maandag 15 maart 2010

Judica (2) – 5e zondag van de Vastentijd

Gerbrand van den Eeckhout (1674): Christus en de Overspelige Vrouw


Johannes 8 : 2 – 13 Jezus en de overspelige vrouw

Een eerdere bijdrage uit 2009 is te vinden door hier te klikken.
Hieronder opnieuw enkele citaten uit voordrachten van Rudolf Steiner betreffende de bovengenoemde perikooptekst.

En nu nemen we eens wat anders. Laten we aan alles, wat vandaag gezegd is, nog toevoegen, dat Christus zegt: "Het diepste geheim van Mijn wezen is het Ik-Ben". "De werkelijke en eeuwige kracht van het Ik-Ben" of het Ik, die in staat is andere lichamen te doordringen, moet in de mens binnenvloeien. Ze is opgenomen in de aardegeest. Laten we ons eens goed in alle ernst voorstellen dat Christus het werkelijke Ik in ieder mens wil opwekken, de God in elk mens wil wekken, de Heer en Koning in elk mensenhart tot bewustzijn wil brengen, die kracht wil doen opvlammen. Wat zien we dan? Dan zien we, dat Christus niets minder wil dan in de ruimste en machtigste zin het idee van Karma, de wet van Karma, tot uitdrukking brengen. Want, als men de Karma gedachte volledig bevatten kan, dan zal men dat op Christelijke wijze doen. Het betekent niets meer of minder dan dat geen mens het recht heeft over het innerlijk van een ander een oordeel te vellen. Wie Karma nog niet op deze wijze verstaat, heeft het nog niet in al zijn diepte doorzien. Zolang een mens over een ander als rechter optreedt, zet hij de ander onder druk en wel van hemzelf. Als iemand werkelijk in Christelijke zin aan het Ik gelooft, spreekt hij geen oordeel uit, maar zegt: "Ik weet, dat Karma de grote verevenaar is. Wat ge ook gedaan hebt, ik spreek er geen oordeel over dit!" Laten we eens aannemen, dat men een zondaar zou brengen bij iemand, die in alle waarheid dat Christuswoord verstaat. Welke houding zou deze tegenover de zondaar aannemen? Laten we ons eens voorstellen, dat allen, die zich Christenen noemen, deze zondaar zijn zonde zwaar zouden aanrekenen. De werkelijke Christen zou zeggen: »Wat gij allen ook zegt, of hij het gedaan heeft of niet, zijn Ik moet gerespecteerd worden en aan de grote wet van Karma moet het oordeel overgelaten worden, aan deze wet, die de wet van Christus zelve is. Dit moet aan de Christus zelve overgelaten worden." Karma neemt zijn loop gedurende de ontwikkeling der aarde. Aan deze ontwikkeling kunnen we het overlaten, welke straf Karma over de mens brengt. Men zou zich tot de aarde kunnen wenden en tot de aanklagers kunnen zeggen: "Bemoeit u zich met uw eigen zaken! Het is de opdracht van de aarde, de straf vast te stellen. Laten we het daarom in de aarde schrijven, waar het toch al als Karma in is opgetekend."
"Jezus nu ging naar de Olijfberg. En des morgens vroeg kwam Hij weder in de tempel en al het volk kwam tot Hem en Hij zat neder en leerde hen. Maar de Schriftgeleerden en Farizeeën brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen en stelden haar in het midden en zeiden: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt in overspel. Mozes heeft ons echter in de wet geboden dezulken te stenigen. Wat zegt Gij?" Maar dit zeiden ze om Hem te verzoeken, opdat ze een beschuldiging tegen Hem zouden hebben. Maar Jezus bukte zich en schreef met de vinger in het zand. Toen ze nu niet ophielden Hem te vragen, richtte Hij zich op en sprak: Wie Uwer zonder zonden is, werpe de eerste steen op haar!" En Hij bukte wederom en schreef in het zand. Toen ze dit nu hoorden (en door hun geweten overtuigd waren), ging de een na de ander van de oudsten weg tot de eenvoudigste toe; en Jezus werd alleen gelaten met de vrouw, staande in het midden. Jezus richtte zich op en toen Hij niemand zag dan de vrouw, sprak Hij tot haar: "Vrouw, waar zijn uw beschuldigers? Heeft niemand u veroordeeld?"
Dit zegt Hij om al het veroordelen van buitenaf af te wijzen en te wijzen op het Karma.
Zij zeide echter: "Niemand, Heer."
Ze is aan haar Karma overgelaten; dan is het enig juiste, niet verder aan de straf te denken, die zich door het Karma zal vervullen, maar het leven te beteren.

En Jezus zeide tot haar: "Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen en zondig verder niet meer."
Hier zien we nu, hoe Karma samenhangt met de diepe betekenis van de Christus voor de aarde. "Hebt ge Mijn Wezen begrepen, dan hebt ge ook begrepen Degene, Wiens wezen Ik tot uitdrukking breng en dat het Ik de vereffening tot stand brengt."
Zelfstandigheid en innerlijke geslotenheid is hetgeen Christus als impuls aan de mensen gegeven heeft.
De mensen zijn tegenwoordig nog niet heel ver gekomen in het begrijpen van het ware christendom. Als de mensen echter leren begrijpen, wat er besloten ligt in een geschrift als het Johannes Evangelie, dan zullen ze het appèl, dat erin vervat is, geleidelijk aan verstaan en in zich opnemen. In de verre toekomst zal het ideaal van het Christendom vervuld zijn.
We zien dus, hoe in de na Atlantische tijd de eerste impuls in de aarde stroomt om de mens tot hogere ontwikkeling te brengen.

Uit Rudolf Steiner: Voordrachten over het Johannes-evangelie (GA 103)
7e voordracht - Hamburg, 26 mei 1908

En vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht. Toen brachten de schriftgeleerden en de farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?’ Dit zeiden ze om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond.’ (Joh.8:1-6)
Wat schreef hij? Hij schreef de zonde in in de geestelijke wereld. En de zonde zal vanuit de geestelijke wereld weer in balans worden gebracht! De anderen echter herinnert hij eraan of zij zichzelf niet van zonden bewust zijn. Want alleen dan, wanneer er niets in evenwicht gebracht hoeft te worden, allen dan zouden zij kunnen zeggen, dat zij niet in verbinding stonden met de zonden van deze vrouw en zouden zij haar kunnen berechten. Ze weten echter niet of zij niet zelf in een vorig leven veroorzaakt hebben wat haar nu treft; ze kunnen ook niet weten dat zij in een vroeger leven deze vrouw daartoe hebben gebracht dat zij nu de echt verbroken heeft, of zij niet zelf in een vorige leven deze zonde hebben begaan of er de oorzaak hebben neergelegd. Alles is in het karma ingeschreven. Jezus schreef in de aarde, die hij met zijn geestelijk licht doordrongen had; dat betekent, aan de aarde vertrouwt hij toe, wat het lot (karma) zal zijn van deze overspelige vrouw. Hij wilde zeggen: Ga de wegen die ik je nu voorteken! Word zo, dat je zegt: Wij berechten niet, wij laten hetgeen in de mens is over aan de karmische vereffening! – Wanneer de mensen dat navolgen, komen zij uit bij het karma. Men heeft het karma niet nodig om als dogma te leren. Men heeft het door deze daad geleerd. Zo onderrichtte Jezus.

Uit Rudolf Steiner: Das Johannesevangelium im Verhältnis zu den drei anderen Evangelien (GA 112) 14e voordracht - Kassel, 7. Juli 1909