zaterdag 25 september 2010

Michaël - 29 september

Vincenzo Foppa (ca.1430-ca.1515): Michael

Openbaring 12 : 1 – 18 Strijd in de hemel

In de bijdrage over deze perikooptekst uit 2009 (klik hier) is op een bepaalde manier gekeken naar de beelden, die door de woorden van de Apocalyps voor ons worden geschilderd. Rudolf Steiner behandelde de betekenis van de Apocalyps heel diepgaand en uitgebreid in een laatste cursus voor de priesters van de Christengemeenschap. Hij schreef zelf in een brief aan zijn vrouw Marie Steiner-von Sivers op 2 oktober 1924, dat deze cursus een maximum van zijn krachten had gevergd, omdat hij de inhouden van zo’n spirituele hoogte moest halen.
(Peter Selg: Marie Steiner-von Sivers biografie, blz. 221).

Uit deze cursus de volgende passage:
Ziet u, beste vrienden, sinds het mysterie van Golgotha werd door degenen die als geïnitieerden de kosmische geheimen begrepen, Christus beschouwd als het zonnewezen dat vóór het mysterie van Golgotha met de zon verbonden was. De mysteriepriesters uit de voorchristelijke tijd zagen omhoog naar de zon als ze zich met Christus wilden verbinden. Christus is sinds het mysterie van Golgotha geest van de aarde geworden. We moeten hem in het aardse leven, in de aardse activiteit zoeken: Christus, de zonnegeest. Zij die hem wilden schouwen, die zich met hem wilden verenigen voor het mysterie van Golgotha, moesten zich omhoog richten naar de zon.
Deze zonnegeest, die we op de manier waarop hij op aarde is gekomen volkomen terecht als een mannelijk wezen aanduiden, die is -ofschoon soortgelijke gebeurtenissen ook voor vroegere tijdperken beschreven kunnen worden, zoals ik dat herhaaldelijk heb gedaan- in deze vorm schitterend beschreven in het gezicht van de schrijver van de Apocalyps, in die diepzinnige schouw, dat visioen dat direct, bijna materieel, in het midden van het atlantische tijdperk in een schitterende fysieke verschijning voor ons staat. Na dit tijdstip zagen de mysteriewijzen, als ze opzagen naar de zon, in de zon Christus zich verder ontwikkelen en rijp worden tot op het punt dat hij door het mysterie van Golgotha heen kon gaan. Als ze naar dit punt in de ontwikkeling van de atlantische tijd keken, dan zagen ze in deze atlantische tijd dat zich buiten in de kosmos een geboorte voltrok in de zon.
De priesters die in het midden van de atlantische tijd de geboorte van Christus als een mannelijk wezen in de zon zagen, zagen voordien in de zon een vrouwelijk wezen. Dat is de veelzeggende verandering die zich in het midden van de atlantische tijd voltrok, dat men voor het midden van de atlantische tijd in de geestelijke zonneaura de kosmische vrouw zag, 'de vrouw bekleed met de zon'. Dit kwam werkelijk overeen met wat indertijd bovenaards, in de hemel gebeurde: 'de vrouw bekleed met de zon die daarna een jongeling baart'. Het wordt door de schrijver van de Apocalyps juist aangeduid als de geboorte van een jongeling, die hetzelfde wezen is dat daarna door het mysterie van Golgotha heen gaat en die vroeger andere vormen heeft doorgemaakt. Een soort geboorte, die evenwel een gecompliceerd soort metamorfose was, vond indertijd plaats in de atlantische tijd. Men kon zien hoe de zon het mannelijke, het zoonachtige baarde. Welnu, wat betekent dat voor de aarde? In het midden van de atlantische tijd voelde men zoiets als het zonnebestaan natuurlijk heel anders dan nu. Nu beschouwt men de zon alsof zij een verzameling kraters en brandende massa's is; het is een afschuwelijk beeld dat de huidige fysici beschrijven. Maar toentertijd zag men zoiets als wat ik nu beschreven heb. Men zag werkelijk de met de zon beklede vrouw, de draak onder haar voeten, een jongeling barend. Degenen die zoiets zagen en begrepen, zeiden bij zichzelf: dat is voor de hemel de geboorte van Christus, dat is voor ons de geboorte van ons ik ook al kwam dit ik pas veel later in het innerlijk van de mens aan.
Sedert dit tijdstip in het midden van Atlantis verliep de ontwikkeling zodanig dat de mensen zich steeds meer bewust werden van hun ik. Ze waren zich van hun ik weliswaar niet zo bewust als wij in deze tijd, maar meer op een elementaire manier; ze werden zich echter van hun ik steeds meer bewust doordat ze er door de mysteriepriesters opmerkzaam op werden gemaakt dat de zon het ik in de mens doet ontvlammen. En door deze geboorte, die de schrijver van de Apocalyps als een beeld laat zien, ontvlamde het ik onophoudelijk van buitenaf door de inwerking van de zon, tot het vierde na-atlantische tijdperk toen het Ik bij de mens was binnengetrokken. Dat voelde men; men voelde dat de mens eigenlijk bij de zon hoorde. Dat was toen een heel diep in de menselijke natuur insnijdende ervaring.
Tegenwoordig, nu we met betrekking tot het beleven van de ziel zulke zachtaardige mensen geworden zijn, kunnen we absoluut niet meer beseffen hoe stormachtig de zielebelevenissen van de mensen in vroeger tijden op en neer golfden. Want tegenover het feit dat de mens het Ik uit de kosmos geschonken kreeg, ervoer de mens destijds op aarde dat alles wat zijn vroegere natuur geweest was, nu iets anders wordt. Vroeger was hij in wezen op zijn astrale lichaam aangewezen, op dat wat zich in het astrale bevond, en dat werkte in ziel en geest op zo'n manier dat de mens in die oude tijd het idee had: hier [afbeelding, links] staat hij, daarboven is de zon, het ik is er nog niet, maar vanuit de zon werkt het astrale in de richting naar beneden. De mens draagt van de zon het astrale lichaam in zich, het astrale lichaam dat nog niet door het Ik wordt beheerst, dat innerlijk nog drager is van weliswaar verfijnde maar toch dierachtige emoties. Nu is hij een heel ander mens geworden, hij is een ik geworden, dat voordien alleen door het astrale lichaam doortinteld was. Dat kwam allemaal van de zon.

Rudolf Steiner: detail van de bordtekening bij de voordracht

Laten we ons nu eens voorstellen ik zal het heel schematisch tekenen [afbeelding, links] hoe het beeld, het zonnebeeld in de vroegste atlantische tijd doordrongen was met een levend lichtschijnsel dat zich tintelend in de onderste helft van het zonnewezen bewoog.

Daaruit wordt boven iets geboren, men voelde vaag hier iets van een gelaat. Onderin het zonnewezen voelde de mens de oorsprong van wat bij hem in het eigen astrale lichaam als emoties opborrelde, maar ook alles wat aan de mens zijn zielewezen en geestwezen gaf. De volgende fase, zoals de zon later werd gezien, zou zo geweest zijn [afb. midden]: het kristalliseert zich uit, het gelaat wordt helderder, het neemt de gestalte van een vrouw aan, nog onduidelijk [blijft] datgene wat de beheersing door het ik de mens zal brengen. Steeds kleiner wordt de ruimte, dat wat daaronder dierlijk kronkelt. Tenslotte komt de tijd dat de vrouw dus in de zon is, de jongeling baart en onder de voeten van de vrouw nu dat wat er vroeger was [afb. onder rechts], dus waar de Ik barende vrouw vanuit de zon het beeld toont dat ze de draak beheerst: de astrale wereld van het vroegere tijdperk, die nu onder haar voeten ligt.
In die tijd begon op de zon de strijd van Michaël met de draak en dat leidde ertoe -men zag dat helemaal in fysieke verschijning- dat alles wat er in de zon was zich langzaam naar de aarde toe bewoog en aards ingrediënt werd, aardse inhoud werd. Dat beheerste daardoor nu de mens in zijn onbewuste, terwijl in zijn bewustzijn steeds meer het Ik zijn intrek nam.
Dat wat daar kosmisch gebeurde in de atlantische tijd had zijn mythologische tegenbeeld in het Grieks-Latijnse tijdperk. Het vroegere beeld van Isis met het Horuskind, dat nadien het beeld van de jonkvrouw met het Jezuskind werd, dat zal door de mensheid in een terugblik als visioen beleefd kunnen worden in het eerstvolgende tijdperk, dat ons binnenkort te wachten staat. De mens zal in dit beeld de met de zon beklede vrouw zien, die de draak onder de voeten heeft die door Michaël op de aarde werd geworpen, zodat hij niet meer in de hemel te vinden is. Dit beeld dat dan zal veranderen, zal verschijnen in het tijdperk waarin de draak los zal zijn en waarin zal optreden wat ik u gisteren beschreven heb. Het is werkelijk zo dat de mensheid een verdiept schouwen van de oertijd van de aarde, van de oorsprong van de mensheid en tegelijk een etherisch schouwen van het Christuswezen te wachten staat, want in het Michaël tijdperk zal datgene optreden waar de schrijver van de Apocalyps op doelt als hij erover spreekt dat Michaël het drakenmonster op aarde heeft geworpen, waar het in de natuur van de mens werkzaam is. Maar Michaël zal zich wederom bekommeren om datgene in de natuur van de mens wat hij als drakenmonster naar beneden geworpen heeft.
Laten we ons levendig voorstellen, beste vrienden, hoe dat is. Men zal weer kunnen waarnemen in de atlantische tijd. De schrijver van de Apocalyps doet het op voorhand, hij heeft het visioen van de met de zon beklede vrouw die het Jezuskind baart en de draak onder de voeten heeft. Dit beeld wordt steeds zwakker naarmate de atlantische ontwikkeling verder gaat. En aan het eind van de atlantische ontwikkeling zullen er nieuwe continenten uit de zee beginnen op te rijzen, de continenten die de krachten omvatten waardoor de mensen van de na-atlantische tijd in al hun afdwalingen terecht zijn gekomen. Uit de zee komt het beest omhoog met de zeven koppen (Openbaring 13:1) en zevenvoudig land komt uit de zee omhoog, de mensen omlaag trekkend door dat wat uit zijn emoties geestelijk door de aarde wordt uitgewasemd.
In de gestalte van dit uit de zee oprijzende zevenkoppige beest wordt immers voor de schrijver van de Apocalyps de atlantische catastrofe zichtbaar en dit zal in de toekomst opnieuw zichtbaar worden wanneer datgene waarop de schrijver van de Apocalyps wijst, in het michaëlische tijdperk weer plaatsvindt. Het zijn volstrekt reële gebeurtenissen waar de schrijver van de Apocalyps over spreekt die ons zeer ter harte gaan met betrekking tot het geestelijk leven van de mensheid. En juist dat wat hier in dit beeld ligt, hangt samen met het wezen van Christus.
We gaan een tijdperk tegemoet waarin inderdaad weer zal worden waargenomen hoe de geest in het aardse leeft, waarin dus ook de geestelijke processen van de transsubstantiatie voor de mensenziel zich zullen kunnen vertonen. Dan zal juist in de transsubstantiatie de aardse afspiegeling verschijnen van dat wat zich in de regionen van de hemel heeft voltrokken, waarvan datgene wat sinds het midden van de atlantische tijd is gebeurd een klein fragment is en wat allemaal verbonden is met het wezen van Christus.

uit: Rudolf Steiner Apocalypse en Priesterschap (GA 346)
12e voordracht, Dornach 16 september 1924

Bamberger Apocalypse, Het Boek met de Zeven Zegels - ca 1000 n.Chr
bron: www.bamberger-apokalypse.de