoemd?
Antwoord: In de volgende incarnatie verscheen hij als Manes; de volgende belichamingen zijn te herkennen aan legenden, die op de opwekking van Lazarus lijken.(overgeleverd uit persoonlijke gesprekken van priesters van de Christengemeenschap W.Klein en Emil Bock met Rudolf Steiner, februari 1924)
uit: Rudolf Steiner Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der esoterischen Schule 1904–1914 (GA 264)

Volgens aantekingen van Elisabeth Vreede:
In het Lucas-evangelie (hoofdstuk 7) wordt ons in aangrijpende woorden de opwekking van de jongeling van Naïn geschildeld. Elk woord heeft betekenis in deze vertelling, die erop wijst dat in de jongeling van Naïn het hele derde na-atlantische tijdperk leefde, de Egyptisch-Chaldeeuwse cultuur, hoe deze zich heeft kunnen ontwikkelen onder de invloed van die krachten, die toentertijd inwerkte op de menselijke ziel.
De jongeling van Naïn uit het Lucas-evangelie is geen ander dan de jongeling van Saïs; tot in de namen is het onderscheid tussen de geestelijke omgeving van het derde en het vierde cultuurtijdperk verstopt. De jongeling van Saïs wilde onvoorbereid kennis nemen van de geheimen der wereld; hij wilde zoals de andere ingewijden een “Zoon van de Weduwe” worden, van de weduwe Isis die treurde om haar verloren gemaal Osiris. Maar omdat hij niet voorbereid was, omdat hij hier op fysiek niveau zelf het beeld van Isis wilde onthullen en de hemelse geheimen wilde schouwen, stierf hij. Geen sterveling kon de sluier van Isis oplichten. In de jongeling van Saïs wordt de onmacht van de wijsheid der Egyptische tijd gesymboliseerd.
Hij wordt opnieuw geboren, hij groeit op als de jongeling van Naïn, hij is opnieuw een “Zoon van de Weduwe”; opnieuw sterft hij op jonge leeftijd. En Christus Jezus komt naderbij wanneer de dode uit de stadspoort gedragen wordt. En
“veel mensen uit de stad gingen met haar”, gingen met zijn moeder; dat is de schare van Egyptische ingewijden. Zij zijn allen doden, die een dode gaan begraven. “Toen de Heer haar zag, voelde Hij diep medelijden met haar en hij zeide tot haar: Weeklaag niet.” Zij weeklaagde, de moeder, die daar is zoals Isis, die de zuster en tegelijk de gemalin van Osiris was. “En Hij sprak: Jongeling, u zeg ik: Sta op! En de dode richtte zich op en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder.” De vroegere Isis is naar de aarde afgedaald; haar krachten kunnen nu op de aarde opnieuw tot leven gewekt worden. De zoon wordt weer aan de moeder teruggegeven. Het is nu aan hem om zich vol met haar te verbinden. “Ontzag vervulde hen allen, zij prezen Gods openbaring en zeiden: Een groot profeet is onder ons opgestaan!” Aan de jongeling van Naïn schonk Christus Jezus een kiem welke pas in een volgende incarnatie tot bloei zou komen.
Hij werd later een groot profeet, een geweldige godsdienstigleraar. Hij trad op in het Babylon van de derde eeuw na Christus als Mani of Manu, de grondlegger van het Manicheïsme.

uit: Rudolf Steiner Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der esoterischen Schule 1904–1914 (GA 264)
zonder plaats- of datumvermelding, uit herinneringsnotities van Elisabeth Vreede


The church of the Holy Ghost - Crowcombe - Somerset