zondag 19 juni 2011

Trinitatis

Duomo in Cefalù (Sicilië) - Christus Pantokrator

Trinitatis (ook wel Hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid of Drievuldigheidszondag genoemd)

Mattheüs 28 : 16 – 20 De uitzending van de elf apostelen

Volgens de perikopenlijst kan men op de zondag van Trinitatis ook dit laatste gedeelte van het evangelie volgens Mattheüs lezen. Mattheüs beschrijft aan het begin van het 28e en laatste hoofdstuk van zijn evangelie de gebeurtenissen bij het graf van Jezus; hoe de vrouwen het lege graf vinden, daar de engel waarnemen, die hen zei dat Jezus uit de dood was opgestaan. Dan ontmoeten zij de verrezen Heer en bewezen Hem eer. Jezus zegt hen: ‘Gaat en verkondigt het aan mijn broeders, opdat zij gaan naar Galilea; daar zullen zij mij schouwen.’ (vertaling H.Ogilvie)

In de passage die we op Trinitatiszondag kunnen lezen, horen we over de laatste ontmoeting van Jezus met de apostelen in Galilea. De apostelen komen op de berg die Jezus hen had genoemd. Wat wij hier lezen doet ons sterk denken aan de beschrijving van de Hemelvaart, maar tegelijk ook aan de Verheerlijking op de Berg. ‘en toen ze hem zagen bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog.’ (28:17), luidt de NBV-vertaling. Heinrich Ogilvie en Julia van Andel vertalen het laatste stukje als: ‘enigen bleven op afstand.’ Wie bleven op afstand? Wie kwamen dichterbij? Waren het ook nu Petrus, Jacobus en Johannes die, zoals bij de Verheerlijking op de berg, voldoende voorbereid waren om de verrezen Heer te schouwen?

Volgens Emil Bock mogen we de geografische aanwijzing ‘Galilea’ ook opvatten als aanduiding voor de sfeer waar de Verrezene te vinden is, de ethersfeer van de aarde, de sfeer van de levenskrachten. ‘Galilea [...] een wonderbaar gebied van scheppende hemelkrachten. Levenscheppende krachten die de toekomst in zich dragen, pulseren daar overal in de grond, in de wateren van het meer van Gennesareth en in de atmosfeer. Het is alsof de gehele natuur van Galilea in haar bloei tot in etherhoogten en wereldzielesferen reikt; vroeger was het immers ook in deze natuur, dat de mensen gemakkelijk tot een bovenzinnelijk beleven kwamen’, schrijft hij. (E.Bock: Tussen Bethlehem en de Jordaan - blz.14)
De aanduiding ‘de berg’ komen we eveneens vaker in de Bijbel tegen en ook hierbij mag men meer denken aan een aanduiding voor een bewustzijnsfeer, dan aan een simpele geografische aanduiding. Rudolf Frieling wijst erop dat er in het evangelie volgens Mattheüs zeven maal sprake is van een berg, zodat er als het ware een keten van bergen door het evangelie is geweven. De eerste berg is de berg bij de Verzoeking (Mattheüs 4 : 1-11), waarop de duivel Christus alle koninkrijken van der wereld toonde en waar de duivel sprak: 'Dit alles zal ik u geven, als ge neerknielt en mij aanbidt.'
Op de laatste berg, die we hier vinden aan het einde van het 28e hoofdstuk, spreekt Christus zelf: 'Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde.' Het lijkt de omkering van wat er bij de Verzoeking uit de mond van de duivel klinkt. Op deze laatste berg wordt duidelijk wie er werkelijk aanbeden zou moeten worden.
Volgens Frieling sluit juist de evangelist Mattheüs aan bij de Bijbelse traditie waarin bergen worden genoemd als oorden van uiterlijke en innerlijke verheffing, openingen naar het bovenzinnelijke.

'Toen trad Jezus op hen toe en sprak tot hen: Mij is gegeven alle openbaringsmacht in de hemel en op aarde.' (Grieks: εδοθη μοι πασα εξουσια εν ουρανω και επι γης − gegeven is mij de macht (exousia) in het universum (hemel) en ook op de aarde (land) – Latijn: Omnis potestas in caelo et in terra - Alle macht in de hemel en op aarde.)

Door het Mysterie van Golgotha heeft de hoogste scheppersmacht zich opnieuw verbonden met Zijn schepping: de mens en de aarde waarop de mens zijn mensheidsontwikkeling moet doormaken. Door de menswording van Christus in Jezus van Nazareth is het Godswezen op aarde zichtbaar geworden, geopenbaard. Door Christus is in het innerlijk van de mens de kiem gelegd van de individuele geest, de kracht van het Hogere Ik van de mens.

Jezus zendt zijn leerlingen op weg om alle volken tot Zijn leerlingen te maken en hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Aan Mozes openbaarde zich het godswezen met de naam van de ‘Eyeh Asher Eyeh’ dan nog als het vurige element in de brandende braambos. Door de mysteriedaad van Christus Jezus, de Zoon, is deze naam van het ‘Ik Ben het Ik Ben’ als mogelijkheid tot geestelijke kern van warmte in de harten van de mensen gelegd. Daardoor is de naam van het Ik als Helende Geest tot in toekomstige tijden van de mensheid werkzaam. Met Pinksteren kwam de geestkracht over de individuele leerlingen, 'zichtbaar als tongen van vuur die zich verdeelden, en het kwam op ieder van hen.'

Zoals we aan het kleinste blad van een boom de werking van de zon kunnen ervaren, zo kunnen we door het kleine woordje ‘Ik’, waarmee elke mens zichzelf bedoelt, als naam aanduidt en ervaart, de goddelijke kracht van de Geest ervaren. Die kracht van het Ik, de kiem van de Geest, moet aan alle volken gebracht worden.

‘En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld.’ Dit is de laatste zin van het Mattheüs-evangelie. Door deze laatste vier verzen, die we als evangelietekst kunnen voorlezen op deze Trinitatis-zondag, recapituleren we nog eenmaal wat zich voltrok met Pasen Hemelvaart en Pinksteren. We sluiten de groep van lente-jaarfeesten af en mogen onszelf in de zomertijd gaan verliezen om daarmee onszelf juist weer terug te vinden.

Een goede zomer gewenst.

literatuur:
Emil Bock: Van Bethlehem tot de Jordaan (Christofoor, Zeist 1984)
Rudolf Frieling: Die Verklärung auf dem Berge (Verlag Urachhaus, Stuttgart 1969)
Herbert Hahn: Werkboek voor het godsdienstonderwijs in de vrijescholen (Driebergen 1990)